ECLI:NL:RBARN:2012:BV2844

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
223894
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling en rectificatie door bestuurder van stichting Innoforte

In deze zaak vorderde [eiser], de directeur van de stichting Innoforte, zijn wedertewerkstelling na een schorsing door de Raad van Toezicht. De procedure begon met een kort geding waarin [eiser] stelde dat hij altijd naar volle tevredenheid had gefunctioneerd en dat de schorsing niet rechtsgeldig was, omdat de Ondernemingsraad niet was geraadpleegd. Hij vorderde ook rectificatie van een artikel in De Gelderlander waarin stond dat hij was ontslagen. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had bij zijn vordering tot wedertewerkstelling, maar dat de vordering moest worden afgewezen. De rechter oordeelde dat Innoforte aannemelijk had gemaakt dat er een redelijke grond voor de schorsing was en dat de belangen van [eiser] niet opwogen tegen die van de stichting. Wat betreft de rectificatie oordeelde de rechter dat Innoforte moest rectificeren dat [eiser] niet was ontslagen, maar vrijwillig zijn functie had neergelegd. De rechter bepaalde dat Innoforte binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis een rectificatie moest sturen naar De Gelderlander, met een dwangsom voor het geval zij hier niet aan voldeed. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 223894 / KG ZA 11-657
Vonnis in kort geding van 12 januari 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. C.E. Dingemans te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING INNOFORTE,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Velp, gemeente Rheden,
gedaagde,
advocaat mr. R.J. Dil te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Innoforte genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de vermeerdering van eis
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Innoforte
- de wijziging van eis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. De advocaat van [eiser] heeft ter zitting aangegeven dat zij de brief van 27 december 2011 van de advocaat van Innoforte met daarbij het verzoekschrift niet heeft ontvangen en dat zij zich er dan ook tegen verzet dat het verzoekschrift deel uitmaakt van de stukken in deze zaak. Wat er verder ook van dit bezwaar zij, vastgesteld kan worden dat de argumenten die Innoforte heeft gebruikt ter onderbouwing van haar standpunt in het verzoekschrift ook zijn opgenomen in haar pleitnota tevens conclusie van antwoord in de onderhavige zaak. De pleitnota zal dan ook als uitgangspunt worden genomen voor wat betreft het verweer van Innoforte in dit kort geding.
Overigens is ter zitting gebleken dat het verzoekschrift wel in bezit was van (de advocaat van) [eiser] en dat men op de hoogte was van de inhoud daarvan. Voor zover er een beroep is gedaan op ontijdigheid, voor zover aanwezig, kan daarom niet worden geconcludeerd dat [eiser] daardoor in zijn verdediging is geschaad.
2. De feiten
2.1. [eiser] is sinds 1 oktober 1999 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Innoforte als directeur. Vanaf oktober 1999 is [eiser] tevens benoemd tot bestuurder. De arbeidsovereenkomst is voor onbepaalde tijd gesloten.
2.2. Sinds 26 februari 2004 is [eiser] voorzitter van de Raad van Bestuur van (de rechtsvoorganger van) Innoforte. Vanaf 1 oktober 2009 is mevrouw [betrokkene 1] lid van de Raad van Bestuur en kent Innoforte dus een tweehoofdige Raad van Bestuur.
2.3. Innoforte heeft daarnaast een Raad van Toezicht. De voorzitter hiervan is mevrouw [betrokkene 2].
2.4. Over de jaren 2000 tot en met 2008 heeft de Raad van Toezicht van (de rechtsvoorganger van) Innoforte [eiser] jaarlijks een bonus toegekend van € 10.000,-. In de begeleidende brieven heeft de Raad van Toezicht onder meer geschreven:
De Raad drukt hiermee uit dat u (…) erin bent geslaagd een groot aantal doelstellingen die (…) waren gepland te realiseren. Wij danken u hiervoor.
Over de jaren 2009 en 2010 is [eiser] een bonus toegekend van € 5.000,-. In een brief van 11 augustus 2011 heeft [betrokkene 2] onder meer geschreven:
De Raad drukt hiermee uit dat u er in bent geslaagd, de geplande doelstellingen voor een groot deel te behalen en het financiële resultaat boven budget te laten uitkomen. Wij danken u hiervoor.
2.5. Op 6 oktober 2011 heeft er tussen [eiser] en de Raad van Toezicht overleg plaatsgevonden.
2.6. [eiser] heeft op 11 oktober 2011 met de heer [betrokkene 3], humanresourcesmanager bij Innoforte, gesproken. Over de inhoud van dit gesprek verschillen partijen van mening.
2.7. Op 26 oktober 2011 hebben [eiser] en zijn advocaat, een kantoorgenoot van mr. Dingemans, overleg gevoerd met [betrokkene 3] over een mogelijke vroegpensioen-/vertrekregeling. Daarbij werd de mogelijkheid opengehouden dat [eiser] in 2012 enige werkzaamheden voor Innoforte zou blijven verrichten.
2.8. Bij brief van 8 november 2011 heeft de advocaat van Innoforte [eiser] een voorstel gedaan. [eiser] kon met de inhoud hiervan niet instemmen, hetgeen de advocaat van [eiser] Innoforte bij brief van 14 november 2011 heeft bericht. Tevens is in die brief aangegeven dat [eiser] zijn werkzaamheden per 16 november 2011 weer wilde hervatten. Innoforte heeft in reactie hierop aangegeven dat dat ongewenst was gelet op de intentie van partijen.
2.9. Op 24 november 2011 hebben partijen opnieuw overleg gevoerd, maar dat heeft niet tot overeenstemming geleid. Partijen verschillen van mening over de verdere inhoud van dat gesprek.
2.10. Bij e-mailbericht van 24 november 2011 heeft de advocaat van Innoforte de advocaat van [eiser] bericht dat de beslissing van [eiser] (volgens Innoforte dat [eiser] vrijwillig zijn bestuurderschap neerlegt) intern bij Innoforte bekend zou worden gemaakt.
2.11. Op 30 november 2011 heeft Innoforte een interne brief aan de leden van het managementteam gestuurd, waarin was opgenomen dat [eiser] met ingang van 25 november 2011 op verzoek van de Raad van Toezicht vrijwillig zijn werkzaamheden had neergelegd.
2.12. Bij brief van 6 december 2011 heeft de advocaat van [eiser] gereageerd op het e-mailbericht van 24 november 2011 van de advocaat van Innoforte. Volgens de advocaat van [eiser] was er een schorsingsbesluit genomen, waar [eiser] zich voorlopig bij zou hebben neergelegd in afwachting van de onderbouwing van deze maatregel. [eiser] heeft in deze brief opnieuw verzocht om te worden toegelaten tot zijn werkzaamheden. Innoforte heeft hier geen gehoor aangegeven.
2.13. In een artikel met als kop “ Na 12 jaar ontslag bestuurder Innoforte” dat in het dagblad De Gelderlander op 16 december 2011 is gepubliceerd is onder meer het volgende opgenomen:
• [ ] [eiser] weg bij zorgstichting Innoforte
• Raad van Toezicht beëindigt dienstverband, maar noemt geen reden
(…)
Velp – De voorzitter van de raad van bestuur van zorgstichting Innoforte, [ ] [eiser], heeft ontslag gekregen. Dit heeft de voorzitter van de raad van toezicht, [ ] [betrokkene 2], desgevraagd bevestigd. (…)
Over de reden van het vertrek wil [betrokkene 2] niets kwijt. Ze zegt dat [eiser] op verzoek van de raad van toezicht zijn werkzaamheden eind november heeft neergelegd. (…)
2.14. Innoforte heeft bij verzoekschrift van 21 december 2011 de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst tussen Innoforte en [eiser] te ontbinden wegens veranderingen in de omstandigheden. Dit verzoek zal op 16 januari 2012 door de kantonrechter van deze rechtbank worden behandeld.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – na een tweetal wijzigingen van eis – dat de voorzieningenrechter
I. Innoforte veroordeelt [eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom onmiddellijk, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, in de gelegenheid te stellen zonder enige beperking de functie van directeur te vervullen,
II. Innoforte veroordeelt om onmiddellijk, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, op straffe van verbeurte van een dwangsom aan de redactie van het dagblad De Gelderlander een brief te sturen met uitsluitend de volgende tekst:
“Geachte redactie,
In een gesprek met uw journaliste [A] heeft ondergetekende, voorzitter van de Raad van Toezicht van de stichting Innoforte, mevrouw [ ] [betrokkene 2], in december 2011 niet bevestigd dat de voorzitter van de Raad van Bestuur van Innoforte, de heer [ ] [eiser], ontslag had gekregen.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter te Arnhem is Innoforte opgedragen aan u bekend te maken dat de heer [eiser] nog steeds de functie van voorzitter van de Raad van Bestuur vervult en aan u te verzoeken een rectificatie van het door uw dagblad op 16 december 2011 gepubliceerde artikel te plaatsen.
Door het versturen van deze brief willen wij aan dit vonnis voldoen.
[ ] [betrokkene 2]
voorzitter Raad van Toezicht stichting Innoforte”
althans met een in goede justitie te bepalen tekst, met gelijktijdige toezending van afschriften van de verzonden brief naar het postadres van mr. C.E. Dingemans, Sarphatistraat 9, 1017 WS Amsterdam, en te harer attentie, en
III. Innoforte te veroordelen in de kosten.
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij altijd naar volle tevredenheid van Innoforte heeft gefunctioneerd als directeur en voorzitter van de Raad van Bestuur, hetgeen ook blijkt uit de door hem ontvangen bonussen. Volgens [eiser] is er dan ook geen sprake van een onhoudbare werksituatie. Bovendien is het formele besluit tot schorsing dat op 24 november 2011 is genomen niet rechtsgeldig, nu de Ondernemingsraad hierover niet is geraadpleegd en [eiser] evenmin zijn raadgevende stem hierover heeft kunnen uitbrengen. Met de schorsing is [eiser] volledig buiten de organisatie geplaatst, zo heeft hij geen toegang meer tot documenten of e-mail, waardoor hij ernstig wordt geschaad in zijn verdediging. Het belang van [eiser] dat hij zijn werkzaamheden kan blijven verrichten in afwachting van de uitkomst van de ontbindingsprocedure weegt dan ook zwaarder dan het belang van Innoforte. De aanwezigheid van [eiser] belemmert de goede gang van zaken bij Innoforte bovendien niet.
Daarnaast stelt [eiser] dat zijn eer en goede naam is aangetast doordat Innoforte aan dagblad De Gelderlander heeft medegedeeld, althans heeft bevestigd dat [eiser] is ontslagen. Nu [eiser] niet is ontslagen, dient Innoforte De Gelderlander te verzoeken dit te rectificeren.
3.3. Innoforte voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vooropgesteld wordt dat een procedure als deze zich niet leent voor nader onderzoek of bewijsvoering, zodat op een aantal punten een inschatting moet worden gemaakt. Daarbij zal moeten worden beoordeeld – kort gezegd – of de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het toewijzen bij wege van voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
4.2. Gelet op het diffamerende karakter van een schorsing, althans het niet worden toegelaten tot de werkplek is voldoende aannemelijk dat [eiser] een spoedeisend belang bij zijn vordering tot (weder)tewerkstelling heeft. Dat de mondelinge behandeling van de ontbindingsprocedure op korte termijn is gepland, maakt dit niet anders.
4.3. Noch door de wetgever, noch door de Hoge Raad (vgl. HR 26 maart 1965, NJ 1965, 163 en HR 12 mei 1989, NJ 1989, 801) wordt een algemeen recht op tewerkstelling aanvaard. Desalniettemin wordt in de jurisprudentie onder andere op grond van de verplichting van een werkgever zich als een goed werkgever te gedragen (artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek) aangenomen dat een vordering tot (weder)tewerkstelling toewijsbaar kan zijn. De belangen van partijen, de aard van de dienstbetrekking en de omstandigheden waarin partijen verkeren, kunnen een reden daarvoor zijn. Daarbij geldt dat het recht op (weder)tewerkstelling van [eiser] als werknemer moet wijken indien Innoforte als werkgever aannemelijk maakt dat zij een redelijke grond heeft voor schorsing, dit afgezet tegen het belang van [eiser] als werknemer, of als een bevel tot (weder)tewerkstelling tot een onwerkbare situatie zou leiden, dan wel indien te verwachten valt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op korte termijn zal eindigen. Daarbij spelen de bijzondere omstandigheden van het geval een rol, waarbij de belangen van [eiser] en Innoforte tegen elkaar moeten worden afgewogen.
4.4. In de eerste plaats dient te worden geconstateerd dat partijen over (een deel van) de feiten met betrekking tot de aanloop naar de (al dan niet vrijwillige) schorsing lijnrecht tegenover elkaar staan. Nadat de Raad van Toezicht [eiser] op 6 oktober 2011 zou hebben medegedeeld dat hij niet langer als bestuurder zou kunnen aanblijven, hebben [eiser] en [betrokkene 3] op 11 oktober 2011 met elkaar gesproken. Er bestaat verschil van mening over de inhoud van dat gesprek. Volgens [eiser] zou [betrokkene 3] hem hebben medegedeeld dat hij voorlopig niet op zijn werk hoefde te verschijnen, terwijl van de zijde van Innoforte is gesteld dat [eiser] zou hebben aangegeven dat “hij het niet meer zag zitten” en dat [eiser] daarna enkele dagen verlof heeft genomen. [eiser] is nadien niet meer op zijn werk verschenen. Partijen zijn vervolgens om de tafel gaan zitten en hebben een mogelijke vertrekregeling besproken. Omdat zij daar niet uit kwamen, heeft de advocaat van [eiser] Innoforte medegedeeld dat [eiser] zijn werkzaamheden weer wilde hervatten. Dit vond Innoforte ongewenst gelet op de intentie van partijen. Een volgend overleg op 24 november 2011 heeft evenmin tot overeenstemming geleid. Partijen verschillen ook ten aanzien van de verdere inhoud van dit gesprek van mening. Volgens [eiser] heeft de vice-voorzitter van de Raad van Toezicht te kennen gegeven dat het functioneren van [eiser] de afgelopen jaren niet goed zou zijn geweest en is vervolgens besloten [eiser] te schorsen. Volgens Innoforte was [eiser] bereid om vrijwillig zijn bestuurderschap neer te leggen en heeft Innforte [eiser] medegedeeld dat intern bekend te zullen maken. Hetgeen zij – aangekondigd – ook heeft gedaan op 30 november 2011. Gelet op deze uiteenlopende standpunten blijft het dan ook onduidelijk en zelfs schimmig wat er precies is besproken en afgesproken tussen partijen, temeer nu er geen formeel besluit tot schorsing is overgelegd.
4.5. Ter zitting is evenwel onweersproken gebleven dat de advocaat van Innoforte bij e-mailbericht van 24 november 2011 – kort na het overleg tussen partijen op diezelfde dag – de advocaat van [eiser] heeft bericht dat de beslissing van [eiser] (om vrijwillig zijn bestuurderschap neer te leggen) intern bij Innoforte bekend zou worden gemaakt. De advocaat van [eiser] heeft op dit e-mailbericht niet terstond gereageerd, maar pas bij brief van 6 december 2011. Dat had echter wel van hem verwacht mogen worden, als [eiser] het niet met de inhoud van het e-mailbericht eens zou zijn en [eiser] – zoals hij betoogt – niet (vrijwillig) heeft ingestemd met zijn schorsing. Bij deze stand van zaken is, bij gebreke van het overleggen van een schorsingsbesluit, niet geheel onaannemelijk dat [eiser] vrijwillig heeft ingestemd met zijn schorsing als voorzitter van de Raad van Bestuur van Innoforte. Innoforte mocht er, voorshands geoordeeld, dan ook vanuit gaan dat zij dat bericht op 30 november 2011 intern (binnen het managementteam) kon verspreiden. Dat [eiser] een nadere onderbouwing van zijn beweerdelijke disfunctioneren afwachtte, kan zo zijn, maar dat maakt het voorgaande niet anders. Mede tegen deze achtergrond bezien zou het dan ook tot onrust leiden indien [eiser] nu weer zou terugkeren op de werkvloer bij Innoforte. In dat verband is verder van belang dat partijen al meerdere malen gesprekken hebben gevoerd over het beëindigen van het dienstverband. Gebleken is dat het feitelijke geschilpunt tussen partijen in belangrijke mate ligt in de hoogte van de vergoeding die [eiser] bij vertrek zou moeten ontvangen. Daar komt bij dat enkele dagen na deze uitspraak het ontbindingsverzoek door de kantonrechter zal worden behandeld, waarna duidelijkheid over het al dan niet voortduren van de arbeidsovereenkomst zal bestaan. Dit alles in onderling verband en samenhang bezien, leidt er dan ook toe dat de vordering tot (weder)tewerkstelling moet worden afgewezen.
4.6. Wat de gevorderde rectificatie betreft geldt het volgende. Volgens Innoforte heeft [betrokkene 2] niet aan de journaliste van De Gelderlander bevestigd dat [eiser] zou zijn ontslagen, maar heeft zij enkel aangegeven dat [eiser] zijn bestuursfunctie had neergelegd en dat partijen in overleg waren met elkaar. Innoforte verzet zich niet tegen rectificatie, maar geeft wel aan dat de gevorderde rectificatie genuanceerd dient te worden, in die zin dat daarbij vermeld dient te worden dat [eiser] vrijwillig heeft ingestemd met zijn schorsing.
4.7. In confesso is dat [eiser] niet is ontslagen door (de Raad van Toezicht van) Innoforte. In zoverre komt het bericht dat in De Gelderland is geplaatst op 16 december 2011 dan ook niet overeen met de werkelijkheid. Het stond [betrokkene 2] vrij om te reageren op de vraag van een journaliste van De Gelderlander of [eiser] nog werkzaam was bij Innoforte, maar door vervolgens niet te vragen om inzage in het artikel voordat het gepubliceerd werd, heeft [betrokkene 2] het risico aanvaard dat er een mogelijke onjuistheid over [eiser] zou worden gepubliceerd. Dit komt dan ook voor rekening en risico van Innoforte. In dat verband is verder nog van belang dat Innoforte heeft nagelaten om na publicatie van het artikel De Gelderlander te berichten dat de inhoud ervan niet juist was. Gelet op dit alles is de vordering dan ook toewijsbaar, zoals hierna volgt. Een nuancering hierop, zoals Innoforte stelt, is niet toewijsbaar, nu volgens Innoforte [betrokkene 2] de journaliste reeds had medegedeeld dat [eiser] zijn functie had neergelegd en dat partijen in overleg waren met elkaar. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd zoals hierna volgt.
4.8. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Innoforte om binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis aan de redactie van het dagblad De Gelderlander een brief te sturen met uitsluitend de volgende tekst:
Geachte redactie,
In een gesprek met uw journaliste [A] heeft ondergetekende, voorzitter van de Raad van Toezicht van de stichting Innoforte, mevrouw [betrokkene 2], in december 2011 niet bevestigd dat de voorzitter van de Raad van Bestuur van Innoforte, de heer [ ] [eiser], ontslag had gekregen.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter te Arnhem van 12 januari 2012 is Innoforte opgedragen u te verzoeken een rectificatie van het door uw dagblad op 16 december gepubliceerde artikel te plaatsen.
Met het versturen van deze brief willen wij aan dit vonnis voldoen.
[betrokkene 2]
voorzitter Raad van Toezicht stichting Innoforte
met gelijktijdige toezending van een afschrift van de verzonden brief naar het postadres van mr. C.E. Dingemans, Sarphatistraat 9, 1017 WS Amsterdam, en te harer attentie,
5.2. veroordeelt Innoforte om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst op 12 januari 2012.