Parketnummer : 05/700865-11
Datum zitting : 23 januari 2012
Datum uitspraak : 3 februari 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. D. Duijvelshof, advocaat te Amsterdam.
Officier van justitie : mr. W.E.M. van Erp.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van medio april 2011 t/m 05 mei
2011 te Malden, gemeente Heumen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening (uit een tas) heeft weggenomen een of meer (huis-)sleutel(s), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan K. [slachtoffer1] en/of
M.J.C. [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van medio april
2011 t/m 17 mei 2011 te Groesbeek (telkens) wederrechtelijk is binnengedrongen
in de woning [adres], in gebruik bij K. [slachtoffer1] en/of haar gezin,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, waarbij verdachte zich
(telkens) de toegang heeft verschaft door middel van een valse sleutel (te
weten een sleutel welke verdachte heeft laten namaken van een sleutel welke
verdachte eerder uit een tas van die [slachtoffer1] had gestolen);
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf juli 2008,
althans de zomer van 2008 t/m 17 mei 2011 te Malden, gemeente Heumen, en/of
Groesbeek, en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van K. [slachtoffer1], in elk
geval van een ander, met het oogmerk die K. [slachtoffer1], in elk geval die ander te
dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, hierin
bestaande dat verdachte in genoemde periode - zakelijk weergegeven -:
- die [slachtoffer1] meermalen heeft gebeld op haar vaste telefoon en/of haar mobiele
telefoon en/of
- meermalen door de [adres], waar die [slachtoffer1] woont, heeft
gereden (zulks terwijl het een doodlopende en geen doorgaande straat
betreft) en/of
- die [slachtoffer1] eenmaal of meermalen (hinderlijk) heeft gevolgd en/of
- eenmaal of meermalen de woning van die [slachtoffer1] wederrechtelijk is binnen
gedrongen met behulp van een door verdachte gestolen/nagemaakte sleutel, op
het moment dat die [slachtoffer1] en/of haar gezinsleden niet thuis was/waren,
en/of vervolgens in die woning een of meer persoonlijke databestanden
(foto's) van die [slachtoffer1] heeft gekopieerd en/of
- eenmaal of meermalen opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in
de gebruikers-account en/of mailbox van die K. [slachtoffer1] op Internet-adres
[naam] en/of een of meer mailberichten van en/of
aan die K. [slachtoffer1] heeft gelezen;
hij een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 januari 2009 t/m 16
mei 2011 te Malden, gemeente Heumen, in een geautomatiseerd werk, te weten een
Microsoft Exchange server of in een deel daarvan, waarop het mailverkeer van
personeel van basisschool De Vuurvogel te Malden werd opgeslagen en verwerkt
en overgedragen onder het Internet-adres [naam],
opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een deel van dat
geautomatiseerde werk, door de toegang tot dat deel van dat/die werk(en) te
verwerven, hierin bestaande dat verdachte (telkens) heeft ingelogd in de/het
gebruikers-account(s) en/of mailbox(en) van
K. [slachtoffer1] en/of P.M.H. [slachtoffer3] en/of M.H. [slachtoffer4], (telkens) met de
gebruikersnaam/-namen en/of de/het wachtwoord(en) van die K. [slachtoffer1] en/of
P.M.H. [slachtoffer3] en/of M.H. [slachtoffer4], tot het gebruik waarvan verdachte niet
gerechtigd en/of gemachtigd was;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 23 januari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. D. Duijvelshof, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringscontact, meldplicht en een behandelverplichting. Voorts heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair negentig dagen vervangende hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4
Nu verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Om die reden wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2012;
- proces-verbaal van aangifte door K. [slachtoffer1] pag. 82, 83, 84, 85 en 86
- proces-verbaal van aanhouding verdachte, pag. 13 en 14;
- proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door J.H.S. [verbalisant1] en R.I. [verbalisant2], pag. 199 en 200.
Feit 2
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2012;
- proces-verbaal van aangifte door K. [slachtoffer1] pag. 82, 83, 84. 85 en 86
- proces-verbaal van aanhouding verdachte, pag. 13 en 14;
- proces-verbaal van verhoor van getuige P.J.M. [getuige], pag. 150 en 151;
- proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door F. [verbalisant3] pag. 217 en 218;
Feit 4
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2012;
- proces-verbaal van aangifte door K. [slachtoffer1], pag. 92/93
- proces-verbaal van bevindingen, pag. 89
- proces-verbaal van aangifte door P.M.H. [slachtoffer3], pag. 95 en 96;
- proces-verbaal van aangifte door M.H. [slachtoffer4], pag. 101 en 102.
- proces-verbaal van bevindingen, pag. 201 en 203
- proces-verbaal (technisch onderzoek), pag. 266 en 267
De vaststaande feiten
In 2008 heeft verdachte meerdere keren buiten werktijd telefonisch contact gezocht met[slachtoffer1]toffer1] (hierna ook aangeefster te noemen). Verdachte heeft aangeefster op één avond, op 4 of 5 juli 2008 , gebeld zowel vanaf zijn huistelefoon als met de mobiele telefoon van zijn zoon. Aangeefster heeft verdachte toen te kennen gegeven dat zij niet meer in privétijd door hem gebeld wilde worden.
In of omstreeks de periode van het voorjaar tot de zomer van 2008 is verdachte drie keer in de straat van aangeefster geweest, zonder dat hij daar een afspraak had. Aangeefster woont in de [adres] . Dat is een doodlopende straat.
In of omstreeks april 2011 is verdachte aangeefster tegengekomen in Malden, terwijl zij aan het hardlopen was.
In de agenda van verdachte is onder meer een blaadje aangetroffen met daarop de accountgegevens en het wachtwoord (de inloggegevens) van het mailaccount van aangeefster op school. Het betreft het adres ‘[naam]’. Verdachte heeft deze inloggegevens uit de mail van aangeefster gehaald om daarmee in te loggen op haar account. Hij heeft meerdere keren mailberichten van aangeefster geopend en gelezen. Uit de internethistorie van de computer op verdachtes werkkamer op school ([adres]) blijkt dat in de periode van 14 januari 2009 tot en met 16 mei 2011 onder de gebruikersnaam ‘[verdachte]’ is ingelogd op de mailbox van de gebruiker ‘[slachtoffer1]’ en dat daarbij e-mailberichten zijn geopend. Uit de internethistorie van de computer op verdachtes werkkamer thuis ([adres]) blijkt dat in de periode 2 november 2009 tot en met 16 mei 2011 is ingelogd onder de gebruikersnaam ‘[verdachte]’ in de e-mailbox van gebruiker ‘[slachtoffer1]’ op de mailserver van school en dat daarbij mailberichten zijn geopend.
Ongeveer twee weken voor de meivakantie van 2011 heeft verdachte een sleutelbos uit de tas van aangeefster gepakt en meerdere sleutels daarvan laten namaken . Op 5 mei en op 17 mei 2011 is verdachte met behulp van die nagemaakte sleutel(s) de woning van aangeefster binnengegaan. Aangeefster en haar gezin waren beide keren niet thuis.
Op 5 mei 2011 heeft verdachte in de woning van aangeefster, boven in een kast, cd-roms gevonden waarop vakantiefoto’s van aangeefster staan. Een aantal foto’s heeft hij naar de – door hem naar de woning meegenomen – laptop gekopieerd en nadien op een usb-stick opgeslagen en uitgeprint. Met een, eveneens meegenomen, digitale fotocamera heeft verdachte een foto gemaakt van een in de woning aanwezige portretfoto van aangeefster . Het wegnemen en namaken van de sleutels, het binnentreden in de woning van aangeefster en het kopiëren van foto’s is gebeurd zonder medeweten en toestemming van aangeefster.
Aangeefster heeft, bij schriftelijke klacht van 19 mei 2011 die is ontvangen door een hulpofficier van justitie, vervolging verzocht van verdachte voor “de meerdere inbraken en de stalking” .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat dit feit – ‘stalking’ in de volksmond – wettig en overtuigend te bewijzen is. Volgens de officier van justitie dragen alle afzonderlijke ‘gedachtestreepjes’ op de tenlaste¬legging, wanneer alles bij elkaar wordt opgeteld en in verband wordt bezien, bij aan de vaststelling dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig heeft geprobeerd binnen te dringen in het leven van aangeefster, ondanks dat hij wist dat zij dat niet wenste.
Standpunt van de verdediging
De raadsman bestrijdt de lezing van de officier van justitie. Kort samengevat ontbreken in zijn visie de – voor vaststelling dat sprake is van belaging (stalking) – vereiste ‘stelselmatigheid’, ‘inbreuk op persoonlijke levenssfeer’ en ‘het oogmerk’ bij verdachte om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. Dat aangeefster achteraf het handelen van verdachte heeft gekwalificeerd als hinderlijk, brengt niet mee dat sprake is van strafwaardig handelen. De raadsman vraagt vrijspraak.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor de vaststelling of sprake is van belaging, de gedragingen zoals die in de tenlastelegging zijn opgesomd onder de vijf gedachtestreepjes, niet ieder afzonderlijk worden beschouwd maar in samenhang met elkaar. Immers, voor de voor belaging vereiste ‘stelselmatigheid’ van de inbreuk is van belang vast te stellen wat ‘de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit’ is geweest van het totaal van de gewraakte gedragingen, waarbij die gedragingen in onderling verband worden bezien. Verder is van belang onder welke omstandigheden deze gedragingen plaatsvonden en wat hun invloed is geweest op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Het bovenstaande neemt niet weg dat eerst moet worden vastgesteld of, bij ieder van de afzonderlijk opgenomen gedragingen, los van de stelselmatigheid, sprake is geweest van een opzettelijke inbreuk op de levenssfeer van aangeefster.
Opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster
1. Ten aanzien van het meermalen bellen van aangeefster (gedachtestreepje 1) geldt het navolgende.
In de eerste plaats is van belang dat verdachte een jarenlange werkgerelateerde relatie heeft gehad met aangeefster, welke relatie met zich bracht dat verdachte en aangeefster, mogelijk ook buiten werktijd om, telefonisch contact hadden. Van die contacten kan niet zonder meer gezegd worden dat deze een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Dat verklaart aangeefster ook in haar aangifte maar zij geeft daarbij eveneens aan dat het haar opviel dat verdachte steeds vaker privékwesties wilde bespreken. Aangeefster verklaart dat – als zij alles terughaalt – het buiten werktijd bellen door verdachte, ook over privézaken, is begonnen in het voorjaar van 2008.
Er is echter pas sprake van ‘inbreuk maken’ op iemands persoonlijke levenssfeer als diegene een storing op zijn levenssfeer niet wenst. De inbreukmaker moet daarvan weet hebben, wil sprake kunnen zijn van opzet bij de inbreukmaker. Zoals onder de vaststaande feiten is opgenomen, heeft verdachte op 4 of 5 juli 2008 op één avond meerdere keren getracht telefonisch contact met aangeefster te hebben. Aangeefster heeft verdachte die avond duidelijk meegedeeld dat zij geen vermenging wenste van werk en privéleven en zij heeft verdachte verzocht niet meer in privétijd te bellen. Vanaf dat moment was het verdachte dus duidelijk dat aangeefster, werk en privé niet wilde mengen en dat zij niet wilde dat hij buiten werktijd om met haar zocht.
Het is de rechtbank evenwel niet gebleken dat dit aan verdachte vóór 4/5 juli 2008 ook al duidelijk was of had moeten zijn. Zoals hierna onder 3 wordt overwogen, is verdachte in de periode voorjaar tot zomer 2008 (uitgaande van de aanvullende verklaring van aangeefster, waarin zij de data/perioden nader preciseert) bij aangeefster in de straat geweest en heeft zij hem op enig moment te kennen gegeven dat zij dat niet wilde. Verdachte verklaart zelf (pagina 71) dat aangeefster hem duidelijk heeft gemaakt dat ze het vervelend vond dat hij in haar straat was. Hoewel uit de aanvullende verklaring van aangeefster en uit de verklaring van verdachte zou kunnen worden afgeleid dat dit incident eerder heeft plaatsgevonden dan 4/5 juli 2008, staat niet met zekerheid vast of dit eerder is geweest – en zo ja, hoeveel eerder – en evenmin of het aan verdachte dan eveneens duidelijk had moeten zijn dat zij het ook niet wenselijk vond dat hij haar over het werk buiten werktijd belde.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij aangeefster, ná haar mededeling van 4/5 juli 2008, niet meer in privétijd telefonisch heeft lastiggevallen en dat hij zijn excuses heeft aangeboden in een e-mailbericht. Dit laatste heeft aangeefster bevestigd.
Aangeefster heeft weliswaar verklaard dat hij haar ‘in die periode’ meerdere malen heeft gebeld maar het is de rechtbank niet duidelijk of dit bellen ook nog na de meergenoemde mededeling van aangeefster heeft plaatsgevonden. Ook de schoonmoeder van aangeefster heeft verklaard dat het haar was opgevallen dat, als aangeefster op donderdag bij haar op bezoek was, verdachte vaak op de mobiel van aangeefster belde over het werk maar haar verklaring geeft evenmin een dusdanig concrete tijdsaanduiding – het gebeurde volgens de verklaring van 19 mei 2011 ‘ongeveer twee jaar geleden’ – dat vastgesteld kan worden dat verdachte ook na 5 juli 2008 heeft gebeld.
De verklaringen, zoals hierboven aangehaald, zijn daarmee onvoldoende concreet om te kunnen vaststellen dat verdachte met zijn belgedrag opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
2) De rechtbank is van oordeel dat evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte aangeefster hinderlijk heeft gevolgd (derde gedachtestreepje). Weliswaar is verdachte in april 2011 aangeefster tegengekomen terwijl zij hardliep, heeft verdachte verklaard dat hij wist dat ze daar wel eens hardliep en is zijn verklaring over de afspraak die hij had met een kennis, door diezelfde kennis betwist, dat alles maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat bewezen is dat verdachte aangeefster toen (hinderlijk) heeft gevolgd, reeds omdat niet geheel valt uit te sluiten dat deze ontmoeting toevallig was, zoals verdachte heeft verklaard. Dat geldt temeer nu verdachte zelf ook in Malden woont en het kennelijk slechts bij één keer is gebleven. Overigens is er geen bewijs van het (hinderlijk) volgen door verdachte.
3) Ten aanzien van het rijden van verdachte in de [adres] (gedachtestreepje 2) geldt het volgende. Vast staat dat verdachte in de periode voorjaar tot zomer van 2008 in ieder geval drie keer bij aangeefster in de straat is geweest. Aangeefster heeft verklaard dat het vier keer was maar de rechtbank gaat uit van de lezing van verdachte, nu niet valt uit te sluiten dat aangeefster één keer (verdachte was met zijn zoon en zou naar een collega gaan in Groesbeek maar was de weg kwijt) in twee incidenten heeft gesplitst, zoals verdachte heeft geopperd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met deze ‘bezoeken’ opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Anders dan geldt ten aanzien van werkgerelateerde telefoontjes, was er geen noodzaak om aangeefster buiten werktijd thuis op te zoeken. Nu het om een doodlopende straat gaat, moet er ook van worden uitgegaan dat verdachte alle drie de keren doelbewust die straat is ingereden. Als dergelijke onaangekondigde bezoeken, zoals hier, in relatief korte tijd voorkomen, ligt het voor de hand dat dit als hinderlijk wordt ervaren. Aangeefster heeft verklaard dat zij het ook vervelend heeft gevonden. Eén keer – verdachte kwam toen spontaan asperges brengen – heeft zij hem niet binnengelaten en de deur dichtgesmeten. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de verklaring van aangeefster. Want hoewel verdachte heeft verklaard dat hij zich dit niet kan herinneren, heeft hij wel erkend dat aangeefster hem bij een bezoek kenbaar heeft gemaakt dat zij er niet van gediend was dat hij daar was. Vervolgens is verdachte – ondanks de door aangeefster kenbaar gemaakte wens dit niet te doen – nog een derde keer bij aangeefster op bezoek geweest, met collega’s.
4) De rechtbank is van oordeel dat het meermaals binnendringen in de mailbox van aangeefster door verdachte (gedachtestreepje 5) eveneens moet worden gezien als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat e-mailberichten alleen zijn bedoeld voor de geadresseerde(n). Om die reden was de account van aangeefster ook beveiligd met een wachtwoord. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen toestemming had om met het wachtwoord van aangeefster in te loggen in haar mailbox en evenmin om de e-mailberichten van aangeefster te lezen. Ook verklaarde verdachte ter terechtzitting dat hij daartoe ook niet bevoegd was. Dat zij dit ook niet wenste, moet hem duidelijk zijn geweest. Daar komt nog bij dat verdachte, zoals hijzelf heeft verklaard, buiten het lezen van mails, een rapport van de coach van aangeefster heeft gekopieerd . Dat aangeefster dit inderdaad niet wenste, blijkt ook uit haar verklaring dat het haar was opgevallen dat gedurende een aantal weken haar mails als ‘gelezen’ waren gemarkeerd terwijl zijzelf die mails nog niet had geopend. Omdat zij het vermoeden had dat verdachte hiermee van doen had, heeft zij iemand van ICT hardop gevraagd wat er mis was, waar verdachte bij was. Na die opmerking merkte aangeefster niet meer dat haar mails al, voor haar, waren . Aangeefster heeft aangifte gedaan van computervredebreuk.
Hoewel verdachte ontkent dat hij ook vanaf thuis de mails van aangeefster heeft geopend, gaat de rechtbank er – gezien de internethistorie (zie vaststaande feiten) – van uit dat hij in de periode van 14 januari 2009 tot en met 16 mei 2011 meerdere keren e-mailberichten heeft geopend van aangeefster vanaf de computer op school én vanaf zijn thuiscomputer, reeds omdat ook thuis is ingelogd met gebruikersnaam ‘[verdachte]’ en er geen enkele aanwijzing is dat iemand anders dit heeft gedaan..
5) Ten slotte moet ook het binnendringen in de woning van aangeefster, tot tweemaal toe, met een gestolen en gekopieerde sleutel (gedachtestreepje 4), als een opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster worden beschouwd. Verdachte ontkent dat ook niet; hij heeft verklaard dat hij een ‘drang’ voelde om bij aangeefster in de woning te kijken en foto’s van haar te kopiëren, dat hij recht noch toestemming had om in die woning te verkeren en dat hij zich heel wel heeft gerealiseerd dat aangeefster het niet wenste .
Stelselmatigheid en wederrechtelijkheid.
Het rijden in de straat vond plaats in het voorjaar tot de zomer van 2008, het lezen van e-mailberichten van 14 januari 2009 tot en met 16 mei 2011 en het binnendringen in de woning van aangeefster met gekopieerde sleutels, waarbij verdachte foto’s heeft gekopieerd, in mei 2011. Sprake is daarmee van meerdere inbreukmakende gedragingen van verdachte, over een periode van ongeveer drie jaar, waarbij de intensiteit van die gedragingen – en daarmee eveneens de invloed van die gedragingen op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster – is opgelopen. Het inloggen op een beveiligde mailbox, het kopiëren van een rapport van de coach van aangeefster, het binnendringen in de woningen en het daar fotograferen van een daar aanwezige foto en het kopiëren van een daar aangetroffen gegevensdisc met bestanden met privéfoto’s zijn ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Mede gelet op de intensiteit van deze gedragingen, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van een stelselmatige inbreuk.
Deze stelselmatige inbreuk was wederrechtelijk nu verdachte zonder enig door het stellige recht erkend belang heeft gehandeld.
Oogmerk
Het oogmerk, ten slotte, dat verdachte had bij de inbreukmakende gedragingen, vloeit voort uit het voorgaande; verdachte heeft aangeefster geen keuze gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met hem; hij heeft haar daarmee gedwongen feitelijk te dulden dat stelselmatig contact met haar is gezocht en dat inbreuk is gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank acht, met inachtneming van het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op een tijdstip in de periode van medio april 2011 t/m 05 mei 2011 te Malden, gemeente Heumen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een tas) heeft weggenomen meer sleutel(s), geheel toebehorende aan K. [slachtoffer1] en/of M.J.C. [slachtoffer2];
hij op meer tijdstippen) in de periode van medio april 2011 t/m 17 mei 2011 te Groesbeek telkens wederrechtelijk is binnengedrongen in de woning [adres], in gebruik bij K. [slachtoffer1] en haar gezin, waarbij verdachte zich telkens de toegang heeft verschaft door middel van een valse sleutel (te weten een sleutel welke verdachte heeft laten namaken van een sleutel welke verdachte eerder uit een tas van die [slachtoffer1] had gestolen);
hij op meer tijdstip(pen) omstreeks de periode vanaf de zomer van 2008 t/m 17 mei 2011 te Malden, gemeente Heumen, en Groesbeek wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van K. [slachtoffer1], met het oogmerk die K. [slachtoffer1] te dwingen iets te dulden, hierin bestaande dat verdachte in genoemde periode - zakelijk weergegeven -:
- meermalen door de [adres], waar die [slachtoffer1] woont, heeft gereden (zulks terwijl het een doodlopende en geen doorgaande straat betreft) en
- meermalen de woning van die [slachtoffer1] wederrechtelijk is binnen gedrongen met behulp van een door verdachte gestolen/ nagemaakte sleutel, op het moment dat die [slachtoffer1] en haar gezinsleden niet thuis waren, en vervolgens in die woning een of meer persoonlijke databestanden (foto's) van die [slachtoffer1] heeft gekopieerd en
- meermalen opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in de gebruikers-account en mailbox van die K. [slachtoffer1] op Internet-adres [naam] en meer mailberichten van en/of aan die K. [slachtoffer1] heeft gelezen;
hij op tijdstippen in de periode van 14 januari 2009 t/m 16 mei 2011 te Malden, gemeente Heumen, in een geautomatiseerd werk, te weten een Microsoft Exchange server of in een deel daarvan, waarop het mailverkeer van personeel van basisschool De Vuurvogel te Malden werd opgeslagen en verwerkt en overgedragen onder het Internet-adres [naam], opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een deel van dat geautomatiseerde werk, door de toegang tot dat deel van dat/die werk(en) te verwerven, hierin bestaande dat verdachte telkens heeft ingelogd in de/het
gebruikers-account(s) en/of mailbox(en) van K. [slachtoffer1] en/of P.M.H. [slachtoffer3] en/of M.H. [slachtoffer4], telkens met de gebruikersnaam/-namen en/of de/het wachtwoord(en) van die K. [slachtoffer1] en/of P.M.H. [slachtoffer3] en/of M.H. [slachtoffer4], tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd of gemachtigd was;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
In de woning bij een ander in gebruik, wederrechterlijk binnendringen, meermalen gepleegd
Computervredebreuk, meermalen gepleegd
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringscontact, meldplicht en een behandelverplichting.
Voorts heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld voor een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair negentig dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van K. [slachtoffer1]. Alle feiten hangen met elkaar samen; ook de diefstal van sleutels was erop gericht om zich te mengen in de levenssfeer van [slachtoffer1]. De officier van justitie laat in het voordeel van verdachte meewegen dat nergens uit kan worden afgeleid dat verdachte haar op enig moment fysiek iets zou willen aandoen, bovendien is hij niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Ook blijkt dit uit de rapporten, die over verdachte zijn geschreven.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat het nog maar de vraag is of het opleggen van een straf nog opportuun is. Verdachte is door zijn handelen bijna alles kwijtgeraakt. Daarnaast is de openbare zitting, met schaamte en pijn al een straf op zich. Verder is verdachte uitermate gemotiveerd voor behandeling. De raadsman heeft aangevoerd dat een werkstraf, waarvan een deel dan voorwaardelijk zou moeten worden opgelegd, zou volstaan. Bij de oplegging van een straf dient ermee rekening te worden gehouden dat verdachte tijd nodig heeft om aan zichzelf te werken.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 23 december 2012
• een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, opgemaakt door D.J. Suurland, gedateerd 16 januari 2012;
• een Pro Justitia rapport, opgemaakt door drs. M. van Heteren GZ-psycholoog. gedateerd 4 november 2011, betreffende verdachte.
Uit het psychologische rapport komt naar voren dat verdachte lijdt aan een parafilie; als gevolg daarvan is hij op zoek gegaan naar – in dit geval – foto’s van aangeefster.
Omdat verdachte in de loop van de jaren meer gericht is geraakt op ‘echte vrouwen’ bestaat een gerede kans op recidive. Dat geldt temeer nu verdachte zijn baan is kwijtgeraakt en andere zekerheden als huis en huwelijk ook op de tocht staan. Verdachte zou dan dus alleen een nieuw leven moeten opbouwen. De psycholoog stelt vast dat verdachte gebaat zou zijn bij psychotherapeutische behandeling. Deze behandeling is al ingezet. Ook dient op enig moment een cognitief gedragstherapeutische terugvalpreventieprogramma worden gevolgd. De psycholoog adviseert verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat verdachte in behandeling is bij een Zelf Konfrontatie Methode (ZKM). Daarnaast is verdachte inmiddels aangemeld bij De Waag in Utrecht. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als laag gemiddeld. Verdachte staat open voor behandeling. Gezien de achterliggende problematiek bij verdachte is er zonder behandeling wel kans op herhaling. Verdachte heeft kenbaar gemaakt dat hij wil meewerken aan behandeling. Geadviseerd wordt om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen met een meldingsgebod en behandelverplichting.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het bewezenverklaarde komt er kort gezegd op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een aantal ernstige vergrijpen, waarbij hij er met name op was gericht binnen te dringen in de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer K. [slachtoffer1]. Verdachte is daarbij onder meer zover gegaan dat hij sleutels van het slachtoffer heeft gestolen en deze heeft laten kopiëren. Vervolgens is verdachte met deze sleutels de woning van het slachtoffer ingegaan. Dit is een zeer kwalijke zaak nu een woning veiligheid en geborgenheid voor een huiseigenaar dient te geven. De rechtbank rekent verdachte in sterke mate aan dat hij met zijn handelen volkomen voorbijgegaan is aan de gevoelens van het slachtoffer en slechts oog heeft gehad voor de bevrediging van zijn eigen behoeften. Verdachte heeft de grenzen van het betamelijke op grove wijze overschreden. Daarnaast is hij binnengedrongen in email boxen van twee andere vrouwen.
Dergelijke feiten rechtvaardigen een forse gevangenisstraf. In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank evenwel laten meewegen dat verdachte een blanco strafblad heeft en ter zitting duidelijk zichtbaar aangeslagen over de gevolgen, die hij het slachtoffer heeft berokkend en daarvan spijt heeft. Hij heeft ook reeds een aanvang gemaakt met behandeling. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte ontslagen is en hij zich momenteel in een problematische thuissituatie bevindt. Het leven van verdachte en zijn gezin is daarmee, in negatieve zin, volkomen veranderd.
Voorts houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het gewraakte handelen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met bijzondere voorwaarden passend en geboden zijn, een en ander gelijk aan de eis van de officier van justitie. De voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact en behandeling bij de Waag is enerzijds bedoeld de ernst van de feiten te benadrukken en anderzijds om verdachte een verdere impuls te geven zijn leven verder op orde te krijgen en verdachte te weerhouden dergelijke strafbare feiten in de toekomst te plegen.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring van K. [slachtoffer1], alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijk rente
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
Zij vordert ter zake van geleden materiële schade een bedrag van € 1.168,15, vanwege vervanging sloten, bijmaken sleutels, bloemen voor buren voor opvang, vervanging sloten moeder, reiskosten naar psycholoog en haptonoom, eigen bijdrage psycholoog en haptonoom, kosten psycholoog vanaf 15de behandeling en verplichte eigen bijdrage verzekering, en ter zake van geleden immateriële schade een bedrag van € 1.000,--. Beide gevorderde bedragen te vermeerderen met wettelijke rente en de toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij ter zake de gevorderde immateriële schade geheel toe te wijzen.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderding ten aanzien van de gevorderde bedragen van de bloemen voor de buren van € 50,-- en de vervanging van sleutels van M.J.C. [slachtoffer2] van € 189,69. Deze kostenposten zijn geen rechtstreekse schade, die voortkomen uit de bewezenverklaarde feiten.
De officier van justitie heeft verzocht om over het toe te wijzen deel de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
Door en namens de verdachte is de vordering van de benadeelde ten dele betwist.
De raadsman heeft aangevoerd dat de gevorderde bedragen ten aanzien van de bloemen voor de buren van € 50,-- en de vervanging van sleutels van M.J.C. [slachtoffer2] van € 189,69 geen schade zijn, die rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten.
Voor het overige heeft de raadsman de vordering niet betwist.
Immateriële schade
De rechtbank acht voldoende bewezen dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat.
Aan de wettelijke vereisten, waaronder die bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
De rechtbank acht aannemelijk dat de immateriële schade van de benadeelde partij kan worden geschat op € 1.000.00. De rechtbank zal dit bedrag aan schade toewijzen.
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het deel van de vordering dat ziet op de kosten van bloemen voor de buren van € 50,--. De rechtbank is van oordeel dat deze, door het slachtoffer gestelde materiële schade, niet rechtstreeks is veroorzaakt door de bewezenverklaarde feiten.
Tussen de schade die benadeelde heeft geleden doordat zij de kosten van het vervangen van de sloten in de woning van haar moeder heeft moeten dragen en het bewezen verklaarde onder 1 tenlastegelegde feit is naar het oordeel van de rechtbank wel voldoende rechtstreeks verband. De noodzaak tot het vervangen van de sloten vloeit immers rechtstreeks voort uit de diefstal van de desbetreffende sleutels door verdachte. Benadeelde heeft voldoende onderbouwd dat zij deze kosten in eerste instantie voor haar rekening heeft genomen en moeten nemen omdat zij de sleutels van haar moeder onder zich had toen ze werden gestolen. Verdachte dient de door haar gemaakte kosten daarom te vergoeden.
Voor het overig acht de rechtbank voldoende bewezen dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel is toegebracht, dat uit vermogensschade bestaat een en ander conform haar, met bewijsstukken onderbouwde vordering. De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag minus € 50,00, derhalve een bedrag van € 1.118,15 aan materiële schade toewijzen.
Het totale bedrag dat door de verdachte aan de benadeelde partij dient te worden betaald bedraagt € 2.118,15,-.
De rechtbank zal daarbij de wettelijke rente voor de immateriële schade toewijzen vanaf
17 mei 2011.
Voor de materiële schade zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen vanaf het moment dat de schade daadwerkelijk is ontstaan.
Tevens zal de rechtbank de schadevergoedings¬maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht over het gehele toe te wijzen bedrag toepassen en dus verdachte de verplichting opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 138, 138a, 285b 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 180 (honderd tachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 90 (negentig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat tijd, door de veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht, te weten zes (6) uren, zijnde drie (3) dagen hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf van 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan voorts worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) de navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
De veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet hij zich binnen 5 dagen volgend op de datum dat het vonnis onherroepelijk is, telefonisch tijdens kantooruren melden bij Reclassering Nederland, arrondissement Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode blijven melden zo lang en frequent als de reclassering dit nodig acht.
De veroordeelde wordt verplicht zich aan te melden bij de Waag en deel te nemen aan nader onderzoek/behandeling of bij een soortgelijke andere instelling. Dit voor zover en zolang reclassering dit in overleg met De Waag of de soortgelijke instelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij K. [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan K. [slachtoffer1], wonende te Groesbeek, te betalen € 1.000,00-- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2011.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan K. [slachtoffer1], wonende te Groesbeek, te betalen € 1.118,15-- (duizend honderdachttien euro en 15 eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade daadwerkelijk is ontstaan.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 2.118,15,-, subsidiair 31 dagen hechtenis
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer K. [slachtoffer1], wonende te Groesbeek, te betalen € 2.118,15-- (tweeduizend honderdachttien euro en 15 eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit met dien verstande, dat de rechtbank de wettelijke rente voor de immateriële schade toewijst vanaf 17 mei 2011 en voor de materiële schade toewijst vanaf het moment dat de schade daadwerkelijk is ontstaan.
Bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 31 (éénendertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer K. [slachtoffer1], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, als voorzitter,
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter,
mr. E. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 februari 2012.