ECLI:NL:RBARN:2012:BV2593

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/92
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

In deze zaak heeft verzoeker, T.S.H., op 17 januari 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters P.C. Quak, M.F. Gielissen en J.M. Klep. Verzoeker stelt dat hij niet op de hoogte is gesteld van het verhoor van een getuige, wat volgens hem zijn rechten heeft geschaad en de vooringenomenheid van de rechters aantoont. De rechters hebben op 18 januari 2012 hun zienswijze gegeven en aangegeven niet in de wraking te berusten. Tijdens de zitting van de wrakingskamer op 19 januari 2012 is het verzoek behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de rechters niet. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid rechtvaardigen.

De rechtbank overweegt dat de planning van het horen van getuigen tot de verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris behoort. Er is geen bewijs dat de gewraakte rechters enige bemoeienis hebben gehad met deze planning. Verzoeker heeft niet betwist dat tijdens een eerdere zitting is besproken dat de zaak naar de rechter-commissaris zou worden verwezen voor het horen van de getuige. De rechtbank concludeert dat verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van partijdigheid.

Daarnaast heeft verzoeker aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de datum en tijd van het verhoor, maar de rechtbank stelt dat dit niet de verantwoordelijkheid van de rechters is. Ook de stelling dat hij ten onrechte een advocaat toegewezen heeft gekregen, wordt verworpen, omdat deze grond te laat is ingediend. De rechtbank wijst het wrakingsverzoek af, en benadrukt dat verzoeker zich moet uitspreken over zijn vertegenwoordiging door de toegewezen advocaat.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
Zaaknummer: 12/92
Parketnummer: 05/502499-09
Beschikking van 19 januari 2012
inzake
T.S.H. [verzoeker]
wonende te Budapest (Hongarije),
verzoeker tot wraking,
en
mrs. P.C. Quak, M.F. Gielissen en J.M. Klep, in hun hoedanigheid van rechter.
1. De procedure
1.1. Bij schrijven van 17 januari 2012 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mrs. Quak, Gielissen en Klep.
1.2. Bij schrijven van 18 januari 2012 hebben mrs. Quak, Gielissen en Klep aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben zij hun zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.3. Op 19 januari 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoeker is daar verschenen. Mrs. Quak, Gielissen en Klep hebben in genoemd schrijven van 18 januari 2012 te kennen gegeven geen prijs te stellen om te worden gehoord en aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling.
1.4. De wrakingskamer heeft het onderzoek ter zitting gesloten en mondeling uitspraak gedaan, waarbij het verzoek tot wraking is afgewezen. Hieraan is navolgende ten grondslag gelegd.
2. Het wrakingsverzoek en het verweer
2.1. Verzoeker stelt dat zonder dat hij daarvan in kennis is gesteld een getuige ([getuige]) in zijn zaak is gehoord, waardoor hij in zijn rechten is geschaad. Tevens is daarmee de vooringenomenheid en partijdigheid van genoemde rechters vast komen te staan.
2.2. Mrs. Quak, Gielissen en Klep voeren verweer en stellen zich op het standpunt dat de getuige is gehoord in aanwezigheid van een kantoorgenoot van de raadsman van verzoeker. Verdere verhoren van getuigen staan niet gepland. Van rechterlijke partijdigheid of vooringenomenheid is geen sprake.
3. De beoordeling
3.1. Gelet op artikel 512 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3 Verzoeker stelt niet in kennis te zijn gesteld van het verhoor van getuige [getuige]. Uit het proces-verbaal van de zitting van 13 oktober 2011 blijkt echter dat tijdens die zitting, waarbij verzoeker aanwezig was, is besproken dat de zaak zal worden verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van getuige [getuige]. Ter zitting van de wrakingskamer is dit door verzoeker ook niet betwist. Hetgeen verzoeker op dit punt heeft aangevoerd is naar het oordeel van de rechtbank derhalve onvoldoende om te veronderstellen dat dit getuigt van een dusdanige partijdigheid dat dit de vrees voor partijdigheid in de onderhavige zaak rechtvaardigt.
3.4 Verzoeker stelt zich voorts op het standpunt dat hij niet in kennis is gesteld van de datum en het tijdstip van het verhoor en dat hij daardoor niet in de gelegenheid is geweest bij het verhoor aanwezig te zijn. De rechtbank is van oordeel dat de planning en bekendmaking van de datum, tijdstip, locatie en wijze waarop een getuige wordt verhoord, behoort tot de verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris. Gesteld noch gebleken is dat mrs. Quak, Gielissen en Klep hiermee enige bemoeienis hebben gehad, zodat hierin geen feiten of omstandigheden kunnen worden gezien waaruit blijkt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade heeft geleden.
3.5. De stelling van verzoeker dat de rechtbank hem ten onrechte een advocaat heeft toegewezen, leidt ook niet tot een ander oordeel, nu deze stelling, wat daar ook van zij, thans niet meer aan de orde kan zijn. Verzoeker voert deze grond eerst ter zitting van de wrakingskamer aan. De rechtbank heeft reeds in augustus 2011 aan verzoeker een advocaat toegewezen. Verzoeker is hiervan destijds al op de hoogte gesteld c.q. gekomen. Verzoeker had, voor zover hij dit als grond voor wraking ziet, deze grond dan ook eerder in de procedure kunnen en moeten aanvoeren. Een dergelijk laat ingediende wrakingsgrond kan enkel tot een niet-ontvankelijkverklaring leiden.
3.6. Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
3.7. Ten overvloede wordt aan verzoeker meegegeven dat indien hij zich niet door de toegewezen advocaat wil laten vertegenwoordigen, hij dit nogmaals uitdrukkelijk bij de betreffende advocaat en de rechtbank moet aangeven.
4. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. T.P.E.E. van Groeningen, voorzitter, C. van Linschoten en G.A. van der Straaten in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.M.B. van Eeten en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2012.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.