ECLI:NL:RBARN:2012:BV2074

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800635-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in militaire diefstalzaak te Kandahar

In de zaak voor de Rechtbank Arnhem, sector strafrecht, is op 30 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging van stuwhout in Kandahar, Afghanistan. De militaire kamer heeft de zaak op 16 januari 2012 ter terechtzitting behandeld, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P. Reitsma. De officier van justitie, mr. J.C. Stikkelman, eiste vrijspraak voor het primair ten laste gelegde en een werkstraf voor het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank heeft de tenlastelegging gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het wederrechtelijk toe-eigenen van stuwhout dat toebehoorde aan het Ministerie van Defensie.

De militaire kamer heeft geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het stuwhout had gestolen of verduisterd. De verdachte had verklaard dat hij dacht dat het hout met toestemming van zijn superieuren werd vervreemd en dat hij pas na de verkoop van het hout op de hoogte was van de waarde ervan. De verklaringen van de betrokken kapitein en andere getuigen ondersteunden deze stelling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk wederrechtelijk had gehandeld, waardoor de vrijspraak volgde voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.

De uitspraak werd gedaan door de militaire kamer, bestaande uit voorzitter mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter mr. J.M.J.M. Doon en militair lid kapitein ter zee mr. F.N.J. Jansen, in tegenwoordigheid van griffier L.J.M. Visser. De rechtbank heeft de verdachte op 30 januari 2012 vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige militaire Kamer
Promis II
Parketnummer : 05/800635-11
Datum zitting : 16 januari 2012
Datum uitspraak : 30 januari 2012
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
Officier van justitie : mr. J.C. Stikkelman.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 tot en met 12
januari 2011 te of nabij Kandahar en/of Tarin Kowt, althans in Afghanistan,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid stuwhout, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan Ministerie van Defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 tot en met 12
januari 2011 te of nabij Kandahar en/of Tarin Kowt, althans in Afghanistan,
(telkens) opzettelijk een hoeveelheid stuwhout, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan Ministerie van Defensie, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan
door misdrijf, te weten in beheer/onder toezicht, onder zich had, (telkens)
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 16 januari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
De officier van justitie, mr. J.C. Stikkelman, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Met de officier van justitie en de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het stuwhout heeft gestolen zodat verdachte van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
De militaire kamer acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het stuwhout heeft verduisterd en zal verdachte daarom ook vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.
De militaire kamer overweegt daartoe als volgt.
De officier van justitie heeft aangeveerd dat verdachte zich het stuwhout opzettelijk wederrechtelijk zou hebben toegeëigend op het moment van de verkoop van het hout tegen een fors geld bedrag.
Verdachte heeft verklaard dat het hout weliswaar met zijn instemming werd vervreemd maar dat hij er, totdat hij na de verkoop van het hout, waarbij hijzelf niet aanwezig was, onverwacht een groot geldbedrag aan opbrengst kreeg overhandigd, vanuit is gegaan dat het stuwhout niet veel waard was, en dat dit zou worden afgestoten met toestemming van kapitein [naam], toentertijd G4 in de staf van de Redeployment Task Force 2 waartoe verdachte behoorde.
De militaire kamer acht deze verklaring niet onaannemelijk.
De militaire kamer neemt hierbij in aanmerking dat kapitein [naam] tijdens het huishoudelijk onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van de commandant van de voornoemde Task Force heeft verklaard dat hij begin januari 2011 tijdens een werkbezoek, op een moment dat verdachte was opgenomen in het militaire hospitaal, met de waarnemend commandant [naam]en over het stuwhout heeft gesproken en daarbij heeft gezegd dat dit stuwhout wat hem betreft mocht worden vervreemd, ook indien er een -geringe- financiële vergoeding voor zou worden ontvangen.
Ook de verklaring van verdachte dat hij er totdat hij het geldbedrag kreeg overhandigd, vanuit ging dat stuwhout, dat nat was geworden en daarom als zodanig niet meer bruikbaar was, geen (of nauwelijks) waarde had acht de militaire kamer niet onaannemelijk, nu ook [naam] en [naam]en daar, blijkens hun verklaringen in eerste instantie van uit gingen.
Dat verdachte al vóór de verkoop op de hoogte was dat de verkoop van het stuwhout veel meer zou opbrengen acht de militaire kamer niet bewezen. De enkele verklaring van sergeant [naam] dat hij al voor de uiteindelijke verkoop een offerte aan verdachte had laten zien waaruit de grote waarde bleek, is daartoe onvoldoende, temeer nu de verklaring van De [naam] op dit punt summier is.
Het vorenstaande betekent dat de stelling van verdachte dat hij tot en met de verkoop van het hout er van uit ging dat het om een gelegitimeerde afstoting zou gaan, niet weerlegt kan worden zodat niet bewezen kan worden dat er sprake was van opzettelijke wederrechterlijke toe-eigening. Dit brengt met zich dat verdachte wordt vrijgesproken.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Aldus gewezen door
mr. T.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter,
mr. J.M.J.M. Doon, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen, militair lid,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2012.