ECLI:NL:RBARN:2012:BV1328

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
registratienummer: AWB 11/4099
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag Stichting Scholengemeenschap voor Speciaal en Voortgezet onderwijs 'de Brouwerij' op basis van de Subsidieregeling ESF 2007-2013

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 17 januari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Scholengemeenschap voor Speciaal en Voortgezet onderwijs 'de Brouwerij' en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eiseres had een subsidieaanvraag ingediend in het kader van het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor het project 'Werk in de Brouwerij', maar deze aanvraag werd door verweerder afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag op zorgvuldige wijze was gebeurd, waarbij het Comité van experts de aanvragen had beoordeeld aan de hand van de Subsidieregeling ESF 2007-2013. De rechtbank stelde vast dat de subsidieaanvragen in 2011 het beschikbare bedrag van € 24.000.000 overschreden, waardoor de aanvragen van aanvragers die eerder geen subsidie hadden ontvangen voorrang kregen. De eiseres had eerder subsidie ontvangen, waardoor haar aanvraag niet in aanmerking kwam voor subsidie. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de beoordeling door het Comité niet zorgvuldig was geweest of dat er sprake was van willekeur. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 11/4099
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 17 januari 2012
inzake
Stichting Scholengemeenschap voor Speciaal en Voortgezet onderwijs "de Brouwerij", eiseres,
gevestigd te Zetten, vertegenwoordigd door D. Boonstoppel,
tegen
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 29 augustus 2011.
2. Procesverloop
Bij besluit van 14 april 2011 heeft verweerder de subsidieaanvraag van eiseres in het kader van het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor het project “Werk in de Brouwerij” geweigerd.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het namens eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 14 april 2011 gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is gevoegd behandeld met het beroep van Scholencombinatie De Radar met registratienummer AWB 11/3732 ter zitting van de rechtbank van 7 december 2011. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door D. Boonstoppel voornoemd, bijgestaan door E. Nillesen en M. Makowiecka, allen werkzaam bij Boonstoppel Subsidie Advies te Druten. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Gelauff LL.B., werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Na sluiting van het onderzoek zijn de zaken weer gesplitst.
3. Overwegingen
3.1 De subsidieaanvraag van eiseres is blijkens het bestreden besluit beoordeeld aan de hand van de Subsidieregeling ESF 2007-2013 (herzien) (hierna: de Subsidieregeling). De volgende artikelen van de Subsidieregeling zijn hierbij van belang.
3.2 Artikel 11, aanhef en onder b, van de Subsidieregeling luidt: een aanvraag tot verlening van subsidie wordt door de minister afgewezen, indien subsidieverlening tot gevolg heeft dat het van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 6, wordt overschreden.
3.3 Ingevolge artikel C3 van bijlage 1 van de Subsidieregeling bedraagt het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie voor aanvragen, ingediend in 2011:
€ 24.000.000.
3.4 Artikel C8 van bijlage 1 van de Subsidieregel luidt:
1. Projecten in het kader van Actie C van een subsidieaanvrager aan wie op grond van deze regeling niet eerder subsidie voor een project in het kader van Actie C is verleend, hebben voorrang op projecten van een subsidieaanvrager aan wie op grond van deze regeling eerder subsidie voor een project in het kader van Actie C is verleend.
2. Met betrekking tot de projecten van een subsidieaanvrager aan wie op grond van deze regeling eerder subsidie voor een project in het kader van Actie C is verleend, hebben projecten die in hogere mate voldoen aan de criteria arbeidsmarktgerichtheid, innovatief gehalte en netwerkgerichtheid, voorrang op de projecten die in mindere mate aan die criteria voldoen.
3. De mate waarin voldaan wordt aan de criteria wordt beoordeeld door het Comité van experts Subsidieregeling ESF 2007–2013/Actie C. Het Comité van experts kent aan zijn beoordeling een score toe en brengt hierover binnen vier weken na het einde van het aanvraagtijdvak advies uit aan de minister.
4. Indien de beoordeling ertoe leidt dat projecten een gelijke score hebben, heeft het project van een subsidieaanvrager aan wie minder vaak subsidie voor een project in het kader van Actie C is verleend, voorrang op het project van een subsidieaanvrager aan wie vaker subsidie voor een dergelijk project is verleend.
5. Indien na toepassing van het voorgaande lid subsidieaanvragen een gelijke plaats in de rangorde hebben, hebben subsidieaanvragen die betrekking hebben op een project met betrekking tot een school voor voortgezet speciaal onderwijs voorrang op subsidieaanvragen die betrekking hebben op een project met betrekking tot een school voor praktijkonderwijs.
6. Indien na toepassing van het voorgaande lid subsidieaanvragen een gelijke plaats in de rangorde hebben, worden die subsidieaanvragen in rangorde geplaatst in volgorde van het tijdstip van binnenkomst van de volledige subsidieaanvraag, waarbij de volledige subsidieaanvraag die op een eerder tijdstip door de minister is ontvangen een hogere rangorde heeft dan een volledige subsidieaanvraag die op een later tijdstip is ontvangen.
3.5 Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.6 Eiseres heeft subsidie aangevraagd voor Actie C: praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Eiseres heeft eerder ESF-subsidie ontvangen. Gebleken is dat de in 2011 binnengekomen subsidieaanvragen het beschikbare bedrag van 24.000.000 overschrijden. De aanvragers aan wie nog niet eerder een ESF-subsidie voor soortgelijke projecten is verleend, komen als eerste in aanmerking voor subsidie. De overige projecten, waaronder dat van eiseres, zijn vervolgens door het Comité van experts Subsidieregeling ESF 2007-2013/Actie C (hierna: het Comité) gerangschikt op de wijze als bepaald in artikel C8, tweede en derde lid, van de Subsidieregeling. Het project van eiseres heeft een score van 10 punten behaald. Omdat een aantal andere projecten een hogere score heeft behaald, was voor haar project geen subsidie meer beschikbaar. Verweerder heeft de rangschikking van het Comité aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd en heeft de subsidieaanvraag van eiseres afgewezen.
3.7 Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft verweerder de zaak nogmaals aan het Comité voorgelegd. In reactie daarop heeft het Comité bij schrijven van 8 augustus 2011 medegedeeld dat na bestudering van de argumenten in de bezwaarprocedure en na opnieuw de aanvraag te hebben getoetst op gelijke wijze als bij alle aanvragen is gebeurd, de score van 10 punten wordt gehandhaafd. Verweerder is in het bestreden besluit uitgegaan van het oordeel van het Comité, heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het besluit van 14 april 2011 gehandhaafd.
3.8 Eiseres heeft het bestreden besluit gemotiveerd aangevochten. Op haar stellingen zal de rechtbank, voor zover nodig, in het navolgende ingaan.
3.9 De rechtbank stelt vast dat wanneer een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dit advies, gelet op artikel 3:9 van de Awb voldoende zorgvuldig tot stand dient te zijn gekomen en voorts inzichtelijk een volledig moet zijn. Alvorens tot besluitvorming over te gaan dient verweerder zich er van te vergewissen dat hieraan voldaan is.
3.10 Het Comité telt een voorzitter en drie onafhankelijke leden. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het Comité de volgende werkwijze hanteert. Alle aanvragen zijn steeds door twee leden afzonderlijk getoetst aan de kwaliteitscriteria genoemd in de Subsidieregeling. Het toetsingskader dat is gebruikt bij de beoordeling staat op het forumlier “Toetsingskader ESF 2007-2013/Actie c Ranking 2011”. Het daarin opgenomen toetsingskader bevat 31 voorbedrukte vragen met betrekking tot de criteria arbeidsmarktgerichtheid, netwerkgerichtheid en innovatief gehalte die met “ja” kunnen worden aangekruist. Er zijn interne afspraken gemaakt over de wijze waarop een aanvraag moet worden beoordeeld. Beide leden geven aan de beoordeling uitdrukking door middel van een score. Bij een verschil van twee punten of minder in score, geldt de hoogste score. Op alle definitieve toetsingskaders is aangegeven wie heeft getoetst voordat het toetskader is overgedragen aan het secretariaat (AG SZW) om te worden verwerkt in het totaaloverzicht met de scores van alle projectaanvragen. Het AG SZW stelt het definitieve advies over de rangorde vast.
3.11 De rechtbank is van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de geschetste werkwijze die tot het advies van het Comité heeft geleid, op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. In dit verband wijst de rechtbank er op dat uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat een medewerker van verweerder de vergaderingen van het Comité heeft bijgewoond om erop toe te zien dat zorgvuldigheid werd gewaarborgd.
3.12 Voorts is de rechtbank van oordeel dat het advies van het Comité op inzichtelijke wijze informatie verschaft. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft verweerder het Comité verzocht om een reactie. Het Comité heeft de aanvraag van eiseres vervolgens – in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd – nogmaals bekeken en gemotiveerd uiteengezet waarom eiseres op de door haar aangehaalde vragen geen punten heeft gescoord. Naar het oordeel van de rechtbank is hierdoor op inzichtelijke wijze informatie verschaft over waarom niet bij deze vragen “ja” is aangekruist.
3.13 In hetgeen namens eiseres is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. Zo bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen reden om aan te nemen dat het onderdeel ‘Producten en Resultaten’ van de bijlage Kwaliteitscriteria niet bij de beoordeling is meegenomen. Dat eiseres van mening is dat zij meer punten had moeten krijgen is hiervoor onvoldoende. Blijkens de gedingstukken is eiseres (uit coulance) expliciet de gelegenheid geboden een bijlage met het gedeelte ‘Producten en Resultaten’ alsnog aan de aanvraag toe te laten voegen en heeft het Comité van deze bijlage kennis genomen. In dit verband wordt opgemerkt dat bij de beoordeling de referentie ten opzichte van de overige aanvragen van belang is. Voorts blijkt uit het bestreden besluit dat ingeval geen “ja” is toegekend dat niet altijd betekent dat in het geheel niet is voldaan aan dat onderdeel. Het betekent slechts dat niet in voldoende mate is voldaan om een “ja” toe te kennen.
Ten slotte heeft eiseres geen concrete onderbouwing gegeven van de stelling dat gehandeld is in strijd met het verbod van willekeur, omdat een aantal sterke aanvragen zijn afgewezen, terwijl minder sterke aanvragen zijn toegekend. Ook deze beroepsgrond faalt derhalve.
3.14 Het vorenstaande betekent dat verweerder het advies van het Comité aan de besluitvorming ten grondslag mocht leggen en niet gehouden was een contra-expertise uit te laten voeren.
3.15 Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit geen doel treffen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
3.16 De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
3.17 Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Kjellevold - Hoegee, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2012.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 17 januari 2012