ECLI:NL:RBARN:2012:BV1050

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/721572-11 en 05/720923-10(TUL)
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelicten en gevolgen van het negeren van een volgteken door een bestuurder

Op 18 januari 2012 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige man die op 31 maart 2011 in Nijmegen en Deest diverse verkeersdelicten heeft gepleegd. De verdachte negeerde een volgteken van de politie, veroorzaakte gevaar op de weg, botste tegen een politiewagen, verliet de plaats van het ongeval en reed zonder rijbewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk niet voldeed aan het bevel van de politie om te volgen, wat leidde tot een gevaarlijke achtervolging waarbij hij levensgevaarlijke manoeuvres uitvoerde. Tijdens deze achtervolging botste hij tegen een stilstaand politiewagen en verliet hij de plaats van het ongeval zonder zijn identiteit bekend te maken. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een werkstraf op, een voorwaardelijke gevangenisstraf, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Daarnaast werd een geldboete opgelegd voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking, en besloot tot een passende straf die hem de kans biedt op rehabilitatie.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/721572-11 en 05/720923-10 (TUL)
Datum zitting : 4 januari 2012
Datum uitspraak : 18 januari 2012
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum en plaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. J.W. Schouten, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2011, te Nijmegen, als bestuurder van een
motorrijtuig (een personenauto van het merk Citroën, type C1 met kenteken
[nummer]), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
de Wijchenseweg, opzettelijk - toen hoofdagent R.M. [naam] in de hoedanigheid
van motoragent en zich bevindende op een opvallende politiedienstmotor, ter
controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet gegeven
voorschriften, van verdachte vorderde of verdachte beval hem te volgen, welke
vordering of welk bevel door die politie-ambtenaar, belast met en bevoegd
verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, werd gedaan met een op de
achterzijde van die opvallende politiedienstmotor aangebrachte transparant,
waarin het woord "volgen" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht
werd - niet heeft voldaan aan genoemde vordering of genoemd bevel gedaan door
genoemde ambtenaar;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2011 te Deest in de gemeente Druten,
en/of te Nijmegen, althans in Nederland als bestuurder van een vierwielig motorrijtuig,
te weten een personenauto van het merk Citroën en type C1 en met het
kenteken [nummer] en daarmee rijdende op de openbare weg, te weten het knooppunt Lindeholt rechtsaf is geslagen zonder richting aan te geven en/of door rood licht is gereden en/of op de A73 met te hoge snelheid een bocht is ingestuurd en/of op de vluchtstrook een voertuig rechts heeft ingehaald en/of naar links heeft gestuurd, terwijl een (politie)voertuig hem links wilde passeren en/of naar rechts heeft gestuurd, terwijl een (politie)voertuig hem links wilde passeren en/of naar rechts heeft gestuurd, terwijl een (politie)voertuig hem rechts wilde passeren en/of op de Maas en Waalweg voertuigen heeft ingehaald waardoor het tegemoetkomende verkeer diende uit te wijken en/of op de afrit richting Deest van de Van Maas en Waalweg,
en gekomen ter hoogte van de kruising van de Van Maas en Waalweg met de
Deestersteeg tegen een op die Deestersteeg stilstaand opvallend
politiedienstvoertuig met het kenteken [nummer], dat toen en daar optische en
geluid signalen voerde, is gereden en/of gebotst, door welke gedraging(en) van
verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt,
en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2011, te Deest, gemeente Druten,,
als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval
(zijnde de botsing beschreven in feit 2) op de Deestersteeg,
de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij
wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten de regiopolitie
Nijmegen) letsel en/of schade was toegebracht, zonder dat de verdachte
behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit
en/of de identiteit van het door verdachte bestuurde motorrijtuig;
4.
hij op of omstreeks 31 maart 2011, te Deest, gemeente Druten,,
als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval
(zijnde de botsing die is ontstaan, na het vervolgen van zijn, verdachtes,
weg bedoeld in feit 3) op de Deesterweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan
een ander (te weten de regiopolitie Nijmegen) letsel en/of schade was
toegebracht, zonder dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft
geboden tot vaststelling van zijn identiteit en/of de identiteit van het
door verdachte bestuurde motorrijtuig;
5.
hij op of omstreeks 31 maart 2011 te Deest in de gemeente Druten, als
bestuurder van een vierwielig motorrijtuig, te weten een personenauto van het
merk Citroën en type C1 en met het kenteken [nummer] en daarmee rijdende op de
openbare weg, te weten op de rotonde van de Deestersteeg en de Van
Heemstraweg, zijn voetuig niet voldoende onder controle heeft gehouden
waardoor hij met zijn voertuig over de kop is geslagen, door welke
gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
6.
hij op of omstreeks 31 maart 2011 te Nijmegen als bestuurder van een
motorrijtuig (een personenauto van het merk Citroën, type C1 met kenteken
[nummer]) heeft gereden op de weg, de Wijchenseweg, zonder dat aan hem door de
daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de
Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/720923-10).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 4 januari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.W. Schouten, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd en zijn ter terechtzitting verschenen:
• M. [benadeelde partij]; en
• Politie Gelderland-Zuid, vertegenwoordigd door mr. J. Ross.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 31 maart 2011 reed verdachte in een personenauto van het merk Citroën type C1 met het kenteken [nummer], op de Wijchenseweg te Nijmegen. Hoofdagent R.M. [naam], die zich op dat moment als motoragent bevond op een opvallende politiedienstmotor, gaf verdachte een volgteken door middel van een transparant met het woord volgen, om een controle in te stellen vanwege het jonge uiterlijk van de bestuurder van die auto.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich primair op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. Hij voert hiertoe aan dat verdachte wel (in ieder geval gedeeltelijk) heeft voldaan aan het bevel om de agent te volgen. Verdachte is de agent namelijk gevolgd tot aan de afrit naar het tankstation. De feitelijke omschrijving in de tenlastelegging dat verdachte ‘niet heeft voldaan aan het bevel’ kan dan ook niet bewezen worden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft van de agent een duidelijk teken gekregen dat hij hem diende te volgen. Verdachte verklaart bij de politie dat hij het teken van de politie heeft gezien en begrepen en dat hij bewust is weggereden van de politie. Dat verdachte wellicht eerder de politie wel een stukje is gevolgd doet hier niet aan af.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 31 maart 2011, te Nijmegen, als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto van het merk Citroën, type C1 met kenteken [nummer]), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Wijchenseweg, opzettelijk - toen hoofdagent R.M. [naam] in de hoedanigheid van motoragent en zich bevindende op een opvallende politiedienstmotor, ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet gegeven
voorschriften, verdachte beval hem te volgen, welk bevel door die politie-ambtenaar, belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, werd gedaan met een op de
achterzijde van die opvallende politiedienstmotor aangebrachte transparant, waarin het woord "volgen" - niet heeft voldaan aan genoemd bevel gedaan door genoemde ambtenaar;
Ten aanzien van feit 2, 3, 4 en 5
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 31 maart 2011 reed verdachte in een personenauto van het merk Citroën type C1 voorzien van het kenteken [nummer] te Nijmegen op het knooppunt Lindeholt. Het verkeerslicht op dat knooppunt straalde op dat moment rood licht uit voor het naar rechts afslaande verkeer. Verdachte negeerde het rode licht en sloeg, zonder richting aan te geven, rechtsaf. Verdachte reed de A73 op en stuurde vervolgens een bocht in. Daarbij lichtte het aldaar geplaatste matrixbord op met de tekst “u rijdt te snel”. Op de A73, voorbij de afslag Beuningen, ging verdachte op de vluchtstrook rijden en haalde hij een personenauto rechts in. Nadat verdachte weer op de rijbaan reed, wilde een politievoertuig verdachte links inhalen. Verdachte belette dit, door zijn voertuig naar links te sturen. Op de Maas en Waalweg haalde verdachte meerdere voertuigen in. Het tegemoetkomend verkeer moest daarbij voor verdachte uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Verdachte reed vanaf de Maas en Waalweg de afslag op in de richting van Deest. Bovenaan die afslag stond een opvallend politiedienstvoertuig stil. Dit politievoertuig voerde optische en geluidssignalen. Verdachte is met zijn voertuig tegen dit politievoertuig gebotst/gereden. Dit politiedienstvoertuig was voorzien van het kenteken [nummer]. het voertuig raakte beschadigd door het ongeval Na dit ongeval reed verdachte rechtsaf de Deestersterweg (de rechtbank begrijpt: Deestersteeg) op, zonder zijn identiteit of die van zijn auto bekend te maken.
Op de Deestersteeg reed verdachte vervolgens opnieuw tegen een politievoertuig. Na die aanrijding reed verdachte wederom weg zonder zijn identiteit of die van zijn voertuig bekend te maken.
Hierna heeft verdachte zijn weg over de Deestersteeg vervolgd in de richting van de rotonde met de Van Heemstraweg. Op die rotonde verloor verdachte de macht over het stuur en sloeg hij met zijn voertuig over de kop.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat de afslag van de Maas en Waalweg in de richting van Deest, de Deestersteeg en de rotonde waar de Deestersteeg kruist met de Van Heemstraweg, allen gelegen zijn in Deest, gemeente Druten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte zegt dat hij zich niet kan herinneren wat er gebeurd is nadat hij een volgteken kreeg van hoofdagent [naam] en daarna was doorgereden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2011 in Nederland als bestuurder van een vierwielig motorrijtuig,
te weten een personenauto van het merk Citroën en type C1 en met het kenteken [nummer] en daarmee rijdende op de openbare weg, te weten het knooppunt Lindeholt rechtsaf is geslagen zonder richting aan te geven en door rood licht is gereden en op de A73 met te hoge snelheid een bocht is ingestuurd en op de vluchtstrook een voertuig rechts heeft ingehaald en naar links heeft gestuurd, terwijl een (politie)voertuig hem links wilde passeren en op de Maas en Waalweg voertuigen heeft ingehaald waardoor het tegemoetkomende verkeer diende uit te wijken en op de afrit richting Deest van de Van Maas en Waalweg, en gekomen ter hoogte van de kruising van de Van Maas en Waalweg met de Deestersteeg tegen een op die Deestersteeg stilstaand opvallend politiedienstvoertuig met het kenteken [nummer], dat toen en daar optische en geluid signalen voerde, is gereden en/of gebotst, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd;
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2011, te Deest, gemeente Druten,,
als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval
(zijnde de botsing beschreven in feit 2) op de Deestersteeg,
de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij
wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten de regiopolitie
Nijmegen schade was toegebracht, zonder dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit en de identiteit van het door verdachte bestuurde motorrijtuig;
4.
hij op 31 maart 2011, te Deest, gemeente Druten, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval (zijnde de botsing die is ontstaan, na het vervolgen van zijn, verdachtes,
weg bedoeld in feit 3) op de Deestersteeg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten de regiopolitie Nijmegen) schade was toegebracht, zonder dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit en de identiteit van het
door verdachte bestuurde motorrijtuig;
Ten aanzien van feit 4 merkt de rechtbank op dat zij van oordeel is dat de in de tenlastelegging genoemde ‘Deesterweg’ een kennelijke schrijffout betreft, nu er geen weg met die naam in Deest, gemeente Druten voorkomt terwijl uit het dossier blijkt dat de weg waar het ongeval plaatsvond de ‘Deestersteeg’ is.
De rechtbank heeft derhalve die schrijffout verbeterd en Deesterweg gewijzigd in ‘Deestersteeg’.
hij op 31 maart 2011 te Deest in de gemeente Druten, als bestuurder van een vierwielig motorrijtuig, te weten een personenauto van het merk Citroën en type C1 en met het kenteken [nummer] en daarmee rijdende op de openbare weg, te weten op de rotonde van de Deestersteeg en de Van Heemstraweg, zijn voetuig niet voldoende onder controle heeft gehouden
waardoor hij met zijn voertuig over de kop is geslagen, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Ten aanzien van feit 6
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte reed op 31 maart 2011 als bestuurder van een Citroen, type C1 met kenteken [nummer] op de Wijchenseweg te Nijmegen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte voert aan dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen ten laste is gelegd onder feit 6, aangezien dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij voert hiertoe aan dat er slechts één wettig bewijsmiddel is ten aanzien van dit feit, namelijk de verklaring van verdachte zelf. Dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard niet in het bezit van een rijbewijs te zijn en aan verbalisanten is gebleken dat verdachte niet over een geldig rijbewijs beschikte op 31 maart 2011. Tijdens de rechtszaak verklaart verdachte dat hij ten tijde van de zitting zijn rijbewijs nog niet heeft gehaald. Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is ten aanzien van feit 6.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 6. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 31 maart 2011 te Nijmegen als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto van het merk Citroën, type C1 met kenteken [nummer]) heeft gereden op de weg, de Wijchenseweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de
Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van feit 1. Hij voert hiertoe het volgende aan.
De politietransparant met de tekst ‘volgen’ betreft volgens artikel 82a RVV 1990 een ‘aanwijzing’. Artikel 184 lid 1 van het Wetboek van strafrecht stelt ‘het niet voldoen aan een bevel of vordering’ strafbaar. Omdat een ‘vordering of bevel’ niet hetzelfde is als een ‘aanwijzing’, kan het feit niet worden gekwalificeerd.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
De agent heeft door middel van de transparant duidelijk te kennen gegeven dat verdachte de agent diende te volgen, wat kan worden opgevat als een bevel.
De rechtbank merkt hierbij wel op dat het bewezenverklaarde geen overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht oplevert, maar dat het bewezenverklaarde dient te worden gekwalificeerd als hierna vermeld.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘overtreding van het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 in artikel 82a van het
Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 bepaalde, uitdrukkelijk als strafbaar feit aangemerkt in artikel 92 van het Reglement Verkeeregels en Verkeerstekens 1990.’
Ten aanzien van feit 2 en 5, telkens:
‘overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994’
Ten aanzien van feit 3 en 4, telkens:
‘overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’
Ten aanzien van feit 6:
‘overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 1, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Zowel ten aanzien van feit 2 als ten aanzien van feit 5 vordert de officier van justitie dat verdachte wordt veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Ten aanzien van feit 6 vordert de officier van justitie dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 240,-, subsidiair 4 dagen hechtenis.
Het standpunt verdediging
De raadsman van verdachte vraagt de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een verstandelijke beperking. Dit heeft tot gevolg dat hij achterblijft op leeftijdsgenoten. De feiten die verdachte gepleegd heeft komen vooral voort uit frustratie hierover. De raadsman stelt zich op het standpunt dat geen gevangenisstraf opgelegd dient te worden. Hij voert hiertoe aan dat daarmee aan verdachte de kans wordt ontnomen op een opleiding en een baan.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 2 december 2011
• een advies tenuitvoerlegging van Reclassering Nederland, Toezichtunit Arnhem, gedateerd 1 december 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft op 31 maart 2011 in een auto gereden zonder te beschikken over een geldig rijbewijs. Toen een politieagent verdachte via een transparant beval om hem te volgen is hij doorgereden. De politie is hem achtervolgd. Tijdens deze achtervolging heeft verdachte een aantal levensgevaarlijke manoeuvres uitgehaald, waarbij het andere verkeer op de weg diverse malen moest uitwijken om een botsing te voorkomen. Eén keer belandde verdachte zelfs volledig op de andere weghelft en kwam hij met de auto terecht in de linkerberm. Verdachte is ook tegen een politieauto gebotst en daarna doorgereden. Uiteindelijk is hij over de kop geslagen en pas toen kon verdachte worden aangehouden. De politieauto en de auto waarin verdachte reed zijn zwaar beschadigd. Het gedrag van verdachte was dusdanig gevaarlijk dat er ook grotere schade of persoonlijk letsel had kunnen optreden. In ieder geval was het gedrag van verdachte voor de betrokken verbalisanten en de andere weggebruikers zeer beangstigend.
De rechtbank acht ten aanzien van de bewezenverklaarde misdrijven genoemd in feit 3 en 4 een werkstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis, met aftrek van 2 uren, zijnde de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht , passend en geboden met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden,. Gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, ziet de rechtbank aanleiding om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Feit 1 betreft een overtreding. Hiervoor zal de rechtbank een werkstraf opleggen voor de duur van 40 uur, te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Conform de eis van de officier van justitie zal de rechtbank verdachte voor de overtreding van feit 2 evenals voor feit 6 een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank acht de door de officier van justitie, ten aanzien van de in feit 6 bewezenverklaarde overtreding, gevorderde geldboete van € 240 passend en zal deze dan ook opleggen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met wettelijke rente. Hij stelt schade te hebben geleden als gevolg van het feit dat verdachte, terwijl [benadeelde partij] in de berm naar hem toeliep, met zijn auto op hem afkwam rijden. De benadeelde partij Regiopolitie Gelderland-Zuid vordert een bedrag van € 3816,68,-, te vermeerderen met wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 500,- wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. De officier van justitie voert hiertoe aan dat het inrijden op de agent weliswaar niet letterlijk terugkomt in de tenlastelegging, maar dat er wel levensgevaarlijk rijgedrag van verdachte in staat. Op basis hiervan dient de door [benadeelde partij] gevorderde immateriële schade toegewezen te worden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij Politie Gelderland-Zuid tot een bedrag van € 3816,68 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 48 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat de vordering van [benadeelde partij] niet dient te worden toegewezen. Hij voert hiertoe het volgende aan.
Ten eerste is het feit waar de immateriële schade het gevolg van zou zijn niet ten laste gelegd. Het betreft dus geen rechtstreekse schade.
Ten tweede dient de vordering te worden afgewezen omdat de situatie waar de immateriële schadevergoeding op ziet veel minder ernstig is dan gevallen waarin wel immateriële schade is toegewezen aan een benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van de regiopolitie Gelderland-Zuid stelt de raadsman zich op het standpunt dat de politie in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij voert hiertoe het volgende aan.
De factuur die aan de vordering is gehecht, is afkomstig van [naam] en gericht aan [naam]. Gemachtigde Ross zegt dat de vordering van de politie de schade betreft aan een auto die de politie zelf in eigendom heeft. Het is op grond van voorgaande niet duidelijk wie de eigenaar en dus ook de rechtstreeks benadeelde is met betrekking tot de gevorderde schade en de vordering is dan ook niet eenvoudig van aard.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Zij overweegt hiertoe dat de gedragingen van verdachte die de door [benadeelde partij] gestelde immateriële schade hebben veroorzaakt, niet door de officier van justitie ten laste zijn gelegd. Van de wel ten laste gelegde feiten is door [benadeelde partij] niet gesteld dat hem als gevolg van die feiten schade is toegebracht.
De rechtbank zal de vordering van de Regiopolitie Gelderland-Zuid toewijzen. Zij overweegt hiertoe het volgende.
De gemachtigde Ross heeft ter zitting toegelicht dat de politie de schadeafhandeling betreffende politieauto’s heeft uitbesteed aan [naam], maar dat de politie wel eigenaar is van de betreffende auto. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de politie kan worden aangemerkt als rechtsreeks benadeelde. De rechtbank acht de vordering - nu het ten laste gelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
6b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van 30 dagen gevangenisstraf gevorderd die door de rechtbank Arnhem op 7 december 2010 voorwaardelijk is opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist.
De rechtbank zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenis¬straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Arnhem, d.d. 7 december 2010.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 27, 36f, 57, 62, 91 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 5, 7, 107, 176, 177, 178, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 82a en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde onder
Feit 1:
het verrichten van een werkstraf gedurende 40 ( veertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 20 (twintig) dagen.
Feit 2:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Feiten 3 en 4:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde voor het einde van de proeftijd de navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- dat veroordeelde, zich uiterlijk binnen 5 (vijf) werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de balie van
o Reclassering Nederland, Toezichtunit Nijmegen, Sint Jorisstraat 72 te Nijmegen en zich na de eerste afspraak blijft melden op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent als en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- en voorts dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de hiermee verband houdende (nadere) aanwijzingen van de reclassering, voor zover en voor zolang dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
het verrichten van een werkstraf gedurende 80 ( tachtig) uren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht, in die zin dat van de werkstraf 2 (twee) uren wordt afgetrokken, zijnde 1 (een) dag hechtenis.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 40 (veertig) dagen.
Feit 5
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Feit 6
een betaling van een geldboete van € 240 (tweehonderdveertig euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 4 dagen hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te Nijmegen.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Regiopolitie Gelderland-Zuid
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan Regiopolitie Gelderland-Zuid, gevestigd te Nijmegen, te betalen € 3816,68 (zegge drieduizendachthonderdzestien euro en achtenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2011.
Maatregel van schadevergoeding ad € 3816,68 subsidiair 48 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Regiopolitie, gevestigd te Nijmegen, te betalen € 3816,68 , (zegge drieduizendachthonderdzestien euro en achtenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2011, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 48 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
DE BESLISSING OP DE VORDERING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) dagen voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Arnhem, d.d. 7 december 2010, onder parketnummer 05/720923-10.
Aldus gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik, als voorzitter, mr. H.G. Eskes, mr. M. van der Linde, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.J. Elferink-van Vliet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 januari 2012.