ECLI:NL:RBARN:2012:BU9125

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/1950
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winst uit onderneming bij Herbalife-activiteiten en belastingheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 3 januari 2012 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiser, [X], en zijn echtgenote, [Y], betrokken waren. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2009, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren. De rechtbank diende te beoordelen of de inkomsten uit de activiteiten van eiser en zijn echtgenote, die een onderneming drijven onder de naam V.o.f. [A], kwalificeerden als winst uit onderneming. De activiteiten bestonden voornamelijk uit de distributie en verkoop van [B]-producten, waarbij eiser en zijn echtgenote ook subdistributeurs werven. De rechtbank oordeelde dat de opbrengsten uit directe verkoop en royalty-inkomsten niet als speculatief konden worden aangemerkt, omdat deze inkomsten afhankelijk waren van de inspanningen van eiser en zijn echtgenote. De rechtbank concludeerde dat de inkomsten uit de [B]-activiteiten een bron van inkomen vormden en dat de aanslag terecht was opgelegd. Eiser had geen voldoende bewijs geleverd voor de niet-[B]-inkomsten, waardoor deze ook tot de winst uit onderneming werden gerekend. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 11/1950
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 3 januari 2012
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Almere, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2009 met dagtekening 24 november 2010 een aanslag (aanslagnummer [000].H.96) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.566 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.496.
Eiser heeft daartegen tijdig bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 april 2011 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 19 mei 2011, ontvangen door de rechtbank op 20 mei 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2011 te Arnhem.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote en de gemachtigde [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde].
De gemachtigde van eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
2. Feiten
2.1. Eiser en zijn echtgenote [Y] drijven samen een onderneming onder de naam V.o.f. [A]. De activiteiten van de onderneming bestaan hoofdzakelijk uit de distributie en verkoop van [B]-producten. Naast directe verkoop van [B]-producten zoeken eiser en zijn echtgenote actief naar nieuwe zelfstandige distributeurs die willen toetreden tot de organisatie van [B]. De werving van nieuwe subdistributeurs gebeurt via advertenties, de website, mond-tot-mondreclame en via het aanspreken van mensen op straat.
2.2 Binnen de (MLM-) [B]-organisatie behoren eiser en zijn echtgenote tot de 0,1% van de actieve leiders van het Presidents Team.
2.3. In 2009 hadden eiser en zijn echtgenote een netwerk van 92 subdistributeurs opgebouwd. Binnen dit netwerk doen zich continu wijzigingen voor van toe- en uittredende subdistributeurs.
2.4. Tot de gedingstukken behoren passages uit het zogenoemde [B] Handboek. In dit handboek is – onder meer – het volgende vermeld:
“Een geweldige manier om geld te verdienen
U kunt het volgende verdienen:
Directe verkoopwinst (25%-50%)
• Winst uit directe verkopen aan klanten.
Dagelijkse groothandelwinst (tot 25%)
• Verschil tussen wat u voor producten betaalt en wat de Distributeurs in uw downline voor producten betalen.
Maandelijkse royalty-inkomen (tot 5%)
• Als Supervisor kunt u tot 5% verdienen van het organisatievolume van al uw Supervisors en drie niveaus van de downline.
Maandelijkse productiebonussen (2%, 4%, 6% of 7% over organisatievolume)
• Bonussen voor TAB Teamleden.
Jaarlijkse bonussen
• Beloning voor de best kwalificerende Distributeurs ter wereld.
Kwalificeer u voor jaarlijkse speciale vakanties en trainingsevenementen
• Beloning voor uitzonderlijke prestatie gedurende het jaar.
Plus: Andere speciale acties en bonussen gedurende het jaar!”
2.5. Met V.o.f. [A] hebben eiser en zijn echtgenote in 2009 het volgende resultaat behaald:
€ 55.404,23 directe verkopen [B]-producten
€ 155.647,25 indirecte verkopen (bonussen/royalty’s van de [B]-organisatie i.v.m.
verkopen door de door eiser en zijn echtgenote aangeworven distributeurs)
€ 41.773,14 advertentieopbrengsten e.d.
€ 23.412,00 niet [B] gerelateerde inkomsten
€ 276.236,61
2.6. De opbrengst uit de directe verkopen betreft de verkoop van [B]-producten door eiser en zijn echtgenote aan hun eigen cliënten. Eiser en zijn echtgenote zijn – voor het behoud van hun licentie - verplicht om aan minimaal tien cliënten per maand te leveren. De verkochte producten worden door eiser en zijn echtgenote direct ingekocht bij [B]. Onder indirecte verkopen dient te worden verstaan de vergoeding die wordt ontvangen voor de door de subdistributeurs behaalde omzetten. Hiervoor ontvangen eiser en zijn echtgenote een royalty van 5% van de omzet. De hoogte van de royalty’s wordt vastgesteld volgens het zogenoemde Multi Level Marketing (MLM)-concept van [B]. Eiser en zijn echtgenote ontvangen de royalty’s op voorwaarde dat zij zelf een minimale hoeveelheid producten afnemen bij [B]. Deze minimumafnameverplichting is binnen [B] voor iedereen gelijk.
2.7. De afgelopen jaren zijn met de ondernemingsactiviteiten van V.o.f. [A] de volgende winsten gerealiseerd:
2004 € 108.060
2005 € 196.687
2006 € 130.570
2007 € 118.998 (waaronder niet-[B]-inkomsten van € 10.690)
2008 € 154.339 (waaronder niet-[B]-inkomsten van € 19.161)
2009 € 179.751 (waaronder niet-[B]-inkomsten van € 23.412).
De winsten zijn in de aangiften IB/PVV van eiser en zijn echtgenote in de jaren 2004 tot en met 2009 aangegeven als winst uit onderneming.
3. Geschil
In geschil is of de door eiser verrichte werkzaamheden voor [B] een bron van inkomen vormen. Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend en verweerder bevestigend.
Ter zitting heeft eiser verklaard dat de advertentieopbrengsten ad € 41.773,14 – conform het standpunt van verweerder – belast dienen te worden als winst uit onderneming.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Bron van inkomen
4.1. Volgens vaste jurisprudentie is sprake van een bron van inkomen indien:
1- wordt deelgenomen aan het economische verkeer;
2- voordeel wordt beoogd;
3- redelijkerwijs voordeel kan worden verwacht.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser met de activiteiten op het gebied van het distribueren van [B]-producten deelneemt aan het economische verkeer en daarmee voordeel beoogt. Wat partijen verdeeld houdt is het antwoord op de vraag of eiser met deze activiteiten redelijkerwijs een positieve opbrengst kan verwachten.
4.3. Eiser stelt zich op het standpunt dat sprake is van speculatie en beroept zich op het arrest van de Hoge Raad d.d.
24 december 2004, nr. 39.447, VN 2005/37.13). Verweerder stelt zich daarentegen op het standpunt dat de [B]-activiteiten kwalificeren als een bron van inkomen.
4.4. In zijn uitspraak van 3 januari 2003, nr. 01/3411 – de uitspraak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad – oordeelde het Gerechtshof Amsterdam in rechtsoverweging 5.9 als volgt:
“Op basis van het onder 5.5 tot en met 5.8.4 overwogene, komt het Hof tot het oordeel dat de mogelijkheid om als deelnemer in het WIN-systeem royaltyinkomsten te verwerven in het algemeen zozeer afhankelijk is van onvoorspelbare factoren die bovendien door de distributeur zelf niet te beinvloeden zijn, dat een eventueel gunstig resultaat van die deelname speculatief is.”
De Hoge Raad laat in zijn arrest de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand met een beroep op artikel 81 R.O.
4.5. Gelet op alle relevante feiten en omstandigheden, in hun onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de door eiser verworven inkomsten niet zozeer afhankelijk zijn van onvoorspelbare factoren die bovendien niet door hemzelf te beïnvloeden zijn, dat de gerealiseerde opbrengst speculatief van aard is.
4.6. Vooropgesteld dient te worden eiser actief en intensief bezig is om nieuwe subdistributeurs te werven en om de bestaande groep van subdistributeurs in stand te houden. De persoonlijke kwaliteiten van eiser en zijn echtgenote hebben ertoe geleid dat zij een ruim netwerk van (in 2009) 92 subdistributeurs hebben opgebouwd en dat zij, mede op basis van de in het verleden behaalde positieve resultaten, zijn toegetreden tot het Presidents Team.
4.7. Ten aanzien van de inkomsten uit directe verkoop geldt dat deze grotendeels afhankelijk zijn van de inspanningen van eiser en zijn echtgenote. Eiser heeft een afnameverplichting van [B] producten en is verplicht maandelijks aan minimaal tien cliënten te leveren. Gelet op de hoogte van de inkomsten uit directe verkoop over de jaren 2005 tot en met 2008 van respectievelijk € 70.221, € 71.240, € 69.184 en € 61.977 kon eiser naar het oordeel van de rechtbank, naar objectieve maatstaven gemeten, redelijkerwijs verwachten dat hij met de directe verkoop van [B]-producten een positief voordeel zou behalen.
4.8. Met betrekking tot de royaltyinkomsten acht de rechtbank van belang dat eiser (tezamen met zijn echtgenote) de afgelopen jaren een groot netwerk van subdistributeurs heeft opgebouwd en zijn toegetreden tot het Presidents Team van [B] waardoor zij jaarlijks verzekerd zijn van royaltyinkomsten. Weliswaar is de exacte hoogte van de royaltyinkomsten afhankelijk van de inspanningen van de subdistributeurs, maar dat neemt niet weg dat ook voor deze inkomsten geldt dat sprake is van een redelijkerwijs te verwachten voordeel. De hoogte van de indirecte verkopen over de jaren 2005 tot en met 2008 bedroeg respectievelijk € 191.012, € 148.248, € 137.382 en € 145.206.
4.9. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de inkomsten die eiser geniet uit zijn [B] activiteiten een bron van inkomen vormen en behoren tot de winst uit onderneming van V.o.f. [A].
4.10. Ten aanzien van niet-[B]-inkomsten van € 23.412 heeft eiser - als meest gerede partij hierover duidelijkheid te verschaffen – geen gegevens aangevoerd waaruit kan worden opgemaakt dan wel afgeleid waaruit deze inkomsten bestaan. Verweerder is er derhalve terecht en op juiste gronden van uitgegaan dat deze inkomsten eveneens behoren tot de winst uit onderneming.
Heffingsrente
4.11. Nu eiser geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente heeft aangevoerd, dient het beroep inzake de beschikking heffingsrente in zoverre ongegrond te worden verklaard.
Conclusie
4.12. Het beroep van eiser moet ongegrond worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.F. Geerling, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 3 januari 2012
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.