In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 2 augustus 2012 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over naheffingsaanslagen loonheffingen en vergrijpboetes opgelegd aan eiser, exploitant van een Chinees-Indisch restaurant. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen die door de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland waren opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007 een eenmanszaak dreef, die later werd omgevormd tot een vennootschap onder firma met zijn echtgenote. De inspecteur had naheffingsaanslagen opgelegd op basis van vermoedens van zwart inkoopgedrag en het niet opnemen van personeel in de loonadministratie. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen verschenen, waaronder de echtgenote van eiser en diverse gemachtigden van de Belastingdienst.
De rechtbank heeft de naheffingsaanslagen voor de jaren 2003, 2004 en 2005 vernietigd, omdat de gebreken in de administratie van eiser niet voldoende waren om tot omkering van de bewijslast te leiden. Voor de jaren 2006 en 2007 heeft de rechtbank de naheffingsaanslag verminderd tot € 737, en de heffingsrente en boete dienovereenkomstig aangepast. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat eiser zwart loon had betaald aan illegaal in Nederland verblijvende personen die in de keuken van het restaurant werkten. Wel werd vastgesteld dat er kost en inwoning was verstrekt, wat als loon in natura moest worden aangemerkt.
De rechtbank heeft de boete van 50% die aan eiser was opgelegd, verminderd tot € 312, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. Eiser werd in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 614. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Arnhem.