Parketnummer : 05/701012-11
Datum zitting : 13 september 2011
Datum uitspraak : 27 september 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [Verdachte]
geboren op : [Geboortedatum] 1992 te Amsterdam,
adres : [Adres verdachte],
plaats : [Postcode, woonplaats].
thans gedetineerd in PI A'dam - HvB Havenstraat, Havenstraat 6
Amsterdam.
Raadsvrouw : mr. J.H.W. van der Lee, advocaat te Amsterdam.
Officier van justitie: mr. K. Hermans
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 03 juni 2011 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen geld en/of sieraden, geheel of ten dele toebehorende
aan juwelierszaak "[Naam juwelier]" en/of [Slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Slachtoffer 3] en/of
[Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen
en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen,
- met een sjaal en/of doek voor zijn/hun gezicht, in elk geval zichzelf
onherkenbaar makend, in de richting van de juwelierszaak is/zijn gegaan en/of
- (gewapend) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
in de richting van die Juwelierszaak is/zijn gegaan en/of
- (met kracht) de toegangsdeur heeft/hebben geprobeerd te openen en/of
- de ruit van de toegangsdeur heeft/hebben geforceerd en/of vernield en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 1] heeft/hebben gericht, in elk geval
een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp duidelijk
zichtbaar aan/voor die [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 1]
heeft/hebben vastgehouden en/of getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 03 juni 2011 te Arnhem een of meer wapens van categorie
III, te weten een gaspistool (Walther P88, 9mm), en/of munitie van categorie
III, te weten 7 stuks (9 mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
hij op of omstreeks 23 april 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een motorfiets (Piaggio Skipper 125), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2011 tot en met 03 juni 2011 te
Amsterdam en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen een motorfiets (Piaggio Skipper 125), terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren)
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit/deze door diefstal
in elk geval door enig misdrijf was/waren verkregen;
art 417 bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 september 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.H.W. van der Lee, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden. Voorts heeft hij gevorderd dat het onder verdachte inbeslaggenomen gaspistool en de patronen worden onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer 1] heeft de officier verzocht deze hoofdelijk toe te wijzen en deze te vermeerderen met de wettelijke rente en voorts de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen tot het daarbij behorende aantal dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 september 2011;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, Regionaal Overvallen Team, gesloten op 22 juli 2011, met bijlagen, onder meer inhoudende een proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 1] d.d. 3 juni 2011 (p. 80 e.v.).
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 september 2011;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, Regionaal Overvallen Team, gesloten op 22 juli 2011, met bijlagen, onder meer inhoudende een proces-verbaal Wet Wapens en Munitie d.d. 10 juni 2011 (p. 310 e.v.).
Vaststaande feiten
Op 23 april 2011 werd de motorfiets van [Naam 1], een Piaggio Skipper 125, gestolen.2 Op 3 juni 2011 kwamen verdachte en medeverdachte [Naam medeverdachte] aanrijden op deze motorfiets bij juwelier [Naam juwelier], alvorens zij probeerden deze juwelier te overvallen.3 Op de motorfiets zat geen kentekenplaat.4
Standpunt van de officier van jusititie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van de motorfiets zoals tenlastegelegd onder feit 3, subsidiair.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3. Verdachte wist immers niet dat de motorfiets van misdrijf afkomstig was en kon dit ook niet vermoeden.
Beoordeling door de rechtbank
Nu nergens uit blijkt dat verdachte alleen danwel in vereniging de motorfiets heeft gestolen, dient verdachte van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is opzetheling van de motorfiets wel wettig en overtuigend bewezen gelet op het navolgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 september 2011 verklaard dat hij met medeverdachte [Naam medeverdachte] 2 dagen voor de overval had afgesproken dat ze een scooter nodig hadden. Verdachte heeft vervolgens de, van diefstal afkomstige, motorfiets gekocht voor € 300,= van een, hem naar zijn eigen zeggen verder onbekende, particulier, [Naam 2], in Amsterdam. De motorfiets zag er goed uit. [Naam 2] had verteld dat hij de motorfiets voor € 200,= in Duitsland had gekocht en dat dat de reden was dat er nog geen kentekenplaat op zat. De papieren zou verdachte later nog krijgen.
Gelet op deze omstandigheden heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een door misdrijf verkregen motorfiets kocht en heeft hij zich mitsdien schuldig gemaakt aan opzetheling door deze motorfiets te verwerven. Hierbij is naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen met medeverdachte [Naam medeverdachte] omdat zij een paar dagen voor de overval hadden afgesproken dat ze hierbij een scooter nodig hadden. Hiermee heeft medeverdachte [Naam medeverdachte] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat verdachte een door misdrijf verkregen motorfiets zou gaan verwerven.
Voorts hebben verdachte en medeverdachte [Naam medeverdachte] op de dag van de overval beiden op de motorfiets gezeten zodat ze deze ook tezamen voorhanden hebben gehad.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen van de opzetheling van de motorfiets.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 03 juni 2011 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen geld en sieraden, geheel of ten dele toebehorende
aan juwelierszaak "[Naam juwelier]" en/of [Slachtoffer 1], en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [Slachtoffer 3] en [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken tezamen
en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen,
- met een doek voor hun gezicht, in elk geval zichzelf
onherkenbaar makend, in de richting van de juwelierszaak zijn gegaan en
- (gewapend) met een pistool in de richting van die Juwelierszaak is/zijn gegaan en/of
- (met kracht) de toegangsdeur hebben geprobeerd te openen en
- de ruit van de toegangsdeur hebben vernield en
- een pistool op die [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 3] heeft gericht, in elk geval
een pistool, duidelijk
zichtbaar voor die [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 3] en [Slachtoffer 1]
heeft vastgehouden en/of getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 03 juni 2011 te Arnhem een of meer wapens van categorie
III, te weten een gaspistool (Walther P88, 9mm), en munitie van categorie
III, te weten 7 stuks (9 mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
hij in de periode van 23 april 2011 tot en met 03 juni 2011 te Amsterdam en/of Arnhem tezamen en in vereniging met een ander heeft verworven, voorhanden heeft gehad
een motorfiets (Piaggio Skipper 125), terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld goed wist, dat dit door diefstal in elk geval door enig misdrijf was verkregen; art 417 bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging betoogd dat feit 1 niet strafbaar is omdat er geen sprake is van een voltooid delict omdat de verdachten vrijwillig zijn teruggetreden. Toen verdachte zich realiseerde dat de situatie zou ontaarden in geweld, hetgeen hij niet wilde, toen heeft hij besloten weg te gaan. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank oordeelt als volgt. Art. 46b Sr bepaalt dat er geen strafbare poging is, indien een dader met de uitvoering van een misdrijf begint, maar vrijwillig beslist om te stoppen met zijn criminele gedrag voordat het misdrijf is voltooid. De beantwoording van de vraag of gedragingen van een verdachte zo'n vrijwillige terugtred opleveren - mede gelet op de aard van het misdrijf - hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Nog steeds kan sprake zijn van vrijwillige terugtred als mede een factor die buiten de dader ligt, ertoe leidt dat het misdrijf niet is voltooid.
Uit het dossier blijkt van de volgende concrete omstandigheden. Verdachte en zijn medeverdachte [Naam medeverdachte] bonken met hun lichaam tegen de toegangsdeur van de juwelier. Van binnenuit duwt [Slachtoffer 3] in tegengestelde richting tegen de deur om te voorkomen dat ze binnen kunnen komen.5 [Naam medeverdachte] slaat met een tas, waarin (zo bleek later) een moker zit, tegen de ruit van de toegangsdeur waardoor deze ruit kapot gaat.6 Verdachte richt zijn pistool door het gat van de ruit naar binnen.7 Vervolgens komen [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] van achteren de winkel ingelopen.8 Als de broers [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] vlakbij de deur zijn, lopen de daders weg.9 Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat de verdachten pas zijn vertrokken toen de overval dreigde te mislukken - er werd weerstand geboden vanuit de winkel door [Slachtoffer 3] en hij kreeg hulp van zijn beide broers - en hierop hebben zij het hazenpad gekozen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de daders uit zichzelf tot inkeer zijn gekomen mede aangezien er geen ondubbelzinnige handeling is geweest waaruit blijkt dat zij inderdaad tot inkeer waren gekomen zoals het verwijderen van de gezichtsbedekkende doeken. Het is veel eerder zo dat ze zijn opgehouden als gevolg van de door de aangever en diens broers geboden weerstand Het standpunt van de verdediging wordt verworpen.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot diefstal voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van opzetheling.
Deze feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden.
Het standpunt verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij het opleggen van een straf rekening te houden met de gewelddadige onrechtmatige aanhouding van verdachte door burgers, waarbij een verbalisant buiten diensttijd die dit zag gebeuren ten onrechte niet heeft ingegrepen. Hierdoor dient deze onrechtmatige aanhouding aan het Openbaar Ministerie te worden toegerekend. Voorts dient rekening te worden gehouden met het feit dat de daders vrijwillig zijn teruggetreden, dat de slachtoffers geen letsel hebben bekomen, dat verdachte nog jong is en met de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 6 juni 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een poging gedaan een overval te plegen op een juwelier waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een pistool en hij heeft opzettelijk een motorfiets geheeld.
Een overval op een winkel waarbij mensen aanwezig zijn behoort tot een categorie van strafbare feiten die een grove inbreuk maken op de rechtsorde en die gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, meer in het bijzonder bij de directe slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke misdrijven hebben vaak langdurig last van de psychische gevolgen van zo'n traumatische gebeurtenis, één en ander zoals naar voren komt in de slachtofferverklaring van [Slachtoffer 1]. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte voor meerdere diefstallen is veroordeeld en in verband met de Wet Wapens en Munitie. Dit heeft hem er blijkbaar niet van kunnen weerhouden om thans opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal geen strafvermindering gebaseerd op de gang van zaken tijdens de aanhouding toepassen. De rechtbank neemt op grond van het dossier aan dat er tegen verdachte geweld is gebruikt door de burgers die hem hebben vastgehouden totdat de politie kwam. Daarbij heeft een opsporingsambtenaar, buiten diensttijd, toegekeken zonder in te grijpen. Verdachte heeft hiervan aangifte gedaan en in die procedure kan de rol van de burgers aan de orde komen. De rechtbank ziet nu geen aanleiding te oordelen dat dit geweld buitenproportioneel was en dat op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering strafvermindering dient te worden toegepast.
Alle omstandigheden zoals hiervoor beschreven rechtvaardigen dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd. Gezien de afdoening van soortgelijke feiten in andere zaken, zal de rechtbank de navolgende gevangenisstraf opleggen.
Het inbeslaggenomen pistool en de inbeslaggenomen patronen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
6b. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [Slachtoffer 1] heeft een bedrag van € 6.112,36, gevorderd als materiële en immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft verzocht deze vordering toe te wijzen.
De verdediging heeft betoogd dat, gelet op haar verweer omtrent de vrijwillige terugtred, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. Voorts is de vordering te ingewikkeld om in dit kader af te kunnen doen en bovendien onvoldoende onderbouwd. Tenslotte is het de vraag of de fysieke schade verband houdt met de overval nu deze daarna is ontstaan.
De rechtbank oordeelt als volgt. De materiële schadevergoeding van € 612,36 betreft kosten die verdachte heeft moeten maken als gevolg van het letsel dat hij opliep tijdens de worsteling met de daders en ten behoeve van de reparatie van het glas van de winkeldeur. Wat betreft het letsel overweegt de rechtbank dat dit letsel weliswaar is ontstaan toen het slachtoffer achter de verdachten aan rende, maar dat het toch voor vergoeding in aanmerking komt omdat het een uitvloeisel is van de poging tot overval. De rechtbank acht de vordering- nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
De gevorderde immateriële schadevergoeding betreft een bedrag van € 5.500,=.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dat is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank stelt de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vast op € 2.500,-- en zal dit bedrag toewijzen aan het slachtoffer.
De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk en hoofdelijk toewijzen namelijk tot een bedrag van € 3.112,36, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht toepassen en dus verdachte de verplichting opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36d, 45, 47, 57, 91, 310, 312, 416 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen wapen en de munitie.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [Slachtoffer 1], te betalen € 3.112,36
(drieduizend en eenhonderdentwaalf euro en zesendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2011 en hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Maatregel van schadevergoeding ad € 3.112,36, subsidiair 41 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer 1], te betalen € 3.112,36 (drieduizend en eenhonderdentwaalf euro en zesendertig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 41 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. A.J.H. Steenweg, als voorzitter, mr. L.C.P. Goossens, mr. J.M.J.M. Doon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2011.
1 Het bewijs is terug te vinden in de in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, zoals bijgevoegd bij proces-verbaal nummer 2011065340, opgemaakt door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, Regionaal Overvallen Team, gesloten op 22 juli 2011 (de paginanummers verwijzen naar de pagina's in het doorgenummerde dossier).
2 Proces-verbaal aangifte door [Naam aangever] namens [Naam 1], p. 171 ev.
3 Proces-verbaal verhoor getuige [Slachtoffer 3] p. 92 ev en proces-verbaal aangifte door [Naam aangever] namens [Naam 1], p. 171 ev en rapport (voorwerp- en voertuig identificatieonderzoek) p. 235 ev.
4 Rapport (voorwerp- en voertuig identificatieonderzoek) p. 235 ev.
5 Proces-verbaal verhoor getuige [Slachtoffer 3], p. 92 ev.
6 Proces-verbaal bevindingen (camerabeelden) p. 149 ev.
7 Proces-verbaal [Slachtoffer 3] p 92 ev.
8 Proces-verbaal aangifte [Slachtoffer 1], p. 80 ev en proces-verbaal verhoor getuige [Slachtoffer 2] p. 88 ev.
9 Proces-verbaal bevindingen (camerabeelden), foto's p. 155 en 156.