ECLI:NL:RBARN:2011:BV1631

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
754550 \ BR VERZ 11-19101 \ AG\322\mtr
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie en administratiekosten in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter te Arnhem op 29 september 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie van € 60, opgelegd aan de appellant wegens het parkeren van een voertuig buiten de aangegeven parkeervakken. De appellant heeft in zijn beroep niet alleen grieven ingediend tegen de opgelegde sanctie, maar ook tegen de administratiekosten van € 6 die aan hem in rekening zijn gebracht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de administratiekosten geen punitief karakter hebben en derhalve niet als een sanctie kunnen worden beschouwd. De appellant heeft niet aangetoond dat de wettelijke regeling in strijd is met enige verbindende verdragsbepaling. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie om het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk te verklaren onjuist geacht en deze vernietigd. Het beroep van de appellant tegen de administratieve sanctie is ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is verklaard. De kantonrechter heeft de appellant verplicht om de administratiekosten van € 6 te betalen, aangezien deze kosten zijn bedoeld om de kosten van de inning van de administratieve sanctie te dekken. De uitspraak benadrukt dat de administratiekosten niet kunnen worden gerechtvaardigd door een verleende dienst en dat de hoogte van deze kosten bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De kantonrechter heeft ook verwezen naar eerdere jurisprudentie die relevant is voor de beoordeling van de zaak.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Wageningen
zaakgegevens 754550 \ BR VERZ 11-19101 \ AG\322\mtr
cjib-nr / registratienr 143108278 / H77079
zitting van 29 september 2011
mondelinge uitspraak
in de zaak van
[appellant]
wonende te [woonplaats]
appellant
procederend in persoon
tegen
de beslissing van de officier van justitie te Arnhem
De zaak is behandeld op de openbare zitting door de kantonrechter mr. A.M.F. Geerling, bijgestaan door M.G.W. Wijnveen-te Rietstap als griffier.
De procedure
Verwezen wordt naar het proces-verbaal van de zitting van 15 september 2011.
De kantonrechter doet heden uitspraak.
De gronden
De voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen, zodat appellant kan worden ontvangen in zijn beroep.
Aan appellant is een administratieve sanctie ad € 60 opgelegd wegens: “als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeergelegenheid (borden E4 tot en met E13) buiten de aangegeven parkeervakken”.
De gedraging zou zijn verricht op 17 juni 2010 om 11:05 uur op de Droevendaalsestraat te Wageningen met een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken].
Het betreft hier een constatering op kenteken.
Ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid
Vooropgesteld dient te worden dat appellant in zijn beroep bij de officier van justitie – naast grieven ten aanzien van de administratiekosten – ook grieven ten aanzien van de aan hem opgelegde administratieve sanctie heeft aangevoerd. Reeds hierom had de officier van justitie het beroep ontvankelijk moeten verklaren.
Daarnaast stelt appellant terecht dat het opleggen van administratiekosten moet worden gezien als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht zodat daartegen bezwaar en beroep openstaat.
De beslissing op bezwaar van de officier van justitie om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren is om de hiervoor genoemde reden dan ook onjuist en dient te worden vernietigd. Het beroep is in zoverre gegrond.
Ten aanzien van de administratieve sanctie
Appellant heeft ter zitting zijn grieven tegen de opgelegde administratieve sanctie laten varen zodat het beroep zich nog uitsluitend richt tegen de opgelegde administratiekosten.
Ten aanzien van de administratiekosten
Appellant heeft zijn grieven tegen de administratiekosten in zijn ter zitting voorgedragen pleitnota als volgt geformuleerd:
“(…).
12. De administratiekosten kunnen niet worden gerechtvaardigd door een verleende dienst. Zie ook
HR 09-09-11 LJN BQ4105.
13. Een betalingsverplichting ter zake van een overtreding is een sanctie.
14. I.c. twee sancties: dit is in strijd met ne-bis-in-idem (nationaal, EVRM, Bupo EU, grondrechtenhandvest).
15. Ktr. Amsterdam 9/25 augustus 2011: strijdig met fundamenteel beginsel van strafrecht inclusief administratieve handhaving om boetes op te leggen en voor de incasso daarvan direct administratiekosten op te leggen ook al is van onwil om te betalen nog niet gebreken.”
Op 1 juli 2009 is een aantal bepalingen inwerking getreden op grond waarvan administratiekosten worden doorberekend aan degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd.
De in artikel 22, tweede lid, WAHV aan de lagere regelgever gegeven opdracht tot het geven van voorschriften omtrent de inning van sancties, is verruimd tot voorschriften die betrekking hebben op de administratiekosten.
Artikel 11a van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994 luidt:
"Degene aan wie een administratieve sanctie wordt opgelegd, is administratiekosten verschuldigd. De omvang van deze kosten wordt bepaald bij ministeriële regeling. (…)
De administratiekosten worden samen met de administratieve sanctie in rekening gebracht."
Artikel 1 van de Regeling vaststelling administratiekosten verkeersboetes luidt:
"De administratiekosten, bedoeld in artikel 11a van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994, bedragen per administratieve sanctie € 6."
In de Nota van Toelichting bij het Besluit van 24 februari 2009, houdende wijziging van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994 is onder met het volgende opgenomen:
“(…).
Bij de vaststelling van de omvang van de administratiekosten, (…), zullen de volgende uitgangspunten worden gehanteerd.
De hoogte van het bedrag voor de administratiekosten wordt bepaald door alle kosten (personeel, materieel, ICT, huisvesting, etc.) die samenhangen met de inning van de boete. (…).”
Uit het vorenstaande volgt dat de wetgever met het in rekening brengen van de administratiekosten heeft beoogd de kosten die samenhangen met de inning van de administratieve boete door te berekenen aan de overtreder. De administratiekosten hebben derhalve geen punitief karakter zodat dienaangaande niet kan worden gesproken van het opleggen van een sanctie. De grieven van appellant hieromtrent snijden dan ook geen hout.
Appellant heeft voorts niet aangegeven met welke een ieder verbindende verdragsbepaling de doorberekening van administratiekosten mogelijk in strijd zou zijn. De kantonrechter is ook overigens niet gebleken dat de wettelijke regeling in strijd zou zijn met enige een ieder verbindende verdragsbepaling.
Het beroep van appellant op het ID-kaart-arrest (Hoge Raad d.d. 9 september 2001, LJN: BQ4105) gaat eveneens niet op. In genoemd arrest stond immers de vraag centraal of het in behandeling nemen van een aanvraag van een ID-kaart kan worden aangemerkt als een een dienst in de zin van artikel 229, lid 1, letter b, van de Gemeentewet. Dit is een geheel andere problematiek dan in het onderhavige geval.
Met betrekking tot de door appellant genoemde – maar niet overgelegde – uitspraak van de Kantonrechter te Amsterdam – overweegt de kantonrechter als volgt. Behoudens de zeer summiere samenvatting van de uitspraak in de pleitnota heeft appellant zijn standpunt dienaangaande niet onderbouwd. De kantonrechter heeft getracht de betreffende uitspraak in de hem ter beschikking staande jurisprudentieregisters te achterhalen. Dit heeft echter geen resultaat opgeleverd. Uit hetgeen appellant in zijn pleitnota heeft vermeld leidt de kantonrechter af dat het in de genoemde uitspraak handelde om in rekening gebrachte incassokosten gemaakt ter inning van een opgelegde geldboete. Aangezien hiervan in het onderhavige geval – zoals hiervoor overwogen – geen sprake is kan het beroep op deze uitspraak appellant niet baten.
Het vorenstaande brengt mee dat appellant de aan hem in rekening gebrachte administratiekosten ter hoogte van € 6,- verschuldigd is.
De beslissing
De kantonrechter:
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt deze beslissing;
verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de sanctie is opgelegd alsnog ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. A.M.F. Geerling en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2011.
Van de zitting is dit proces-verbaal opgemaakt.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. het beroepschrift niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 11, derde lid van de Wahv omdat niet (tijdig) zekerheid is gesteld.
Het beroepschrift dient te worden ingediend bij de Rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Wageningen.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
De sector kanton is gevestigd te Wageningen aan het Bowlespark 1
Correspondentieadres: Rechtbank Arnhem, Team Mulder, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem
Telefoonnummer: 026-3592666
Faxnummer: 026-3592815