“(…)
GELDLENING
De schuldenaar verklaart wegens op heden ter leen ontvangen gelden hoofdelijk verschuldigd te zijn aan de schuldeiser een bedrag van VIJFTIGDUIZEND EURO
(€ 50.000), hierna ook te noemen “de hoofdsom”.
Terzake deze geldlening verklaren de schuldenaar en de schuldeiser het navolgende te zijn overeengekomen:
Rente
Artikel 1
a. De schuldenaar is over de hoofdsom of het eventuele restant een rente verschuldigd van zes procent (6%) per jaar, te voldoen in maandelijkse termijnen op de laatste dag van elke maand en voor het eerst op dertig januari tweeduizend zeven over het sedert heden verstreken tijdvak.
b. Het rentepercentage zal vast zijn tot de dag, waarop de sedert de laatste dag van de maand waarin deze akte wordt gepasseerd vijf (5) volle jaren zijn verstreken, of ingeval deze akte wordt gepasseerd op de eerste dag van de maand tot de dag waarop sedert heden vijf (5) volle jaren zijn verstreken.
(…)
Looptijd en aflossing
Artikel 3
1. De looptijd van de geldlening is vijf (5) jaar. De schuldenaar is mitsdien verplicht de geldlening uiterlijk op zeven en twintig december tweeduizend elf aan de schuldeiser terug te betalen.
2. De schuldenaar is niet verplicht tot het doen van aflossingen.
(…)
HYPOTHEEKSTELLING
De comparanten verklaarden dat de schuldenaar en de schuldeiser zijn overeengekomen dat door de schuldenaar ten behoeve van de schuldeiser een recht van hypotheek en een pandrecht wordt verleend op de in deze akte omschreven goederen, tot zekerheid zoals in deze akte omschreven.
De schuldenaar verklaarde bij deze ten behoeve van de schuldeiser het recht van hypotheek te verlenen tot een bedrag van VIJFTIGDUIZEND EURO (€ 50.000,-) met rente en kosten begroot op vijfentwintigduizend euro (€ 25.000,-) dus tezamen ten belope van vijfenzeventigduizend euro (€ 75.000,-) op het navolgende registergoed voor de gehele som met rente en kosten:
het woonhuis met erf en verdere aan- en toebehoren, plaatselijk bekend [adres] te [woonplaats] (postcode [postcode]), kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie D, nummer 2923, groot drie are en acht centiare (3 a en 8 ca), hierna, tezamen met de hierna vermelde in pand te geven zaken, te noemen : “verbondene”.
(…)
Hypotheekbedingen
De schuldenaar en de schuldeiser verklaren, dat deze hypotheekverlening is geschied onder de volgende bedingen:
(…)
D. De schuldeiser is bevoegd om, zo de schuldenaar in zijn verplichtingen jegens haar in ernstige mate tekort schiet en de voorzieningenrechter haar daartoe machtiging verleent, het verbondene in beheer te nemen. Voorts is de schuldeiser bevoegd om, indien zulks met het oog op de executie vereist is, het verbondene onder zich te nemen en te verlangen dat dan ontruiming plaats heeft zonodig uit kracht van de grosse van deze akte.
E. De schuldenaar is gehouden de schuldeiser alle onkosten te vergoeden die voor de schuldeiser kunnen ontstaan, hetzij uit hoofde van het beheer, hetzij uit hoofde van het onder zich nemen van het verbondene en de maatregelen die in dit verband genomen moeten worden om inbezitneming door derden tegen te gaan.
F. Indien de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor deze hypotheek tot waarborg strekt, is de schuldeiser bevoegd het verbondene in het openbaar ten overstaan van een bevoegde notaris te doen verkopen, zoals bepaald in artikel 3:268 Burgerlijk Wetboek, teneinde uit de opbrengst al het verschuldigde met de kosten te verhalen. De hypotheekgever/schuldenaar verleent aan de schuldeiser een pandrecht op alle roerende zaken – daaronder ook begrepen de toekomstige roerende zaken – die volgens verkeersopvattingen bestemd zijn om het verbondene duurzaam te dienen en door hun vorm als zodanig zijn te herkennen en op – ook toekomstige – machinerieën of werktuigen als bedoeld in artikel 3:254 Burgerlijk Wetboek, zulks tot gelijke zekerheid voor de vorderingen waarvoor de onderhavige hypotheek is gevestigd. De schuldeiser is bevoegd de op grond van deze akte en nadien met toepassing van artikel 3:254 Burgerlijk Wetboek verpande goederen tezamen met het verbondene te executeren volgens de voor hypotheek geldende regels.
De hypotheekgever/schuldenaar zowel als de schuldeiser kunnen de voorzieningenrechter verzoeken onderhandse executie toe toestaan als bedoeld in artikel 3:268 lid 2 Burgerlijk Wetboek.
Indien de hypotheekgever/schuldenaar en/of schuldeiser het verbondene niet reeds heeft ontruimd krachtens het bepaalde in sub D zal ontruiming kunnen geschieden uit kracht van de grosse van proces-verbaal van toewijzing of indien het een onderhandse executie betreft uit kracht van de akte van levering.
(…)”