ECLI:NL:RBARN:2011:BV1040

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
194523
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbreuk op eigendomsrecht en schadevergoeding in het kader van leaseovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 14 december 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen BNP Paribas Leasing Solutions N.V. (voorheen Fortis Lease Nederland N.V.) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Int. Verhuis- en Transportbedrijf Jan de Lely B.V. De Lely was in deze procedure gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 15 december 2010 aan De Lely twee bewijsopdrachten verstrekt. De eerste opdracht betrof het bewijs van het bestaan en de omvang van de vorderingen van De Lely op Interlog uit hoofde van overeenkomst. De tweede opdracht betrof het bewijs van de feiten en omstandigheden die de goede trouw van De Lely ten aanzien van de bevoegdheid van Interlog tot het sluiten van een overeenkomst van opdracht tot repatriëring en stalling van trailers wettigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat De Lely er niet in is geslaagd om het haar opgedragen bewijs te leveren. Dit leidde tot de conclusie dat De Lely zonder recht inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van Fortis Lease, die als eigenaar recht heeft op de opbrengst van de verkochte trailers. De rechtbank heeft De Lely veroordeeld tot schadevergoeding aan Fortis Lease, inclusief onderzoekskosten en kosten van juridische bijstand. De vorderingen van Fortis Lease zijn grotendeels toegewezen, terwijl de vorderingen van De Lely zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Fortis Lease begroot en toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 194523 / HA ZA 09-2375
Vonnis van 14 december 2011
in de zaak van
de naamloze vennootschap
BNP PARIBAS LEASING SOLUTIONS N.V.
(v/h FORTIS LEASE (NEDERLAND) N.V.),
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J. Drop te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INT. VERHUIS- EN TRANSPORTBEDRIJF JAN DE LELY B.V.,
gevestigd te Geldermalsen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.G.W. van Kessel te Culemborg.
Partijen zullen hierna Fortis Lease en De Lely genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 december 2010
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 april 2011
- de rolverwijzing van 24 mei 2011, naar aanleiding van het bericht van mr. M.J. Drop d.d. 19 mei 2011, waarin deze meedeelt dat Fortis Lease afziet van contra-enquête, waarbij de zaak op de rol is geplaatst voor het nemen van een akte houdende vermeerdering/wijziging eis zijdens Fortis Lease,
- de akte houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis in conventie
- de antwoordakte wijziging c.q. vermeerdering van eis in conventie tevens houdende conclusie na enquête
- de antwoordconclusie na enquête.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1. Zolang er nog geen eindvonnis is gewezen staat het Fortis Lease in beginsel vrij om haar eis te wijzigen en te vermeerderen. De Lely heeft hier geen bezwaar tegen gemaakt. Nu er ook geen gronden zijn om de eiswijziging en – vermeerdering ambtshalve buiten beschouwing te laten, zal in het hierna volgende uit worden gegaan van de gewijzigde en vermeerderde eis.
2.2. De vordering van Fortis Lease strekt er nu toe dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. zal verklaren voor recht dat Fortis Lease als eigenaresse van de trailers niets aan De Lely ter zake van de trailers verschuldigd is en dat aan De Lely jegens Fortis Lease geen retentierecht op de trailers toekwam;
2. zal verklaren voor recht dat aan Fortis Lease toekomt het saldo van het depot op de notariële kwaliteitsrekening ad € 143.499,11 in hoofdsom (te vermeerderen met de gekweekte rente en te verminderen met kosten notaris);
3. De Lely zal veroordelen de (uit)betaling aan Fortis Lease van het netto saldo van het sub 2 genoemde depot te gehengen en te gedogen;
4. zal verklaren voor recht dat De Lely door haar beroep op het retentierecht op de trailers onrechtmatig heeft gehandeld en jegens Fortis Lease gehouden is de schade die Fortis Lease dientengevolge heeft geleden, lijdt en zal lijden, te vergoeden;
5. De Lely zal veroordelen tot betaling aan Fortis Lease van:
(i) de gemaakte onderzoekskosten ad € 13.402,98 (incl. btw);
(ii) de gemaakte kosten rechtsbijstand ad € 76.108,71 (incl. € 13.566,19 btw), ingeval van toewijzing van de proceskosten gevorderd sub (iv) als bedoeld in art. 239 Rv, verminderd met zodanige proceskosten;
(iii) de kosten ad € 27.447,35 incl. btw ter zake de bewaring als in par. 7 van de akte houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis in conventie nader omschreven;
(iv) de kosten van deze procedure, de beslagkosten als gespecificeerd in productie 18 van de dagvaarding daaronder begrepen;
(v) de wettelijke rente over de kosten sub (i) tot en met (iv) te rekenen vanaf één week na het te dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
2.3. De gewijzigde c.q. vermeerderde eis is gebaseerd op dezelfde stellingen als de oorspronkelijke eis. Er is geen ander verweer gevoerd door De Lely wat betreft die stellingen dan al was gevoerd in de procedure die heeft geleid tot het tussenvonnis. Dat brengt mee dat hetgeen daaromtrent is overwogen in het tussenvonnis in stand kan blijven en dat de procedure verder gaat in de staat waarin die was gebleven voor de wijziging c.q. vermeerdering van eis.
Voorts in conventie en in reconventie
2.4. In het tussenvonnis zijn aan De Lely twee bewijsopdrachten verstekt. De Lely is in de eerste plaats opgedragen te bewijzen het bestaan en de omvang van de vorderingen van De Lely op Interlog uit hoofde van overeenkomst. In de tweede plaats is De Lely opgedragen te bewijzen de feiten en omstandigheden die de gevolgtrekking wettigen dat zij te goeder trouw was ten aanzien van de bevoegdheid van Interlog tot het sluiten van een overeenkomst van opdracht tot repatriëring en (daarop volgende) stalling van de trailers.
2.5. Ter uitvoering van deze bewijsopdrachten heeft De Lely vijf getuigen laten horen, te weten de heer [getuige1] (hierna [getuige1]), de heer [getuige2] (hierna [getuige2]), de heer [getuige3] (hierna [getuige3]), de heer [getuige4] (hierna [getuige4]) en de heer [getuige5] (hierna [getuige5]).
2.6. De rechtbank zal thans eerst onderzoeken of De Lely is geslaagd in haar eerste bewijsopdracht. Aan de tweede bewijsopdracht die betrekking heeft op de goede trouw wordt immers pas toegekomen als is komen vast te staan dat De Lely op Interlog vorderingen heeft uit overeenkomst.
2.7. Ten aanzien van het bestaan en de omvang van de vorderingen van De Lely op Interlog uit hoofde van overeenkomst dient een onderscheid te worden gemaakt in de verschillende soorten werkzaamheden.
2.8. Met betrekking tot de reparaties/onderhoud is door getuige [getuige1], die transportplanner en bedrijfsleider is geweest van Interlog in de periode 2007/2008 tot 2009, voor zover relevant, het volgende verklaard:
Ik was op de hoogte van wat er met het onderhoud gebeurde. Ik kreeg overzichten van [bedrijf1] met alle kentekens. We wisten zo wanneer die binnenkwamen voor een keuring. [getuige3] moest dit bijhouden in de file op de laptop die hij daarvoor had gekregen. Ik moest dit weten in verband met de planning.
(…)
Toen wij nog in Nijmegen zaten was er een onderhoudscontract bij Ebag voor de trekkers. Nadat wij naar Geldermalsen zijn gegaan, is de onderhoudsconstructie uit het leasecontract gehaald omdat het onderhoud in eigen beheer ging gebeuren bij De Lely.
2.9. [getuige2], die van 2006 tot 2009 planner is geweest bij Interlog en die nu planner is bij De Lely, heeft over het onderhoud en reparaties het volgende verklaard:
In Nijmegen vond het onderhoud steeds plaats bij Ebag. In 2008 gingen we naar De Lely. [bedrijf1] heeft toen alle onderhoudscontracten opgezegd. Al het onderhoud zou plaatsvinden bij De Lely. Dit gold voor zowel trucks als trailers. [bedrijf1] plande dat in en deelde dan aan ons mee wanneer de auto uit de planning moest voor reparatie en onderhoud. De reparaties en/of het onderhoud gebeurden door [getuige3], monteur van De Lely. Dit omvatte diverse werkzaamheden. Het ging om normaal voorkomende reparaties of om dingen met banden. (…)
Ik was bij Interlog ook bevoegd om opdrachten te geven voor vervanging en onderhoud. Nu u mij dit voorhoudt voeg ik hier aan toe dat ik hiertoe niet officieel bevoegd was maar dat ik dat in het werk wel kon. Als een trailer op het punt stond weg te gaan, kon ik die beslissing nemen. Voor grotere reparaties contracteerde ik eerst [bedrijf1].
2.10. Over reparaties en onderhoud is ook verklaard door [getuige3], die monteur is in dienst van De Lely:
Ik werk al 23 jaar als monteur bij De Lely. Ik ben bekend met de trailers van Interlog. Ik heb werkzaamheden aan die trailers verricht vanaf het moment dat Interlog bij ons is gekomen. Het ging daarbij om diverse werkzaamheden zoals het wisselen van een band of de opbouw van alarminstallaties, verder was er sprake van lopend onderhoud. Het was maar net wat er aan de hand was.
De opdrachten kwamen in het algemeen van de planning. Een monteur kan niet zo aan een auto werken. Het kan zijn dat de auto weg moet. De opdrachten werden telefonisch doorgegeven door Roel of Ronald [getuige2]) of Rene ([getuige1]). Zij hielden controle op de wagens. Er kwamen steeds aparte opdrachten voor verschillende auto’s. Wij gingen dit dan repareren. Ik maakte daar werkbonnen van. Die gingen naar kantoor. Daar werden ze financieel afgewikkeld. Ik had daar niets mee te maken.
U houdt mij een voorbeeld voor van een werkplaatsbon die als bijlage bij de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie is opgenomen. Daarop staat vermeld als monteur Arno, dat ben ik. Per trailer maakte ik zo’n bon. Hierop staat een werkdatum. Dat is de datum waarop de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Van alles wat ik deed maakte ik zo’n bon. (…)
[bedrijf1] was regelmatig in de werkplaats. Hij wilde nog weleens meehelpen. U vraagt mij of [bedrijf1] een computer aan mij ter beschikking heeft gesteld. Ik merk op dat het de bedoeling was dat ik in een computer een onderhoudsplanning zou maken. [bedrijf1] kwam daar zelf mee. Dat is echter nooit goed op gang gekomen.
2.11. Met betrekking tot de installatie van alarminstallaties heeft [getuige1] niets verklaard.
2.12. [getuige2] heeft er wel iets over verklaard:
Alarmsystemen in trailers en trucks zijn geïnstalleerd door De Lely, in de persoon van [getuige3], in opdracht van [bedrijf1]. Zo konden we ook beveiligde transporten voor De Lely rijden.
2.13. [getuige3] heeft hierover verder verklaard:
Ik zorgde ook voor de inbouw van alarmsystemen. Dat viel meestal tegen. Bovenin de trailer zitten stangen. Die moesten er bijvoorbeeld uit. Er moesten gaten geboord worden naar buiten toe. Aan de buitenkant moest een steiger worden gebouwd. Het verschilde hoe lang ik daarover deed. Soms was ik daar wel anderhalve dag mee bezig. Ik merk op dat ik op verzoek op De Lely en Interlog naar Spanje ben geweest voor een snelcursus voor de opbouw van de apparatuur.
De apparatuur uitbouwen betekent dat deze apparatuur geheel moet worden gedemonteerd. Daar ben je iets minder lang mee bezig, misschien een dag.
2.14. Met betrekking tot de vervanging van banden heeft [getuige1] verklaard:
In antwoord op de vraag wie opdracht gaf voor het vervangen en/of repareren van de banden van de trailers antwoord ik dat dit werd geregeld door [bedrijf1]. [bedrijf1] gaf aan ons de opdracht om wagens uit te plannen voor nieuwe banden. De reparaties vonden hoofdzakelijk plaats op het terrein van De Lely. Dit gebeurde dan door [getuige3]. Af en toe gebeurde dit ook bij [getuige4]. Ik weet niet in wiens opdracht dat was.
2.15. [getuige2] heeft met betrekking tot de banden als volgt verklaard (in aansluiting op hetgeen hij heeft verklaard over het onderhoud en de reparaties):
Ook vervanging van de banden ging op deze manier. Ook dan werden auto’s uitgepland. Ik merk daarbij op dat het wel ging via Profiel Tire Centre [getuige4]. Indien nodig werden de banden door [getuige4] vervangen. Als er banden op voorraad bij De Lely stonden, werden de banden bij De Lely vervangen. Deze banden kwamen ook via [getuige4].
2.16. [getuige3] heeft vervolgens het volgende verklaard met betrekking tot de banden:
De banden van de trailers werden regelmatig vervangen. Dit gebeurde zeer zeker als er iets aan mankeerde. Het ligt eraan hoe lang een band meegaat. Als het profiel bijna weg is moet de band worden vervangen. Je kunt de levensduur van een band niet vooraf bepalen. Bij de ene chauffeur moet een band na 30.000 kilometer worden vervangen en bij een ander misschien na 70.000.
2.17. Ook [getuige4], directeur van [bedrijf2], heeft het een en ander verklaard over de vervanging van banden:
Wij hebben te maken gehad met de trekkers van Interlog. Wij hebben banden geleverd voor die trekkers. (…)
De opleggers kwamen echter bijna nooit bij ons. Wij hadden een depot bij De Lely. Daar stond een voorraadje van onze banden. Dat voorraadje hadden wij gefactureerd aan De Lely. De banden uit het voorraadje werden gebruikt voor de opleggers. Alleen in noodgevallen kwamen de opleggers bij ons, bijvoorbeeld als er ’s avonds iets was en er was geen monteur. (…)
Ik heb nooit trailerbanden geleverd rechtstreeks aan Interlog.
Een trailerband kan pertinent niet verwisseld worden met een trekkerband. (…)
U houdt mij voor een factuur die is overgelegd als productie 33 bij conclusie van antwoord in reconventie. Dit is een factuur voor een trailerband. Ik merk op dat hier een creditnota bij hoort. De trailerband is verkeerd gefactureerd. Hij is per ongeluk gefactureerd aan Interlog. Als er door ons verkeerd werd gefactureerd werd dat altijd rechtgezet via creditnota’s.
2.18. Met betrekking tot de repatriëring en (daarop volgende) opslag heeft [getuige1] verklaard:
Wij hebben opdracht gekregen van [bedrijf1] om het rollend materiaal terug naar Geldermalsen te krijgen. Hij had vooraf aangegeven dat het financieel slecht ging en dat hij het faillissement ging aanvragen. Al het rollend materiaal dat onderweg was, moest daarom zo snel mogelijk terug naar Geldermalsen. Er waren vrachten onderweg van Nederland naar diverse bestemmingen. Die konden we niet zo maar afbreken. Die waren 24 uur per dag beveiligd. Deze vrachten konden pas terug nadat er gelost was.
De chauffeurs van Interlog waren op tijd terug in Geldermalsen. Met op tijd bedoel ik vóór de aanvraag van het faillissement. Een aantal trailers was echter nog onderweg. Er stond één trailer afgekoppeld in Marokko, één trailer in Engeland en één in Italië. De trailer in Marokko zijn we gaan halen, net als die in Italië en Engeland. De rest is op reguliere wijze teruggekomen. Dit waren wagens met een beleende trekker ervoor. Deze zijn met een De Lely-chauffeur leeg teruggekomen. Na het lossen gingen ze zo snel mogelijk naar huis.
De trailers die terugkwamen zijn geparkeerd op het terrein van De Lely. Ze zijn daar blijven staan tot ze weer werden opgehaald.
2.19. [getuige2] heeft verklaard:
In mijn schriftelijke verklaring staat dat ons in de laatste week van augustus door [betrokkene1] werd medegedeeld dat het wagenpark na uitlossing op maandag 7 september (desnoods leeg) naar Geldermalsen moest komen. [bedrijf1] heeft dat tegen ons gezegd. Hij zou het faillissement aan gaan vragen. Als het zover was moest al het materieel, desnoods leeg, naar Geldermalsen. Dat betekende dat auto’s die gelost hadden zo spoedig mogelijk naar Geldermalsen terug moesten. Ze zijn allemaal teruggekomen. Eentje is niet leeg teruggekomen omdat er nog een zending in Spanje meegenomen moest worden. De auto’s zijn teruggereden door chauffeurs van Interlog en door chauffeurs van De Lely. Er stonden ook nog wat trailers afgekoppeld. Ik meen dat er eentje in Marokko stond. Die is opgehaald. Er waren nog andere, die zijn ook opgehaald. Dit is gebeurd door De Lely omdat we na het faillissement niets meer mochten van [bedrijf1]. Ze zijn opgehaald in de periode net voor of net na het faillissement van Interlog.
Al het materiaal was binnen één of twee weken na het faillissement terug. Alles is geparkeerd op het terrein van De Lely. Daar heeft het een paar weken gestaan. (…)
U vraagt mij naar de reden waarom het materieel terug moest naar Geldermalsen. Dit moest vanwege het faillissement. [bedrijf1] gaf daartoe opdracht. Ik weet niet waarom. Ik weet wel dat het mij zeer doet als planner om leeg terug te rijden.
2.20. Uit de verschillende verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, kan worden afgeleid dat er door Interlog verschillende opdrachten zijn gegeven aan (werknemers van) De Lely. Die opdrachten hadden betrekking op onderhoud en reparaties, installatie alarmsystemen, vervanging van banden en repatriëring. Aan deze conclusie doet de betwisting aan de zijde van Fortis Lease niet af. Fortis Lease wijst in dit verband op de eerste schriftelijke verklaring van [bedrijf1] maar deze verklaring is niet onder ede afgelegd. [bedrijf1] is in het geheel niet gehoord. Als vaststaand zal daarom worden aangenomen dat opdrachten zijn vertrekt aangaande reparatie, installatie alarmsystemen, vervanging banden en repatriëring.
2.21. Uit de verschillende verklaringen kan echter niet worden afgeleid dat er ook een opdracht is gegeven tot uitbouw van alarmsystemen en tot stalling (na repatriëring).
Uit de verschillende verklaringen blijkt evenmin dat De Lely uit hoofde van de opdrachten die zijn verstrekt (nog) een vorderingsrecht had op Interlog en, voor zover dat vorderingsrecht wel zou bestaan, wat de omvang daarvan dan was. In het tussenvonnis is aangegeven dat De Lely daaromtrent ook bewijs moest leveren aangezien Fortis Lease gemotiveerd had betwist dat de facturen, waarop de vorderingen zijn gebaseerd, naar waarheid zijn opgemaakt. In dat verband is het onvoldoende om, zoals De Lely in haar antwoordakte wijziging c.q. vermeerdering van eis in conventie doet, de conclusies van de door Fortis Lease ingeschakelde onderzoeksbureau’s I-Tek en Districon in twijfel te trekken. De rapporten van deze bureaus dienden ter ondersteuning van de betwisting aan de zijde van Fortis Lease. Aan deze rapportages komt geen zelfstandige betekenis toe. De stelplicht en de bewijslast op dit punt rustten bij De Lely. Het had op de weg van De Lely gelegen om, met behulp van getuigen of schriftelijke stukken dan wel met behulp van een rapport van een door haar ingeschakeld onderzoeksbureau, aan te tonen dat haar laatste set facturen wel naar waarheid was opgesteld. Dat heeft zij echter nagelaten.
2.22. Met betrekking tot de gestelde vordering wegens onderhouds-, banden- en alarmsysteemwerkzaamheden ter hoogte van EUR 30.420,60 heeft De Lely nog wel naar voren gebracht dat de facturen zijn opgemaakt aan de hand van werkplaatsbonnen van [getuige3]. Hier kan evenwel tegen in worden gebracht dat [getuige3] niet alle in de procedure overgelegde werkplaatsbonnen heeft gezien en derhalve ook niet heeft verklaard dat al die bonnen naar waarheid zijn ingevuld. Evenmin heeft hij kunnen verklaren dat die bonnen vervolgens op juiste wijze administratief zijn verwerkt. Dat klemt te meer nu er ook bonnen zijn waarop niet alleen de naam van [getuige3] maar ook die van een ander (“Evert”) staat vermeld, de werkplaatsbonnen bovendien werkzaamheden betreffen uit begin 2009 terwijl ze pas na het faillissement van Interlog zijn gefactureerd en tenslotte de omschrijvingen op de werkplaatsbonnen niet zonder meer overeenstemmen met de (bijbehorende) computeruitdraaien die weer ten grondslag liggen aan de facturen. [getuige3] heeft in het geheel niet verklaard dat die computeruitdraaien een juiste weergave van de verrichte werkzaamheden vormden. Hij heeft het alleen gehad over een onderhoudsplanning die in de computer zou worden gezet maar die niet goed op gang is gekomen. Uit zijn verklaring kan dan ook niet worden afgeleid dat de facturen, die waren gebaseerd op de computeruitdraaien, juist waren, laat staan dat daaruit kan worden afgeleid dat De Lely uit dien hoofde nog een vordering op Interlog had.
2.23. Met betrekking tot de gestelde vordering ter zake van repatriëring heeft De Lely nog gewezen op de onderbouwing die reeds eerder door haar in de procedure was ingebracht. De Lely heeft hiervan echter niet verder bewijs geleverd, hetgeen wel op haar weg lag. Te meer nu [getuige1] heeft verklaard dat er maar drie trailers zijn gerepatrieerd en niet zeven, waar De Lely in haar factureren vanuit is gegaan. Met betrekking tot de trailers die volgens [getuige1] afkomstig waren uit Engeland en Italië heeft bovendien te gelden dat dit niet strookt met de vermelding op de facturen en/of de verklaring van De Lely zelf zoals blijkt uit het rapport van Districon. [getuige2] heeft deze trailers in zijn getuigenverklaring ook niet genoemd. Hij heeft zich beperkt tot één trailer en wel die in Marokko. Ten aanzien van de trailer uit Marokko had tenslotte nog verder schriftelijk bewijs mogen worden verwacht in de vorm van een zogenaamde Triptyque, gelet ook op de eerdere betwisting door Fortis Lease aan de hand van het Districon-rapport. Een Triptyque ontbreekt echter, evenals een verklaring voor dit ontbreken.
2.24. De nadere stellingen van De Lely met betrekking tot de omvang van de stallingskosten behoeven geen verdere bespreking nu niet is komen vast te staan dat De Lely daartoe opdracht had van Interlog dan wel er op andere wijze een stallingsovereenkomst is gesloten.
2.25. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat De Lely er niet in is geslaagd om te voldoen aan haar eerste bewijsopdracht en dat de tweede bewijsopdracht daarom verder geen bespreking meer behoeft. Zoals reeds in het tussenvonnis is overwogen, staat nu vast dat De Lely zich ten onrechte heeft beroepen op een retentierecht en dat zij haar kosten niet kan verhalen op Fortis Lease. Dat betekent dat haar vordering tot betaling van de hoofdvordering ad € 92.047,70 zal worden afgewezen. Dat geldt ook voor de vorderingen die strekken tot vergoeding van rente en kosten.
De Lely heeft daarnaast een tweetal vorderingen ingesteld die betrekking hebben op de opheffing van het beslag maar voor toewijzing van deze vorderingen is ook geen ruimte. Nog daargelaten dat een grond daarvoor, gelet op het voorgaande, ontbreekt, heeft zij bij toewijzing van de vorderingen ook geen belang meer nu partijen gezamenlijk een regeling hebben getroffen met betrekking tot de verkoop van beslagen trailers en die regeling ook ten uitvoer hebben gebracht.
2.26. Nu De Lely er niet in is geslaagd het haar opgedragen bewijs te leveren, staat bovendien vast dat zij zonder recht inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van Fortis Lease, dat Fortis Lease als eigenaar recht heeft op de opbrengst van de verkochte trailers en dat De Lely gehouden is de schade die het gevolg is van dit onrechtmatig handelen te vergoeden aan Fortis Lease. De eerste vier vorderingen van Fortis Lease liggen dan ook voor toewijzing gereed.
2.27. Fortis Lease heeft daarnaast nog vergoeding gevorderd van een vijftal schadeposten zoals hiervoor onder 2.2 onder 5 is aangegeven. Deze stemmen grotendeels overeen met de schadeposten die Fortis Lease reeds bij dagvaarding heeft gevorderd. De eerste schadepost betreft gemaakte onderzoekskosten ter hoogte van € 13.402,98 inclusief btw. Fortis Lease stelt dat zij de onderzoeksbureau’s I-Tek en Districon heeft moeten inschakelen om de juistheid van de door De Lely opgevoerde kosten van reparaties en onderhoud, vervanging autobanden en repatriëring en opslag van de trailers te kunnen beoordelen.
De Lely lijkt hier tegen bij conclusie van antwoord alleen als verweer te hebben gevoerd dat het onderzoek ondeugdelijk is verricht. Dit is evenwel niet het criterium op basis waarvan de gevorderde vergoeding van onderzoekskosten kan worden afgewezen. Vermogensschade kan redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid omvatten. Voor vergoeding daarvan is vereist dat dat, in de gegeven omstandigheden, de kosten redelijk zijn en de verrichte werkzaamheden noodzakelijk waren om schadevergoeding te verkrijgen. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval wel is gebleken dat daaraan is voldaan, te meer nu door Fortis Lease in haar akte houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis onweersproken is gesteld dat De Lely voorafgaande aan deze procedure geen onderbouwing van de door haar opgevoerde kosten heeft gegeven (ondanks herhaald verzoek van Fortis Lease) en dat de door De Lely in deze procedure overgelegde stukken en opgevoerde stellingen slechts door professionals op juistheid konden worden geverifieerd. Verder is niet gesteld en is niet gebleken dat de (omvang van de) gevorderde kosten niet redelijk waren. De gevorderde vergoeding van die kosten zal dan ook worden toegewezen.
2.28. Fortis Lease heeft als tweede schadepost de kosten van juridische bijstand gevorderd. Het gaat hier niet om het forfaitaire bedrag ex artikel 239 Rv maar om een integrale vergoeding van de kosten die de advocaat van Fortis Lease heeft gedeclareerd. Deze vordering zal worden afgewezen nu een grond voor integrale vergoeding van die kosten ontbreekt. Wel zal een forfaitair bedrag worden toegewezen, zoals hierna, onder 2.30, nader zal worden vastgesteld.
2.29. Fortis Lease heeft voorts nog vergoeding gevorderd van kosten van de stalling van de trailers tot het moment van verkoop. Hier tegen is geen verweer gevoerd door De Lely. Ook overigens is er geen reden om dit deel van de vordering niet toe te wijzen nu als niet betwist vast staat dat dit deel van de schade aan De Lely kan worden toegerekend omdat zij herhaaldelijk heeft geweigerd om mee te werken aan een eerdere verkoop en een storting van de opbrengst onder een notaris. Als niet betwist staat vast dat deze schadepost € 27.447,35 inclusief btw bedraagt.
2.30. De Lely zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Fortis Lease worden begroot op:
- dagvaarding € 72,25
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 3.537,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 5.684,00 (4,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 9.293,25
2.31. Fortis Lease vordert De Lely te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 637,76 voor verschotten en € 1.421,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 1.421,00). + kosten verplaatsing
2.32. Een en ander wordt vermeerderd met de wettelijke rente, zoals door Fortis Lease is gevorderd en door De Lely niet is betwist.
2.33. De Lely zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Fortis Lease worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 2.486,75 (3,5 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00)
Totaal € 2.486,75
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. verklaart voor recht dat Fortis Lease als eigenaresse van de trailers niets aan De Lely ter zake van de trailers verschuldigd is en dat De Lely jegens Fortis Lease geen retentierecht op de trailers toekwam,
3.2. verklaart voor recht dat aan Fortis Lease toekomt het saldo van het depot op de notariële kwaliteitsrekening ad € 143.499,11 in hoofdsom (te vermeerderen met de gekweekte rente en te verminderen met kosten notaris),
3.3. veroordeelt De Lely om de (uit)betaling aan Fortis Lease van het netto saldo van het sub 2 genoemde depot te gehengen en te gedogen,
3.4. verklaart voor recht dat De Lely door haar beroep op het retentierecht op de trailers onrechtmatig heeft gehandeld en jegens Fortis Lease gehouden is de schade die Fortis Lease dientengevolge heeft geleden, lijdt en zal lijden, te vergoeden,
3.5. veroordeelt De Lely om aan Fortis Lease te betalen de gemaakte onderzoekskosten tot een bedrag van € 13.402,98 (dertienduizendvierhonderdtwee euro en achtennegentig eurocent), inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 21 december 2011 tot de dag van volledige betaling,
3.6. veroordeelt De Lely om aan Fortis Lease te betalen de kosten ter zake de bewaring tot een bedrag van € 27.447,35 (zevenentwintigduizend vierhonderdzevenenveertig euro en vijfendertig eurocent), inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 21 december 2011 tot de dag van volledige betaling,
3.7. veroordeelt De Lely in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.058,76, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 21 december 2011 tot de dag van volledige betaling,
3.8. veroordeelt De Lely in de proceskosten, aan de zijde van Fortis Lease tot op heden begroot op € 9.293,25, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 21 december 2011 tot de dag van volledige betaling,
3.9. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.10. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.11. wijst de vorderingen af,
3.12. veroordeelt De Lely in de proceskosten, aan de zijde van Fortis Lease tot op heden begroot op € 2.486,75,
3.13. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2011.