zaaknummer / rolnummer: 204193 / HA ZA 10-1558
Vonnis van 14 december 2011
1. [eiser],
wonende te [woonplaats]
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
gevestigd te [woonplaats]
eiseres
advocaat mr. D.H. Nas te Arnhem
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAM WONINGBOUW B.V.
gevestigd te Bunnik
gedaagde
advocaat mr. A. Moret te Utrecht
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] (mannelijk enkelvoud) en gedaagde BAM worden genoemd.
1 De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 januari 2011
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte houdende overlegging producties en
akte houdende wijziging van eis, van [eisers]
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 20 april 2011
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende wijziging eis in reconventie
- de pleitnota's van partijen.
1.2 Vervolgens is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1 Tussen het autodemontagebedrijf W. [eisers] [woonplaats] en BAM Wilma B.V is op 16 juli 2002 een "overeenkomst ontwikkeling [terrein] te [woonplaats]" tot stand gekomen. Daarin is onder meer opgenomen:
"(..)
- dat [eisers] het Project [terrein] te [woonplaats] omvattende deelgebied 3 van ontwikkelingsvisie "[terrein] [woonplaats]" van oktober 2001 tot stand wenst te brengen, verder aan te duiden als: "het Project";
- dat BAM Wilma in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf het Project wenst te ontwikkelen en uit te voeren en daartoe de grond over te nemen van [eisers];
(..)"
2.2 In vervolg hierop hebben partijen meerdere gesprekken met elkaar gehad, onder meer op 2 april 2003. Aan het door BAM daarvan opgemaakte gespreksverslag wordt het volgende ontleend:
"Notitie koop deelgebied 3/2b [terrein] [woonplaats].
(..)
Er is overeenstemming tussen [eisers] en Bam Wilma over de aankoop van de grond van deelgebied 3/2b, op basis van de uitgangspunten zoals die juni 2002 zijn ondertekend (..)
Bam Wilma heeft aan [eisers] aangegeven binnen het concern een probleem te hebben, omdat al bij betaling van de eerste tranche wij eigenaar van de grond zullen moeten zijn (nieuwe situatie, ING grootaandeelhouder).
[eisers] heeft aangegeven te kunnen instemmen met overdracht eigendom bij betaling eerste tranche, op voorwaarde van een bankgarantie van Bam Wilma voor de tweede tranche en dat het nu gekozen moment van eigendomsoverdracht (BTW-problematiek) voor [eisers] geen financieel nadeel oplevert. (..)
- bij ondertekening van het contract zijn wij 100% van de koopsom verschuldigd aan [eisers],
- de betaling van de eerste tranche (50%) volgt bij ondertekening koopcontract,
- de betaling van de tweede tranche (50%) volgt bij eerste bouwvergunning.
Op deze uitgangspunten hebben wij de afgelopen 10 maanden gesproken en gehandeld en ook ons investeringsvoorstel richting de groepsdirectie gebaseerd.
Wij stellen hiermee volledig in overeenstemming te handelen met de gemaakte afspraken.
De adviseurs van [eisers] erkennen dat, maar geven aan dat in het licht van de nu ontstane situatie, van hun kant de behoefte is ontstaan om in het contract een harde deadline op te nemen voor het betalen van de tweede tranche.
Zij geven aan dat dat de wijze is waarop [eisers] de zaak wil doen, zodat er voor [eisers] hierna geen open einden of risico's meer zijn.
Oplossingen
Om aan dat uitgangspunt tegemoet te komen, ziet Bam Wilma de volgende varianten:
Variant 1.
Contracttekst blijft: betaling 2e tranche volgt op eerste bouwvergunning. Indien die onverhoopt op uiterlijk 1 april 2007 nog niet is afgegeven, treden partijen met elkaar in overleg over de dan ontstane situatie.
Indien binnen twee maanden nadien geen overeenstemming is bereikt over het betalingsmoment van de 2e tranche, heeft [eisers] het recht Bam Wilma een aanbieding te doen de grond terug te kopen voor 100 % van de 1e tranche. Bam Wilma dient binnen twee maanden aan te geven of zijn hierop in gaat.
Wij menen dat, omdat Bam Wilma conform contract 100 % van de van de koopsom verschuldigd is, zeker als [eisers] ook nog eens een aanbieding heeft gedaan om terug te kopen, met betrekking tot het dan (laten) vaststellen van een formele datum waarop de tweede tranche uiterlijk betaald wordt de juridische positie (en daarmee de zekerheid) van [eisers] voor hem bevredigend is.
Deze contracttekst kan desgewenst nog aangevuld worden met het recht van [eisers] om op zijn afroep, tussentijds en zo vaak daar behoefte aan bestaat, van Bam Wilma inzicht te krijgen in de inspanningen die worden verricht om tot planrealisatie te komen. Zo kan hij zekerheid krijgen of Bam Wilma zich wel optimaal inspant om zo snel als kan de bouwvergunning te verkrijgen.
Voor deze variant hoeft Bam Wilma niet opnieuw het oordeel van de groepsdirectie te vragen.
Variant 2.
Contracttekst blijft: betaling 2e tranche volgt op eerste bouwvergunning. Indien die onverhoopt op uiterlijk 1 april 2007 nog niet is afgegeven, treden partijen met elkaar in overleg over de dan ontstane situatie.
Indien binnen twee maanden nadien geen overeenstemming is bereikt over het betalingsmoment van de 2e tranche, heeft [eisers] het recht Bam Wilma een aanbieding te doen de grond terug te kopen voor 100 % van de 1e tranche. Bam Wilma dient binnen twee maanden aan te geven of zij hierop in gaat.
Indien Bam Wilma de aanbieding van [eisers] tot terugkoop heeft gehad en daar niet binnen twee maanden op in gaat, is Bam Wilma gehouden binnen twee maanden daarna de 2e tranche te betalen.
omdat hiermee een termijn van betalen van de 2e tranche ontstaat, die kan afwijken van de koppeling met de prestatie "1e bouwvergunning", moet Bam Wilma hiervoor opnieuw het oordeel van de groepsdirectie vragen (..)
Vervolg.
Afgesproken is dat Bam Wilma, afhankelijk van de gekozen variant, een bijbehorend tekstvoorstel ten behoeve van het koopcontract maakt.
(..)
Overigens wil Bam Wilma benadrukken dat we hier iets aan het regelen zijn voor een situatie, waarvan beide partijen inschatten dat die zich niet zal voordoen. We vertrouwen er op in 2007 al lang woningen op te leveren.
(..)"
2.3 Op 17 april 2003 hebben partijen een koopcontract ondertekend, waarbij [eisers] aan BAM verkoopt:
"Een perceel bouwterrein gelegen te [woonplaats] aan de [adres A] en de [adres B], zijnde een gedeelte (deelgebieden 2B en 3) van het zogenaamde [terrein] (..)",
ter grootte van 3.21.60 ha en voor een prijs van € 5.237.802,-. Voor zoveel van belang vermeldt de akte het volgende:
"De koopprijs wordt betaald in twee delen, zoals vermeld in artikel 3, lid 2 van deze koopovereenkomst.
De laatste 50% van de koopprijs (hierna te noemen: de tweede tranche, rechtbank) is eerst verschuldigd, indien en zodra de eerste bouwvergunning voor het door koper op het verkochte te ontwikkelen en beoogde bouwplan ten behoeve van woningbouw onherroepelijk is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.
(..)
Betaling/Bankgarantie
Artikel 3
(..)
2. Koper is verplicht de koopprijs aan verkoper te voldoen als volgt:
a. Een gedeelte van de koopprijs groot (..) € 2.618.901,- (..) uiterlijk per de dag van het ondertekenen van de akte van levering (..)
b. Het resterend gedeelte van de koopprijs groot (..) € 2.618.901,- (..) uiterlijk per de derde werkdag ná de datum waarop aan koper bekend is geworden dat de éérste bouwvergunning voor het door koper op het verkochte ontwikkelde en beoogde bouwplan ten behoeve van woningbouw, onherroepelijk is.
Hierover is koper geen rentevergoeding verschuldigd.
Tot zekerheid voor de nakoming van zijn hiervoor omschreven verplichting tot betaling van de resterende koopsom is de koper verplicht uiterlijk op 17 april 2003 voor zijn rekening een bankgarantie te stellen gelijk aan het resterende gedeelte van de koopprijs groot (..) € 2.618.901,-
(..)
Terugkoop regeling
Artikel 15
Indien uiterlijk op één april tweeduizend zeven de in artikel 3 lid 2 b bedoelde eerste bouwvergunning niet onherroepelijk is, zullen partijen nader overleggen omtrent de dan ontstane situatie en de op dat moment voor partijen aanwezige kansen en bedreigingen, onder de volgende voorwaarden:
1. Indien binnen twee maanden nadien geen overeenstemming is bereikt over het betalingsmoment van de laatste vijftig procent (..) van de verkoopprijs zoals hiervoor in artikel 3 lid 2 sub b bedoeld, heeft verkoper het recht koper een aanbieding te doen de grond terug te kopen voor een bedrag gelijk aan de koopsom te vermeerderen met de BTW onder verrekening van het bij deze akte schuldig gebleven bedrag van (..) € 2.618.901,- (..)
2. Koper dient na ontvangst van de aanbieding van verkoper tot terugkoop, binnen twee maanden aan te geven of zij hierop ingaat.
(..)
4. Verkoper heeft het recht om op zijn afroep, tussentijds en zo vaak daar behoefte aan bestaat, van koper inzicht te krijgen van de inspanningen die worden verricht om tot planrealisatie te komen.
Dit ter zekerheid of koper zich wel optimaal inspant om zo snel als mogelijk een eerste bouwvergunning te verkrijgen die onherroepelijk is.
5. Bij eventuele interpretatieverschillen tussen partijen hanteren partijen de overeenkomst van zestien juli tweeduizend twee als uitgangspunt.
(..)"
2.4 [eisers] heeft het verkochte aan BAM geleverd. BAM heeft de eerste helft van de koopprijs aan [eisers] voldaan.
2.5 Op 8 maart 2007 heeft tussen partijen en onder voorzitterschap van eiser sub 1 een bespreking plaatsgevonden. Uit het door [eisers] overgelegde gespreksverslag daarvan wordt het volgende geciteerd:
"(..)
4. Stand van zaken deel 3
a. Dhr. [betrokkene] (van BAM, rechtbank) geeft een toelichting op de plannen. De verkoop is geheel voorbereid maar wordt geblokkeerd door de kwelwaterproblematiek/watertoets. Gemeente gaat nu een onderzoek doen naar de effectiviteit van een scherm langs de dijk. Dat gaat even duren. Men verwacht de uitslag eind april 2007.
(..)
c. In het contract van 2003 is een terugkoopregeling (art. 15) opgenomen. Als op 1 april 2007 geen bouwvergunning is verkregen dienen partijen met elkaar te overleggen over de situatie. Ook is een terugkoopregeling van kracht.
Dhr. [eisers] stelt voor, alles overziend, dat BAM overgaat tot betaling van de laatste 50% van de koopsom. Inmiddels zijn de kosten van sanering e.d. zo hoog opgelopen dat hij wenst af te rekenen, danwel dat BAM vanaf vandaag de rente betaalt over het restbedrag. In het andere geval zal dhr. [eisers] gebruik willen maken van de terugkoopregeling.
Dhr. [betrokkene] deelt hierop mee dat Bam niet van plan is deelgebied 3 terug te verkopen en stelt voor te wachten op de uitslag van het onderzoek.
(..)"
2.6 Op 31 mei 2007 hebben partijen wederom met elkaar gesproken. Het gespreksverslag daarvan vermeldt onder meer:
"(..)
4. Stand van zaken deel 3.
a) Dhr [betrokkene] deelt mee dat op 14 mei jl gemeente aan BAM heeft meegedeeld dat het rapport over de kwelwaterproblematiek nog wordt uitgebreid. De rapportage kan daardoor nog 3 á 4 weken duren. Bam gaat nu ophogen en ziet af van de aanleg van een waterafstotend pakket (..)
Dhr. [betrokkene 2] (van BAM, rechtbank) licht toe dat Bam Wegen alvast de cunetten voor de bouwwegen wil aanleggen om 'werk met werk' te kunnen maken.
Dhr. [betrokkene 3] (namens [eisers], rechtbank) merkt op dat BAM dus met de uitvoering bezig wil gaan met werkzaamheden die vallen ná de nog te verkrijgen bouwvergunning. Hij concludeert dat daarmee BAM anticipeert op de afgifte van een bouwvergunning. De facto zou BAM nu over kunnen gaan tot uitbetaling van de twee helft van de koopsom.
(..)
c) Afronding contract. Dhr. [eisers] geeft aan dat dit gesprek er ook voor bedoeld is om een reactie van BAM te krijgen over de afronding van het contract. Hij licht toe de stand van zaken en stelt er prijs op dat BAM nu afrekent.
Dhr. [betrokkene] reageert met de mededeling dat BAM dit niet van plan is. De planexploitatie laat dit niet toe.
Dhr [betrokkene 3] merkt op dat BAM toch al feitelijk bezig is met de uitvoering, c.q. de aanleg van bouwwegen. In dat licht is het niet rechtvaardigt dat dhr. [eisers] op zijn geld zou moeten wachten.
Dhr. [eisers] verwacht in iedere geval een beweging van BAM.
Dhr. [betrokkene] deelt mee hier geen mogelijkheden te zien.
Dhr. [eisers] merkt op dat hij heel teleurgesteld is en in dat geval BAM hierbij meedeelt dat zij moet stoppen met alle activiteiten rond deelgebeid 3. Elke stap betekent mogelijk kosten voor hem als hij mogelijk dient terug te kopen. (..)"
2.7 Op 3 maart 2009 heeft BAM aan de advocaat van [eisers] onder meer het volgende geschreven:
"BAM Woningbouw bv handhaaft uitdrukkelijk haar eerder ingenomen standpunt. De tweede termijn van de koopsom is eerst verschuldigd nadat de bouwvergunning onherroepelijk is. Zover is het op dit moment nog niet. Om echter de kwestie snel tot een einde te brengen doet BAM uw cliënte - onverplicht - het volgende voorstel.
Omdat het verstrekken van de bouwvergunning t.g.v. ruimtelijke ordeningsprocedures nog lang op zich kan laten wachten, is BAM Woningbouw bereid onder voorwaarden de tweede termijn te voldoen.
Deze voorwaarden zijn:
1. Zoals de zaken er nu voorstaan kan het nog wel 3 jaar duren voordat de bouwvergunning onherroepelijk is. In dat verband wordt een vergoeding aan gederfde rente van 4% per jaar verrekend met de tweede termijnbetaling. Indien de bouwvergunning eerder dan 3 jaar na betaling van de tweede termijn onherroepelijk is, wordt het teveel betaalde aan rente (..) terugbetaald.
(..)"
[eisers] heeft dit voorstel niet aanvaard.
3.1 In de dagvaarding (van 5 augustus 2010) heeft [eisers] gesteld dat hij ervan mocht uitgaan dat uiterlijk op 1 april 2007 de tweede tranche zou zijn voldaan en dat BAM nalatig is geweest in haar contractuele inspanningsverplichting om zo spoedig mogelijk een onherroepelijke bouwvergunning te realiseren. Primair heeft hij gevorderd BAM te veroordelen tot terugverkoop tegen terugbetaling van het door [eisers] ontvangen gedeelte van de koopsom, verminderd met de door [eisers] geleden schade, op te maken bij staat (vooralsnog begroot op € 2.250.000,-). Subsidiair heeft [eisers] de betaling gevorderd van de tweede tranche (€ 2.618.901,-) met wettelijke rente tot en met 31 juli 2010
(€ 857.514,67), beslagkosten (€ 863,36) en schadevergoeding op te maken bij staat.
3.2 Bij akte van 20 april 2011 heeft [eisers] zijn eis gewijzigd. De primaire vordering uit de dagvaarding is vervallen. De eerdere subsidiaire vordering is de enige vordering geworden, zoals blijkens het petitum in de akte gewijzigd en strekkend tot betaling binnen zeven dagen na betekening van het veroordelende vonnis van:
- de tweede tranche,
- de wettelijke rente daarover met ingang van 1 april 2007,
- een bedrag van € 523.870,20 aan contractuele boete,
- de wettelijke rente over een aantal volgens [eisers] onnodig vroeg door hem op instigatie van BAM gedane investeringen ter hoogte van € 855.360,74, zulks met ingang van 1 april 2007,
- vergoeding van de overige schade, op te maken bij staat.
[eisers] baseert zijn vordering in de eerste plaats op uitleg van de overeenkomst, al dan niet aangevuld met dat wat uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeit. [eisers] stelt in dit verband dat BAM - nadat hij haar bij schrijven van 3 december 2007 daartoe in de gelegenheid heeft gesteld - in verzuim is ten aanzien van de verplichting samen met [eisers] een datum vast te stellen waarop de tweede tranche alsnog zou worden betaald. In de tweede plaats verwijt hij BAM dat deze de vervulling van de opschortende voorwaarde (te weten dat bouwvergunning zou worden verleend) heeft verijdeld doordat zij veel te passief is gebleven, waardoor de voorwaarde geacht moet worden in vervulling te zijn gegaan.
3.3 In reconventie heeft BAM, de primaire vordering van [eisers] aanmerkend als een aanbod daartoe en onder aanvaarding van dat aanbod in haar conclusie, gevorderd [eisers] te veroordelen tot terugbetaling van het reeds betaalde deel van de koopsom (€ 2.618.901,-) en medewerking te verlenen aan teruglevering van het verkochte. Verder heeft zij de opheffing gevorderd van het door [eisers] gelegde beslag op het verkochte.
3.4 Zowel in conventie als in reconventie wordt gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hierna zo nodig worden ingegaan.
4.1 De rechtbank stelt voorop dat partijen het erover eens zijn dat hetgeen in de koopovereenkomst over de tweede tranche is bepaald, voortvloeit uit de eerste door BAM voorgestelde variant uit de 'notitie' van BAM van 2 april 2003.
4.2 Verder is bij partijen steeds het uitgangspunt geweest - en in ieder geval bij het aangaan van de koopovereenkomst - dat een bouwvergunning zou worden afgegeven. Alleen was onduidelijk wannéér dat het geval zou zijn (certus an incertus quando; vgl. Asser 6-I, nr. 243). Dat volgt onder meer uit de onder 2.2 geciteerde slotalinea uit de genoemde notitie van 2 april 2003. Voor partijen stond dus vast - het is tussen hen ook niet in geschil - dat er een bouwvergunning zou worden verleend. Zij vertrouwden er zelfs op dat dat vóór 1 april 2007 het geval zou zijn. Kennelijk voor onvoorziene 'noodgevallen' is de terugkoopregeling opgenomen. In de ogen van partijen was het verlenen van de bouwvergunning dus geen onzekere toekomstige gebeurtenis. Om die reden is de afgifte van de bouwvergunning geen opschortende voorwaarde voor het opeisbaar worden van de tweede tranche, maar is sprake van een opschortende tijdsbepaling. Daarom is bijvoorbeeld artikel 6:23 BW hier niet van toepassing.
4.3 De vraag is wat partijen bedoeld hebben te regelen voor het geval de bouwvergunning op 1 april 2007 niet was verleend en BAM geen gebruik wilde maken van de terugkoopregeling (uit de gespreksverslagen van 8 maart 2007 en 31 mei 2007 vloeit voort dat dat laatste het geval was). Beide partijen leiden die bedoeling alleen af uit de tekst van meergenoemde notitie. [eisers] heeft tijdens de bespreking van 2 april 2003 aangegeven dat hij behoefte had aan een harde deadline voor het betalen van de tweede tranche, zodat er voor hem geen open einden of risico's meer waren. BAM is daarop gekomen met twee 'oplossingen'. In het kader van variant 1 - die dus in de overeenkomst is neergelegd - heeft BAM in de notitie opgemerkt:
"Wij menen dat, omdat Bam Wilma conform contract 100 % van de van de koopsom verschuldigd is, zeker als [eisers] ook nog eens een aanbieding heeft gedaan om terug te kopen, met betrekking tot het dan (laten) vaststellen van een formele datum waarop de tweede tranche uiterlijk betaald wordt de juridische positie (en daarmee de zekerheid) van [eisers] voor hem bevredigend is."
[eisers] leidt hieruit af dat BAM, na de weigering om tot terugkoop over te gaan, verplicht is met [eisers] een formele datum vast te stellen waarop de tweede tranche uiterlijk betaald wordt. Volgens [eisers] is daarbij redelijkerwijs een termijn van toepassing die partijen op of omstreeks 1 april 2007 zouden hebben moeten hanteren om alsnog tot een bouwvergunning te komen, te weten één jaar (aldus [eisers]). Wat hier ook van zij, [eisers] ziet er naar het oordeel van de rechtbank aan voorbij dat volgens meergenoemde notitie voor gevallen waarin "een termijn van betalen van de tweede tranche ontstaat, die kan afwijken van de koppeling met de prestatie "1e bouwvergunning"", BAM hiervoor opnieuw het oordeel van de groepsdirectie diende te vragen. Dat laatste is blijkens de notitie voor de eerste variant niet het geval, hetgeen [eisers] op grond van de bespreking van 2 april 2003 duidelijk had moeten zijn. Reeds daarom kan een opeisbare verplichting tot betaling van de tweede tranche niet uit de bestaande koopovereenkomst voortvloeien.
4.4 [eisers] verwijt BAM ook dat zij zich onvoldoende heeft ingespannen om tot verkrijging van een bouwvergunning te komen. Voor zover dat betoog moet worden gelezen in het licht van artikel 6:23 BW geldt hetgeen hierboven onder 4.2 is overwogen. Voor zover [eisers] wil betogen dat BAM een zelfstandige (contractuele) verplichting heeft geschonden, waarvan de niet inachtneming tot schadevergoeding verplicht, geldt - zoals BAM ook heeft aangevoerd - dat [eisers] haar nimmer tot nakoming van die verplichting heeft aangemaand, zodat zij ter zake niet in verzuim is gekomen. In dit verband moet tevens worden gewezen op de omstandigheid dat [eisers] tot begin 2011 de weg van artikel 15 lid 4 uit de koopovereenkomst niet heeft bewandeld. De rechtbank laat verder nog daar of de stellingen van [eisers] dat BAM de bouwaanvragen bewust onvolledig heeft ingediend en dat BAM vervolgens heeft geweigerd een nieuwe waterparagraaf ten behoeve van de vergunningaanvraag te maken, wel voldoende zijn gesubstantieerd. Anders dan [eisers] heeft gesteld rusten stelplicht en bewijslast ter zake (namelijk) niet op BAM.
4.5 [eisers] heeft de rechtbank verzocht ook te beslissen over de lengte van de termijn waarna de vordering tot betaling van de tweede tranche wél opeisbaar zou moeten zijn. Daaraan is volgens [eisers] ook gekoppeld - anders dan de koopovereenkomst bepaalt - een verplichting tot rentevergoeding. Een dergelijke modaliteit van de vordering kan op zichzelf niet in het gewijzigde petitum worden gelezen. Voor zover zij zou moeten worden gezien als een "verlangen" van "een der partijen" als bedoeld in artikel 6:258 BW is het debat omtrent eventuele toepassing van die bepaling tussen partijen tot dusver nog niet gevoerd. De rechtbank zal de zaak dan ook naar de rol verwijzen om partijen de gelegenheid te geven zich daarover uit te laten, eerst door [eisers] en vervolgens door BAM. Daarbij moeten zij tevens blijk geven van hun op de feiten gegronde verwachtingen omtrent het moment waarop een bouwvergunning redelijkerwijs kan worden verwacht, alsmede wat naar hun mening moet gebeuren als mocht blijken dat een bouwvergunning ook op langere termijn naar waarschijnlijkheid zal uitblijven.
4.6 De vordering in reconventie strekkende tot teruglevering en terugbetaling van het eerste deel van de koopprijs komt niet voor toewijzing in aanmerking. [eisers] heeft in zijn oorspronkelijke primaire vordering de teruglevering immers alleen gewenst als tevens zijn schade zou worden vergoed. Daarbij kan nog in het midden blijven of een dergelijke vordering wel als een aanbod kan worden beschouwd, te meer daar voor overeenstemming geen veroordeling noodzakelijk pleegt te zijn.
4.7 Voor het overige - ook in reconventie, waar het de vordering tot opheffing van het beslag betreft - zullen alle verdere beslissingen worden aangehouden.
IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE:
verwijst de zaak naar de roldatum van 25 januari 2012 voor uitlating bij akte door [eisers] omtrent hetgeen onder 4.5 is overwogen, waarna BAM daarop bij antwoordakte kan reageren,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.J.J. van Acht, H.C.A. Walda en M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2011.