Parketnummer : 05/701530-11
Datum zitting : 16 december 2011
Datum uitspraak : 30 december 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in PI [adres]
Raadsman : mr. D.J.P.M. Vermunt, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 07 september 2011 te Arnhem opzettelijk brand heeft
gesticht in een geldautomaat van de Rabobank gevestigd in een pand aan de
[adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een
geldautomaat vol laten lopen met gas, althans met een brandbare (vloei)stof en
(vervolgens) met een brandende lont aangestoken, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge
waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd gebouw
en/of de zich daarin bevindende geldautomaat en/of overige goederen, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 07 september 2011 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk
(de geldlade van) een geldautomaat (in een gebouw van de Rabobank, gelegen aan
de [adres]) met een hamer en/of een beitel, althans met een
breekvoorwerp heeft geforceerd/opengebroken en/of (vervolgens) middels een
(gas)slang in de onstane opening een gas, althans een brandbare (vloei)stof
heeft laten lopen en/of (vervolgens) middels een brandende lont dat gas,
althans die brandbare (vloei)stof tot ontbranding heeft gebracht en daardoor
die geldautomaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
de Rabobank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
hij op of omstreeks 07 september 2011 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat van de Rabobank
(gevestigd in een pand aan de [adres]) weg te nemen een hoeveelheid
geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die plaats
des misdrijfs te verschaffen en/of daarbij voormeld(e) goed(eren) onder
verdachtes bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, te weten door met een hamer en/of een beitel, althans met
(breek)gereedschap een opening in (de voorzijde) van die geldautomaat te
maken en/of (vervolgens) in die ontstane opening een (gas)slang en/of een
aansteeklont te brengen en/of (vervolgens) vanuit een gasfles een gas,
althans een brandbare (vloei)stof in die opening te laten lopen en/of (daarna)
die aansteeklont aan te steken en/of dat gas, althans die brandbare (vloei)stof
tot ontbranding te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 16 december 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
Verdachte is bijgestaan door mr. D.J.P.M. Vermunt, advocaat te Arnhem, namens mr. Zeewuster.
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 september 2011 door [aangever], p. 20 e.v.;
- Het proces-verbaal van verhoor d.d. 7 september 2011, verklaring verdachte, p. 48 en 50;
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 16 december 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 07 september 2011 te Arnhem opzettelijk brand heeft
gesticht in een geldautomaat van de Rabobank gevestigd in een pand aan de
[adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een
geldautomaat vol laten lopen met gas, en (vervolgens) met een brandende lont aangestoken, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd gebouw
en de zich daarin bevindende geldautomaat en overige goederen te duchten was.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 september 2011 door [aangever], p. 20 e.v.;
- Het proces-verbaal van verhoor d.d. 7 september 2011, verklaring verdachte, p. 48 en 50;
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 16 december 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 07 september 2011 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een geldautomaat van de Rabobank (gevestigd in een pand aan de [adres]) weg te nemen een hoeveelheid
geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank, en zich daarbij de toegang tot die plaats des misdrijfs te verschaffen en daarbij voormeld goed onder verdachtes bereik te brengen door middel van verbreking te weten door met een hamer en een beitel, een opening in de voorzijde van die geldautomaat te maken en vervolgens in die ontstane opening een (gas)slang en een aansteeklont te brengen en vervolgens vanuit een gasfles een gas, in die opening te laten lopen en daarna die aansteeklont aan te steken en dat gas, tot ontbranding te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een meldingsgebod, deelname aan een leefstijltraining en een poliklinische behandelverplichting, een en ander met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen goederen verbeurd worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 ontslag van rechtsvervolging bepleit. Zijns inziens is er, naar de rechtbank begrijpt, sprake van eendaadse samenloop. Aangezien er om die reden sprake is van een strafverminderingsgrond, is de raadsman van mening dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te fors is en dat zijn cliënt meer gebaat is bij oplegging van een werkstraf in combinatie met behandeling voor zijn gokverslaving.
Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het verweer van de verdediging aangaande eventuele eendaadse samenloop, overweegt de rechtbank allereerst dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. Dit betreft een gevaarzettingsdelict, strafbaar gesteld bij artikel 157 aanhef en sub 1 van het Wetboek van Strafrecht. Het door de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen geachte feit onder 2, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht, betreft een vermogensdelict. Nog daargelaten het feit dat de aard van beide delicten verschillend is, beschermen de artikelen waarbij deze delicten strafbaar worden gesteld, verschillende rechtsbelangen.
Om die reden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van meerdaadse samenloop. Zij volgt de verdediging dienaangaande dan ook niet.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 25 november 2011 en
• een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, gedateerd 17 november 2011, betreffende verdachte.
Verdachte heeft bekend dat hij de feiten heeft gepleegd. In het verleden is hij -onder meer- veroordeeld voor rijden onder invloed, bedreiging, diefstal, verduistering en bezit van wapens/ handel in wapens. In het verleden was er sprake van drankmisbruik. Thans zegt hij geen drankproblemen meer te hebben. Wel is er sprake van gokproblematiek. Hierdoor is verdachte in financiële problemen geraakt, die hem hebben aangezet tot zijn delictgedrag. Verdachte beschikt over huisvesting en is gemotiveerd om te werken. Hij heeft contact met zijn zus, maar voor het overige ervaart hij zijn sociale netwerk niet als steunend.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld. Het risico dat verdachte zich zal onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als laag gemiddeld.
De reclassering Nederland adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
- Meldingsgebod;
- Deelname aan een gedragsinterventie, te weten een “leefstijltraining”;
- Behandeling van de gokproblematiek binnen een polikliniek van IrisZorg.
Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan deze voorwaarden te houden.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte, die zijn geldproblemen wilde oplossen, heeft zich met een voorop gezet plan schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting met gevaar voor goederen en aan een poging tot diefstal. Dat hij met de wijze waarop hij dit heeft gedaan, niet het beoogde doel heeft bereikt, doet niet af aan het feit dat hij daarbij niet alleen grote schade, maar tevens een gevaarlijke situatie heeft veroorzaakt.
Dat rekent de rechtbank hem zwaar aan. Dergelijke feiten leiden tot veel onrust in de maatschappij. De rechtbank is dan ook, met de officier van justitie, van oordeel dat een forse gevangenisstraf passend is.
Nu de rechtbank echter van oordeel is dat het gevaar dat door verdachte is ontstaan, minder vergaand is geweest dan het gevaar waarop de officier van justitie haar vordering heeft gebaseerd, zal zij om die reden de op te leggen straf matigen. De rechtbank zal een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen.
De rechtbank ziet, gelet op verdachte’s persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat mocht inhouden het volgen van een leefstijltraining en van een ambulante behandeling bij IrisZorg.
6a. De beoordeling van het beslag
De in beslag genomen en nog niet terug gegeven goederen waaronder: de sporttas (zwart), de gasfles, de beitel, de fles, de hamer, de knijptang, de handschoenen (grijs), het t-shirt (wit), het touw, de handschoenen (blauw), de gasslang met ijzerdraad en de ducktape (grijs), betreffen voorwerpen met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 24, 33, 33a, 45, 57, 157, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 3 (drie) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering IrisZorg zullen worden gegeven, ook indien dit inhoudt:
Meldingsgebod
De veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem
geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op het eind van zijn detentieperiode melden bij Reclassering IrisZorg op het volgende adres: [adres]. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering IrisZorg bepaalde perioden blijven melden, zo frequent als Reclassering IrisZorg gedurende deze perioden nodig acht.
Deelname aan een gedragsinterventie
De veroordeelde moet deelnemen aan de volgende gedragsinterventie(s):
“Leefstijltraining”, indien deze training ook geschikt is voor mensen met een gokverslaving. Zo mogelijk kan deze training reeds in detentie worden gedaan.
Behandelverplichting
Gezien de directe samenhang van het gokgedrag met het criminele gedrag van de veroordeelde wordt hij verplicht om zich voor zijn gokproblematiek te laten behandelen binnen de polikliniek van IrisZorg.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering IrisZorg om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de sporttas (zwart), de gasfles, de beitel, de fles, de hamer, de knijptang, de handschoenen (grijs), het t-shirt (wit), het touw, de handschoenen (blauw), de gasslang met ijzerdraad en de ducktape (grijs).
Aldus gewezen door mr. P.C. Quak, (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. J.W.T.M. Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Cosijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 december 2011.