Parketnummer : 05/700771-11
Datum zitting : 16 december 2011
Datum uitspraak : 30 december 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. J.E. Kremer, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 april 2011 te Zwolle opzettelijk brand heeft gesticht
in de toiletruimte van een (op de Rijksweg A28 rijdende) touringcar, immers
heeft hij, verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende
sigaret/sigarettenpeuk in een afvalemmer/afvalzak gegooid, althans op een
hoeveelheid (op de vloer liggend) papier, in elk geval opzettelijk (open) vuur
in aanraking gebracht met (de inhoud van) een afvalemmer/afvalzak en/of met
papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de inhoud
van die afvalemmer/afvalzak en/of die afvalemmer/afvalzak en/of dat papier
en/of die toiletruimte geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die touringcar en/of de
zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar voor de passagiers en/of de chauffeur van die touringcar,
in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 april 2011 in een touringcar rijdende op de Rijksweg
A28 te Zwolle, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend
en/of onachtzaam een brandende sigaret/sigarettenpeuk in een
afvalemmer/afvalzak, althans op een hoeveelheid (op de vloer liggend) papier
heeft gegooid, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest,
dat de inhoud van die afvalemmer/afvalzak en/of die afvalemmer/afvalzak en/of
dat papier en/of de toiletruimte (van die touringcar) geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, terwijl daardoor
gemeen gevaar voor die touringcar en/of de zich daarin bevindende goederen, in
elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor de passagiers en/of de chauffeur van die
touringcar, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen, ontstond.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 16 december 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door Mr. J.E. Kremer, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd Touringcarbedrijf [naam touringcarbedrijf]. Namens deze is ter terechtzitting verschenen: mr G.S. Ebbeng-Hortsman, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld
Op 24 april 2011 reed een touringcarbus van [naam touringcarbedrijf]. op de rijksweg A28. Verdachte zat als passagier met medesupporters van de voetbalclub NEC in deze bus. Zij waren op de terugweg van de voetbalwedstrijd FC Groningen-NEC. Ter hoogte van hectometer paal 95,3 stopte de chauffeur op verzoek van een steward de bus, omdat er brand was ontstaan in de bus. Daarop werd de bus ontruimd en werden de supporters verder vervoerd in een later voorbijkomende, vervangende bus. De brand, die had gewoed in de toiletruimte van de bus, werd door de brandweer van Zwolle geblust. Door de brand was veel rookontwikkeling en waarschijnlijk onherstelbare schade ontstaan.
Door de brandweer van Zwolle werd in het fonteintje van de toiletruimte een verbrande wc rol aangetroffen. Voorts werd door de brandweer van Zwolle geconstateerd dat er zich in de sifon van de wastafel in de toiletruimte een prop wc papier bevond die deels was verbrand. Ook werd vastgesteld dat zich in het wasbakje geen afvoerroostertje bevond. De opening naast het wasbakje, die toegang gaf tot de afvalbak, was erg beroet en het roetpatroon op het frontpaneel van de afvalbak kon erop duiden dat er achter dat paneel, vermoedelijk in de afvalbak, brand was geweest. Uit het onderzoek, uitgevoerd door de Technische Recherche, kan worden herleid dat de brand (mede) was ontstaan in de afvalzak in de toiletruimte en dat niet uit te sluiten valt dat een brandende sigarettenpeuk in de afvalzak de oorzaak van de brand was geweest. Voorts werd geconcludeerd dat door de brand gemeen gevaar voor goederen, dan wel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de inzittenden van de bus te duchten was. Verdachte was voorafgaand aan de brand met een brandende sigaret in de toiletruimte geweest en had deze zonder deze te doven in de toiletruimte weg gegooid.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem primair ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte is als laatste voordat de brand ontstond in de toiletruimte geweest. In deze ruimte was naar zijn eigen zeggen bij het betreden van de toiletruimte nog geen sprake van brand. Hij heeft door zijn sigaret - nog brandend- te gooien in de afvalbak, waarin zich (onder meer) papier bevond, de aanmerkelijke kans aanvaard dat daardoor brand zou ontstaan. Dit geldt volgens de officier van justitie temeer daar het een feit van algemene bekendheid is dat toiletpapier zeer brandbaar is en verdachte bovendien heeft verklaard te weten dat eerder in het voetbalstadion van FC Groningen op gelijke wijze een grote brand is ontstaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Allereerst is niet wettig en overtuigend bewezen dat haar cliënt degene was die als laatste, vóór het uitbreken van de brand, gebruik maakte van de toiletruimte. Voorts heeft zij aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het handelen van verdachte, en niet dat van een ander, de brand heeft veroorzaakt. Immers, behalve verdachte zijn er meer mensen in de bus naar de wc geweest, hebben meerdere mensen in de bus zitten roken en zijn meerdere mensen in het bezit geweest van een aansteker. Bovendien, zo heeft de raadsvrouw betoogd, kan niet worden vastgesteld wat precies de oorzaak is geweest voor de uiteindelijke brand, nu uit het dossier kan worden afgeleid dat er zowel in de sifon als in het afvalbakje in de toiletruimte een brandhaard is geweest.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de plaats van de brandende sigaret
Verdachte heeft zelf verklaard op de bewuste dag in de supportersbus op de terugweg vanuit Groningen in de toiletruimte een sigaret te hebben opgestoken en zonder deze gedoofd te hebben, te hebben weggegooid voordat hij de toiletruimte heeft verlaten.
De vraag die thans ter beoordeling aan de rechtbank voorligt, is waar verdachte deze brandende sigaret precies heeft neergegooid, voordat hij de toiletruimte verliet. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft twee dagen na de brand bij de politie verklaard dat hij deze sigaret in de vuilnisbak had gedaan en dat deze waarschijnlijk nog aan was, omdat er kort nadat hij weer in de bus was gaan zitten, rook uit de toiletruimte kwam. In het eerste verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij de sigaret, rechts van hem, ergens heeft gegooid waar papier lag en dat het goed zou kunnen dat het de afvalbak was waar het papier op lag en dat deze goed vol geweest kan zijn.
In zijn tweede verhoor heeft verdachte verklaard: “Het is gewoon zo gegaan zoals ik gezegd heb”, maar geeft geen duidelijkheid over de vraag of hij de sigaret op de grond dan wel ergens in heeft gegooid. Wel verklaart hij: “Volgens mij was het een prullenbak of zo, maar het zou ook een spoelbakje kunnen zijn geweest.”
Ter terechtzitting is verdachte op deze verklaringen teruggekomen, door te stellen dat hij de sigaret op de grond heeft gegooid.
De rechtbank is van oordeel dat de eerste verklaring het mest geloofwaardig is. De stelling van verdachte ter terechtzitting dat het slechts op toeval berust dat hij tot twee maal toe heeft verklaard dat hij de sigaret in de afvalbak heeft gegooid, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Hierbij weegt de rechtbank mee dat verdachte ter zitting ook heeft verklaard dat de sigarettenpeuk dan misschien per ongeluk in de afvalbak terechtgekomen was, alsmede dat hij heeft verklaard de brandende sigarettenpeuk rechts van zich weg gegooid te hebben, staande met zijn gezicht in de richting van de deur van de toiletruimte , terwijl uit de fotomap in het dossier blijkt dat de afvalbak zich op dat moment rechts van verdachte bevond .
Nu voorts uit het onderzoek, uitgevoerd door de Technische Recherche, is gebleken dat de brand (mede) is ontstaan in de afvalzak in de toiletruimte en dat niet uit te sluiten valt dat een brandende sigarettenpeuk in de afvalzak de oorzaak van de brand is geweest , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een brandende sigaret in of op de afvalbak heeft gegooid.
Ten aanzien van het voorwaardelijk opzet
Vervolgens dient te worden beoordeeld of verdachte door de sigaret in de afvalbak te gooien willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er brand zou ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat dit wel het geval is.
Door het weggooien van de brandende sigaret door verdachte is de brand in de toiletruimte in de bus ontstaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat een (smeulende) sigaret brand kan veroorzaken. Verdachte heeft die aanmerkelijke kans op de koop toe genomen, nu hij bewust niet de moeite heeft genomen de sigaret te doven. Dit is op zich zelf al voldoende om de rechtbank tot het oordeel te doen komen dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op het stichten van brand.
Daar komt nog bij dat verdachte zich bovendien bewust is geweest van de brandgevaarlijkheid van de situatie, nu hij heeft verklaard dat de toiletruimte smerig was, dat er veel wc-papier op de grond lag, dat er papier naast het wasbakje lag en dat hij zijn sigaret die kant op heeft gegooid , dat het heel stom van hem is geweest dat hij de sigaret rechts naast zich heeft gegooid, omdat hij wist dat daar allemaal toiletpapier op de grond lag en dat hij wist dat toiletpapier licht ontvlambaar is.
Ten aanzien van de brand veroorzakende handeling
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet bewezen kan worden dat het de handeling van verdachte is geweest, die de brand in de bus heeft veroorzaakt. Het zou immers ook mogelijk kunnen zijn dat een ander, na verdachte, nog in de toiletruimte is geweest en de brand heeft veroorzaakt.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Getuige [getuige1], een van de stewards in de bus, heeft gezien dat verdachte naar de wc in de bus is gegaan. Daarna kwam er een brandlucht uit de toiletruimte. Zij dacht dat er na verdachte, voordat de brand werd ontdekt, niemand meer in de toiletruimte was geweest. Een supporterbegeleider, die verdachte ambtshalve kent, zag dat verdachte na afloop van de wedstrijd tussen NEC en FC Groningen, voorafgaand aan de brand, erg uitbundig aanwezig was. Toen hij verdachte na afloop van de brand, bij aankomst van de bus in Nijmegen, terugzag, zag hij dat verdachte opvallend rustig was. Verdachte gedroeg zich voor zijn doen erg onopvallend. Dat viel hem op omdat hij verdachte kent als een drukke jongen.
Getuige [getuige2], eveneens een steward, heeft van een persoon uit de bus gehoord dat hij wist wie de brand had aangestoken. Deze persoon wilde geen naam noemen, maar wees later, in de vervangende bus, verdachte aan als degene die de brand had aangestoken. Het viel [getuige2] bovendien op, dat verdachte de rest van de terugreis een schichtige indruk maakte.
Verdachte heeft eigener beweging een aantal dagen na de brand contact opgenomen met zijn begeleider van het supportersproject “Over enthousiast”, waarbij verdachte is aangesloten, om te vragen of zij een afspraak kon regelen met de politie zodat hij zijn verhaal kwijt zou kunnen. Toen hij daarna werd gebeld door een verbalisant van de politie, verklaarde verdachte dat de sigaret die hij in de vuilnisbak had gedaan waarschijnlijk nog aan was, omdat er kort nadat hij weer in de bus was gaan zitten, rook uit de toiletruimte kwam.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat er toen hij de toiletruimte inkwam nog geen sprake was van brand.
Uit voorgaande verklaringen leidt de rechtbank af dat de brand niet anders kan zijn ontstaan dan door het handelen van verdachte. Dat er, zoals de raadsvrouw heeft gesteld, meer mensen in de bus hebben zitten roken, of over aanstekers hebben beschikt, doet daaraan niet af. Getuige [getuige1] schatte de tijd tussen het moment dat verdachte uit de toiletruimte kwam en het moment dat zij een rooklucht rook, op 15 tot 45 seconden.
Ook in haar betoog met betrekking tot de twee brandhaarden volgt de rechtbank de verdediging niet. Los van het feit dat het de rechtbank onwaarschijnlijk voorkomt dat er in die korte tijd een andere persoon (onopgemerkt) de toiletruimte is binnengegaan en een tweede brandhaard heeft gesticht, heeft verdachte zelf verklaard dat er kort nadat hij de toiletruimte verliet, rook uit de toiletruimte kwam en dat hij wel wist dat die brand door hem ontstaan zou zijn. Het verslag van de Technische Recherche is duidelijk over de afvalzak als brandhaard, terwijl de brandweer niet meer heeft geconstateerd dan dat het papier in het fonteintje van de wasbak gedeeltelijk is verbrand. Dit laatste sluit niet uit dat de brand oorspronkelijk is ontstaan in de afvalzak.
De rechtbank is dan ook, op grond van voorgaande, van oordeel dat indien er al sprake is geweest van twee brandhaarden, de ene is ontstaan door de andere en dat deze beide aldus zijn ontstaan door toedoen van verdachte.
De rechtbank stelt voorts vast dat door de brand gemeen gevaar voor goederen, alsmede levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de inzittenden van de touringcar te duchten was , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 24 april 2011 te Zwolle opzettelijk brand heeft gesticht
in de toiletruimte van een (op de Rijksweg A28 rijdende) touringcar, immers
heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk een brandende sigaret/sigarettenpeuk in een afvalemmer/afvalzak gegooid, ten gevolge waarvan de inhoud van die afvalemmer/afvalzak en die afvalemmer/afvalzak en die toiletruimte gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die touringcar en de zich daarin bevindende goederen, en levensgevaar voor de passagiers en de chauffeur van die touringcar te duchten was.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk lestel voor een ander te duchten is.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden:
- reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling in een door de reclassering aan te wijzen instelling en/of het volgen van trainingen;
- een stadionverbod voor de duur van twee jaar,
een en ander met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt verdediging
Door de verdediging is gepleit voor algehele vrijspraak.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 25 november 2011en
• voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd respectievelijk 27 juni 2011 en 26 oktober 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich in een op de snelweg rijdende touringcar met supporters van NEC reeds onverantwoordelijk gedragen door een sigaret te roken, terwijl algemeen bekend is dat niet is toegestaan. Vervolgens heeft de verdachte zich in hoge mate onverschillig getoond voor zijn omgeving – op dat moment de touringcar met inzittenden – door zijn nog brandende sigaret weg te werpen in een omgeving met brandgevaarlijk materiaal, zoals toiletpapier en plastic voorwerpen. De kans op brand was daardoor bijzonder groot, en die kans heeft zich ook verwezenlijkt.
De passagiers en de chauffeur van de touringcar bevonden zich op dat moment in een afgesloten ruimte, rijdend over de snelweg. Niet alleen zouden de inzittenden bij een uitslaande brand het voertuig niet hebben kunnen verlaten, maar ook had de touringcar – met alle inzittenden – en rijdend over de snelweg, een ernstig ongeluk kunnen overkomen. Slechts tijdig en adequaat handelen door de chauffeur en vervolgens de brandweer heeft erger kunnen voorkomen.
Verdachte heeft door zijn handelen een levensgevaarlijke situatie doen ontstaan, hetgeen de rechtbank hem zwaar aanrekent. Op dergelijk strafwaardig gedrag dient in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf te volgen.
De rechtbank houdt er echter rekening mee dat verdachte een onzeker karakter heeft, waardoor hij zich in bijzijn van andere NEC-supporters stoer wil voordoen. Nu de reclassering de verdachte een programma aanbiedt dat hem kan helpen om zich beter teweer te stellen tegen de harde kern van de NEC-supporters, zal de rechtbank volstaan met de eis, zoals geformuleerd door de officier van justitie.
Tot het opleggen van een stadionverbod ziet de rechtbank evenwel geen aanleiding, nu het onderhavige feit niet in rechtstreeks verband staat tot voetbalgeweld.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij Touringcarbedrijf [naam touringcarbedrijf]., vertegenwoordigd door mr. G.S. Ebbeng-Hortsman, advocaat te Nijmegen, vordert een schadevergoeding ad € 13.014,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 13.014,- wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadever¬goedingsmaat¬regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij heeft de raadsvrouw geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid.
De beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij weersproken met de stelling dat de schade tot een bedrag van € 10.000 dient te worden vergoed door Verzekeringsmaatschappij [naam verzekeringsmij]. De rechtbank stelt echter vast dat [naam verzekeringsmij] de rechtsbijstandverzekeraar van benadeelde partij is en derhalve geen andere verplichting heeft dan benadeelde partij bij het onderhavige geschil in rechte bij te staan. Voorts heeft de verdachte aangevoerd dat de vervangende bus reeds onderweg was, zodat hierdoor geen extra kosten zijn ontstaan. De rechtbank volgt verdachte hierin niet, nu de vervangende bus oorspronkelijk niet was bestemd voor het vervoer van de NEC-supporters.
De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
De vordering zal dan ook worden toegewezen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven (ook indien dit zal inhouden het volgen van een “cognitieve vaardigheidstraining (CoVa)” en een gedragsinterventie “alcohol & geweld”), voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Touringcarbedrijf [naam touringcarbedrijf].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan Touringcarbedrijf [naam en adres touringcarbedrijf], te betalen € 13.014,- (zegge dertienduizend en veertien euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 13.014, subsidiair 100 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Touringcarbedrijf [naam en adres touringcarbedrijf], te betalen € 13.014,- (zegge dertienduizend en veertien euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door mr. D.R. Sonneveldt, als voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. J.W.T.M. Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Cosijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 december 2011.