ECLI:NL:RBARN:2011:BU9504

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/514200-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van voorbereiden brandstichting en wapens bezit

Op 28 december 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 42-jarige man uit Duiven, die werd beschuldigd van het voorbereiden van brandstichting en het voorhanden hebben van verboden wapens. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het voorbereiden van brandstichting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij een misdadig doel had met de aangetroffen middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van wapens, maar hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn zwakbegaafdheid en psychische problemen. De rechtbank legde een werkstraf op van 20 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. De beslissing was gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie. De rechtbank overwoog dat het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie grote risico's voor de maatschappelijke veiligheid met zich meebrengt, maar dat de verdachte in dit geval geen eerdere veroordelingen had en dat de behandeling van de zaak lang had geduurd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte goed begeleid werd na een afgeronde klinische behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/514200-09
Data zittingen : 17 maart 2010 en 14 december 2011
Datum uitspraak : 28 december 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. A.H. Staring, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 11 december 2009
te Westervoort ter voorbereiding van het misdrijf genoemd in artikel 157
Wetboek van strafrecht (opzettelijk brand stichten, teweegbrengen van een
ontploffing en veroorzaken van een overstroming), (telkens) opzettelijk
- een of meer jerrycans met benzine en/of terpentine, althans met een
brandbare, vluchtige vloeistof en/of
- ongeveer 5 kilogram, althans een (aanzienlijke) hoeveelheid Carbid (zijnde
een vaste stof welke, na in aanraking te zijn gekomen met water of een
andere vloeistof, een brandbaar/ontplofbaar gas vormt) en/of
- een of meer (deels) gevulde gasflessen met butaangas en/of propaangas,
althans met een gas en/of
- een of meer aanmaakblokjes,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd
en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft
gehad;
2.
hij op of omstreeks 11 december 2009 te Westervoort een of meer wapens van
categorie I, onder 3 en/of onder 4 en/of onder 5 en/of onder 7, te weten
- een ploertendoder (cat.1 onder 3) en/of
- een blank wapen, zijnde en wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander
voorwerp dan een wapen, te weten een vouwmes in de vorm van een
zilverkleurige hanger aan een halskoord (cat.1 onder 4) en/of
- een of meer pijlen met een ijzeren punt (cat.1 onder 5),
voorhanden heeft gehad ;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 11 december 2009 te Westervoort een of meer wapens van
categorie II onder 7, te weten
- een of meer jerrycans met benzine en/of terpentine, althans met een
brandbare, vluchtige vloeistof en/of
- ongeveer 5 kilogram, althans een (aanzienlijke) hoeveelheid Carbid (zijnde
een vaste stof welke, na in aanraking te zijn gekomen met water of een
andere vloeistof, een brandbaar/ontplofbaar gas vormt) en/of
- een of meer (deels) gevulde gasflessen met butaangas en/of propaangas,
althans met een gas en/of
munitie van categorie III, te weten
- 50, althans een of meer patronen (Umarex 9mm P.A.K) en/of
- 1 patroon (9mm CS patroon traangas),
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 17 maart 2010 en 14 december 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.H. Staring, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Feit 1
De rechtbank acht dit feit, net als de officier van justitie en de verdediging niet bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 11 december 2009 is verdachte aangehouden en werden carbid, jerrycans met brandbare stoffen en twee gasflessen aangetroffen in zijn woning. Verdachte heeft verklaard dat hij deze middelen in zijn woning aanwezig had ten behoeve van zijn hobby’s en dat hij niet daadwerkelijk van plan was zijn huis op te blazen, zoals hij eerder had gezegd tegen een medewerker van GG-Net. Ter zitting heeft een chemisch branddeskundige van het NFI verklaard dat de genoemde middelen, zoals ze in de woning van verdachte zijn aangetroffen niet kennelijk zo zijn neergezet dat zij kennelijk uitsluitend konden dienen ter voorbereiding van een brand en/of een ontploffing. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de omstandigheden en de verklaringen van verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een misdadig doel had met het voorhanden hebben van de middelen.
De rechtbank zal verdachte derhalve van het onder feit 1 ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 11 december 2009 in zijn woning te Westervoort meerdere wapens voorhanden gehad. Dit betrof wapens van de Categorie I onder 3, 4 en 5 van de Wet wapens en munitie , te weten:
- een ploertendoder (Cat. I onder 3) en
- een blank wapen, zijnde een wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen, te weten een vouwmes in de vorm van een zilverkleurige hanger aan een halskoord (Cat. I onder 4) en
- pijlen met een ijzeren punt (Cat. I onder 5) .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte ten aanzien van het vouwmes en de pijlen dient te worden vrijgesproken. Hij voert hiertoe het volgende aan.
De genoemde wapens hingen aan de muur in de woning van verdachte. Uit de omstandigheden waaronder verdachte deze wapens voorhanden had kan niet worden afgeleid dat de wapens bestemd waren voor het toebrengen van letsel door verdachte. Om die reden kan feit 2. niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt hiertoe het volgende. Verdachte heeft bekend dat hij de genoemde wapens in zijn huis aanwezig had. De bedoeling die verdachte met deze wapens had is niet relevant voor de bewezenverklaring van dit feit. De stelling van de raadsman dat dat een vereiste is voor bewezen verklaring mist dan ook wettelijke grondslag.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 11 december 2009 te Westervoort wapens van
categorie I, onder 3 en onder 4 en onder 5, te weten
- een ploertendoder (cat.1 onder 3) en
- een blank wapen, zijnde en wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander
voorwerp dan een wapen, te weten een vouwmes in de vorm van een
zilverkleurige hanger aan een halskoord (cat.1 onder 4) en pijlen met een ijzeren punt (cat.1 onder 5),
voorhanden heeft gehad;
De in deze bewezenverklaring gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank acht net als de officier van justitie en de verdediging niet bewezen hetgeen ten laste is gelegd achter het 1e, 2e en 3e gedachtestreepje en zal verdachte daarvan vrijspreken.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte had op 11 december 2009, in zijn woning te Westervoort munitie van Categorie III van de Wet wapens en munitie aanwezig , te weten
- 50 patronen (Umarex 9mm P.A.K) en
- 1 patroon (9mm CS patroon traangas).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht feit 3 voor wat betreft het 4e en 5e gedachtestreepje wettig en overtuigend bewezen
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet strafbaar is voor het voorhanden hebben van de munitie. Hij voert hiertoe aan dat de politie eerder een inval heeft gedaan in zijn huis in verband met een andere verdenking. Bij die gelegenheid heeft de politie hem laten weten dat hij deze munitie mocht houden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat bij verdachte een gerechtvaardigd vertrouwen is opgewekt dat hij de aangetroffen munitie in bezit mocht hebben. Verdachte had derhalve op 11 december 2009 bij wet verboden munitie voorhanden .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
3.
hij op 11 december 2009 te Westervoort munitie van categorie III, te weten
- 50 patronen (Umarex 9mm P.A.K) en
- 1 patroon (9mm CS patroon traangas),
voorhanden heeft gehad;
De in deze bewezenverklaring gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
‘Handelen in strijd met artikel 13, lid 1 van de Wet wapens en munitie’
Ten aanzien van feit 3:
‘Handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van Categorie III’
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 2 en feit 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt verdediging
De raadsman verzoekt om gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen straf op te leggen.
De raadsman vraagt de rechtbank in ieder geval rekening te houden met de volgende omstandigheden.
De behandeling van deze zaak heeft erg lang op zich doen wachten.
Uit het pro-justitia rapport blijkt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De reclassering heeft in haar voortgangsrapportage aangegeven dat de behandeling van verdachte in FPA [naam instelling] inmiddels gestopt is, omdat behandeling niet meer noodzakelijk was. Hij heeft op dit moment voldoende hulpverlening.
Verdachte heeft geen relevante documentatie en heeft al lang in voorarrest gezeten.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 18 november 2011,
• een pro-justitia rapportage, opgemaakt door Prof. Dr. [proffesor], klinisch en forensisch psycholoog, gedateerd 10 februari 2010, betreffende verdachte,
• een voorlichtingsrapport van reclassering Nederland, Adviesunit Zutphen, gedateerd 16 maart 2010, betreffende verdachte,
• Een voorlichtingsrapport van reclassering Nederland, Adviesunit Zutphen, gedateerd 21 september 2010, betreffende verdachte,
• Een voortgangsverslag van reclassering Nederland, Toezichtunit Zutphen, gedateerd 16 september 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft verboden wapens en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie levert grote risico’s voor de maatschappelijke veiligheid op, zoals veelvuldig blijkt en moet daarom met kracht worden bestreden.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld inzake vergelijkbare feiten. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat de behandeling van deze zaak lang op zich heeft laten wachten.
Uit bovengenoemde rapporten en verslagen omtrent de persoon van verdachte blijkt dat het IQ van verdachte op zwakbegaafd niveau ligt. Daarnaast is bij verdachte sprake van een chronische aanpassingsstoornis, een autistische stoornis en/of een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. In de rapporten wordt een klinische behandeling geadviseerd. Deze behandeling heeft inmiddels plaatsgevonden en is afgerond. Verdachte wordt op dit moment goed begeleid.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank, anders dan de officier van justitie, dat voor afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd, die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gelet op de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 111 dagen, zijnde 222 uren werkstraf, betekent dit dat verdachte in feite geen werkstraf meer zal hoeven te verrichten.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 13, 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 20 (twintig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 10 (tien) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 222 (tweehonderdtweeëntwintig) uren, zijnde 111 (honderdelf) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door mr. L.C.P. Goossens, als voorzitter, Mr. R.M. Maanicus., mr. M. van der Linde, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.J. Elferink-van Vliet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 december 2011.