ECLI:NL:RBARN:2011:BU9420

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1518
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuursdocumenten en de beoordeling van bezwaar tegen besluiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 20 december 2011 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, wonende te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen twee besluiten van het Dagelijks bestuur Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden. Het eerste besluit, gedateerd 10 maart 2010, wees het bezwaar van eiser ongegrond, terwijl het tweede besluit van 26 september 2011 een heroverweging van het eerste besluit inhield. De rechtbank had eerder op 31 augustus 2011 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd geoordeeld dat het bestreden besluit van 10 maart 2010 onvoldoende gemotiveerd was met betrekking tot de weigering om bepaalde passages openbaar te maken. Na de tussenuitspraak heeft verweerder de aangeduide passages alsnog openbaar gemaakt, wat door de rechtbank werd gezien als herstel van het geconstateerde gebrek.

De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van 10 maart 2010 niet-ontvankelijk, omdat eiser geen belang meer had bij een beoordeling daarvan. Het beroep tegen het besluit van 26 september 2011 werd ongegrond verklaard, omdat verweerder aan de bezwaren van eiser had voldaan door de passages openbaar te maken. De rechtbank oordeelde dat er geen proceskosten waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen, maar droeg verweerder wel op het griffierecht van € 150 aan eiser te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Kjellevold - Hoegee, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 20 december 2011. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/1518
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 20 december 2011
inzake
[naam], eiser,
wonende te [woonplaats],
tegen
het Dagelijks bestuur Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
I Besluit van verweerder van 10 maart 2010;
II Besluit van verweerder van 26 september 2011.
2. Procesverloop
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het door eiser ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 24 augustus 2011. Eiser is aldaar verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door A. Diependaal en P. van Leeuwen.
De rechtbank heeft op 31 augustus 2011 een tussenuitspraak gewezen.
Verweerder heeft op 26 september 2011 een nieuw besluit op bezwaar genomen.
De rechtbank heeft het onderzoek op 4 november 2011 gesloten.
3. Overwegingen
Bij mondelinge tussenuitspraak van 31 augustus 2011 heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit van 10 maart 2010 onvoldoende gemotiveerd is voor zover het de weigering tot openbaarmaking van bepaalde passages uit het verslag van het dagelijks bestuur van 9 juli 2009 betreft.
Bij het besluit van 26 september 2011 heeft verweerder, gevolg gevend aan de tussenuitspraak, opnieuw beslist op het door eiser gemaakte bezwaar. Gelet hierop heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van het bestreden besluit van 10 maart 2010. De rechtbank zal het beroep tegen dit besluit dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Aangezien bij het nieuwe besluit niet geheel aan de bezwaren van eiser is tegemoetgekomen, wordt het beroep van eiser, gelet op de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Awb, geacht mede een beroep tegen dit besluit in te houden.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit van 26 september 2011 de in de tussenuitspraak aangeduide passages alsnog openbaar gemaakt. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het geconstateerde gebrek hersteld. Onder verwijzing naar hetgeen ten aanzien van de overige door eiser aangevoerde gronden is overwogen in de tussenuitspraak zal de rechtbank het beroep tegen het besluit van 26 september 2011 daarom ongegrond verklaren.
Nu niet gebleken is van door eiser gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. De rechtbank ziet wel aanleiding verweerder op te dragen het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep tegen het besluit van 10 maart 2010 niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep tegen het besluit van 26 september 2011 ongegrond;
bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 150 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Kjellevold - Hoegee, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2011.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 20 december 2011