ECLI:NL:RBARN:2011:BU8833

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/703269-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met mes op John Frostbrug te Arnhem

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Arnhem op 21 december 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], die beschuldigd werd van poging tot doodslag op [slachtoffer] op 7 november 2010. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de John Frostbrug in Arnhem met een mes opzettelijk [slachtoffer] in de borst heeft gestoken, wat resulteerde in een klaplong. De verdediging voerde aan dat er ernstige tekortkomingen waren in de bewijsvoering, met name met betrekking tot de rechtmatigheid van de inbeslagname van het mes en de betrouwbaarheid van de DNA-analyses. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de bewijsvoering voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving aan drugs en de verbeterde situatie waarin hij zich nu bevindt. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het mes dat bij het delict is gebruikt, verbeurd worden verklaard, terwijl andere in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden worden teruggegeven. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/703269-10
Datum zitting : 7 december 2011
Datum uitspraak : 21 december 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. C.Y. Huang, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 07 november 2010 te Arnhem, in elk geval in de gemeente
Arnhem, althans in Nederland,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]
van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] met een mes, althans met
een soortgelijk scherp en/of puntig (steek)voorwerp in de borst althans het
lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 07 november 2010 te Arnhem, in elk geval in de gemeente
Arnhem, althans in Nederland, aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een klaplong en/of een geperforeerde
long), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes, althans een
soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp in de borst, althans het lichaam te
steken en/of te snijden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 07 november 2010 te Arnhem, in elk geval in de gemeente
Arnhem, althans in Nederland,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die
[slachtoffer] met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig
(steek)voorwerp in de borst, althans het lichaam heeft gestoken en/of
gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 07 november 2010 te Arnhem, in elk geval in de gemeente
Arnhem, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[slachtoffer]), met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig
(steek)voorwerp in de borst, althans het lichaam heeft gestoken en/of
gesneden, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een klaplong en/of
een geperforeerde long), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 7 december 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.Y. Huang, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Rechtmatigheid en betrouwbaarheid in beslag neming en de administratieve verantwoording daarvan.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er zoveel mis is gegaan met de in beslag nemingen en het opmaken van de kennisgevingen van inbeslagneming, NFI-rapportages en alle overige stukken die met de inbeslaggenomen goederen van doen hebben dat al deze stukken zouden moeten worden uitgesloten van het bewijs. Er bestaan volgens de verdediging serieuze vragen met betrekking tot de rechtmatigheid van de verkrijging van de informatie in die stukken (onder andere door het niet naleven van artikel 5 lid 1 en lid 2 Besluit DNA-onderzoek in strafzaken) en voorts bestaan er redelijke twijfels ten aan zien van de betrouwbaarheid van die stukken.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat er in het onderzoek van onderhavige strafzaak veel te veel niet gegaan is zoals het had behoren te gaan.
Vaststaat dat er slordig is omgegaan met het opnieuw uitdraaien van kennisgevingen van inbeslagneming, waardoor meerdere ‘unieke goednummers’ zijn toegekend aan één en hetzelfde goed en voorts dat door verschillende interpretaties van het woord ‘inbeslagname’ verwarring is ontstaan over de feitelijke gang van zaken.
Na het horen van verbalisanten ter zitting is echter wel duidelijk geworden hoe de feitelijke gang van zaken is geweest. De drie aangetroffen messen zijn stuk voor stuk in beslag genomen, waarna er per mes een kennisgeving van inbeslagneming is opgemaakt. Deze kennisgeving van inbeslagneming is voorzien van een uniek identiteitszegel met een SIN-nummer en ieder mes, voorzien van een individueel SIN-nummer, is vervolgens verstuurd naar het NFI waar er DNA-onderzoek naar heeft plaats gevonden. Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat er aan ieder mes slechts één SIN-nummer is toegekend.
Dat er abusievelijk meerdere malen een kennisgeving van inbeslagneming is uitgedraaid neemt niet weg dat alle drie de messen slechts één keer in beslag zijn genomen en dat ieder mes een eigen SIN-nummer heeft gekregen en naar het NFI is gestuurd voor nader onderzoek.
Daarmee is van elk van de drie messen, door het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan hoe, waar en onder wie dat in beslag is genomen en is verder traceerbaar onder welk SIN- nummer dat mes bij het NFI is onderzocht.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bovenstaande gang van zaken niet blijkt van een onrechtmatigheid noch dat er reden is te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de resultaten van het DNA-onderzoek. Van niet naleving van artikel 5, eerst en tweede lid, van het Besluit DNA-onderzoeken in strafzaken is niet gebleken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte bevond zich, net als [slachtoffer], op 7 november 2010 tussen 20.30 uur en 20.50 uur op de John Frostbrug te Arnhem.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
De verklaringen van [getuige] en aangever [slachtoffer] zijn onvoldoende betrouwbaar om een bewezenverklaring op te baseren. Aangever had gedronken en was mogelijk geïntoxiceerd ten tijde van het incident. Daarnaast wisselt hij in verklaring. [getuige] hoort stemmen en gebruikt drugs en ook hij wisselt in verklaringen.
Ten aanzien van het DNA dat is aangetroffen op het hoesje, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit niets zegt over de betrokkenheid van verdachte bij dit steekincident. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de betrouwbaarheid van de opmerking van het NFI dat er DNA van [verdachte] op het lemmet zou zijn aangetroffen kwestieus is, nu er geen statistische conclusie aan is c.q kan worden verbonden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de verklaringen van [getuige] en [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn. Het enkele feit dat beiden mogelijk onder invloed waren van middelen maakt hun verklaringen op zich nog niet onbetrouwbaar. Wel dat dergelijke verklaringen met de nodige behoedzaamheid moeten worden beoordeeld.
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de verklaringen van bovengenoemde getuigen zoals afgelegd bij de politie. Op dat moment was de waarneming het meest vers. Om die reden acht de rechtbank die verklaringen in beginsel betrouwbaar, temeer nu deze verklaringen ook nog eens worden ondersteund door ander bewijsmateriaal zoals hieronder is weergegeven.
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij, toen hij op zondag 7 november 2010 tussen 20.30 uur en 20.50 uur op de trap van de John Frostbrug stond, bovenaan een negroïde man zag staan die hij kende van gezicht. Voorts stond er een hem onbekende blanke man bij deze negroïde man. Toen hij boven kwam, zag hij dat de negroïde man een steekbeweging maakte in de richting van zijn borst. Nadat de negroïde man was weggefietst, zag hij dat er bloed uit zijn borst kwam. Naar aanleiding daarvan is hij met een ambulance naar het ziekenhuis gegaan, waar bleek dat hij een steekwond had in de borst ter hoogte van zijn rechtertepel en dat hij klaplong had opgelopen.
Verbalisanten die rond 21.00 uur een melding kregen over het steekincident, zagen op de Hoefbladlaan twee mannen staan die voldeden aan het door aangever genoemde signalement op basis waarvan tot aanhouding van die twee personen werd overgegaan. De negroïde man was verdachte. De blanke man was [getuige].
Verdachte verklaarde dat het klopte dat hij bij de John Frostbrug in Arnhem was geweest, dat hij daar naar boven was gelopen en dat hij toen de jongen die ruzie met hem zocht naar boven zag komen. Verdachte verklaarde dat hij daarop was aangevallen door deze jongen en dat hij zichzelf toen verweerde. Verdachte had op dat moment een mes in de hand.
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat er ruzie was tussen verdachte en aangever [slachtoffer]. Hij heeft bij het handgemeen bij verdachte een mes in zijn hand gezien. Verdachte vertelde hem later dat hij aangever had gestoken.
Op een parkeerplaats gelegen op de hoek Dovenetellaan/Hoefbladlaan, aldus in de directe omgeving van de plaats van aanhouding, is een dag later een mes aangetroffen, dat via een medewerkster van een sigarenwinkel bij de politie is ingeleverd. Het mes zat in een hoesje gemaakt van tape. Dit hoesje was van verdachte.
Op het mes werden bloedsporen aangetroffen nabij de punt van het lemmet van het mes en in het midden van het lemmet van het mes. Het DNA-materiaal van beide bloedsporen matcht met het DNA profiel van aangever. De kans het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is in beide gevallen één op één miljard.
Voorts werd een ander biologisch spoor aangetroffen op het lemmet. Het DNA-materiaal van dat spoor, kan afkomstig zijn van aangever en verdachte. Dat er geen statistische conclusie aan de matchkans van dit DNA-materiaal kan worden verbonden, neemt niet weg dat het DNA-materiaal matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte], en dus wel een ondersteunende indicatie kan en mag vormen voor de afgelegde getuigen verklaringen.
Deze gegevens in samenhang bezien met de hierboven genoemde verklaringen maken dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte degene was die aangever heeft met een mes in de borst heeft gestoken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door aangever met een mes in de borststreek te steken, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever hierdoor zou komen te overlijden.
De rechtbank acht daarom het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 07 november 2010 te Arnhem
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]
van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] met een mes, in de borst heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
‘poging tot doodslag’
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het zich onderwerpen aan urinecontroles en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het op de Hoefbladlaan te Arnhem in beslag genomen mes wordt verbeurd verklaard en dat de onder verdachte en [getuige] inbeslaggenomen messen teruggegeven zullen worden aan de rechthebbenden.
Het standpunt verdediging
Nu de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak heeft zij geen verweer strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 9 november 2011; en
• een voorlichtingsrapport van IrisZorg, gedateerd 1 februari 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft aangever met een mes in de borst gestoken. Aangever heeft hierdoor “slechts” een klaplong opgelopen, maar de gevolgen hadden gemakkelijk veel ernstiger kunnen zijn.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf van redelijk lange duur passend is bij een bewezen verklaring als deze.
De rechtbank houdt in haar strafmaat echter ook rekening met de overige omstandigheden van het geval. In de periode dat verdachte het feit pleegde ging het slecht met verdachte. Hij was verslaafd aan drugs en heeft onder invloed hiervan het feit ook gepleegd. Inmiddels gaat het veel beter met verdachte. Verdachte heeft een vriendin, die hem ter zitting begeleidde, en een baan en lijkt geen drugs meer te gebruiken. Verdachte heeft reeds negen maanden in voorlopige hechtenis gezeten en de voorlopige hechtenis is nu sinds een aantal maanden geschorst, zonder dat zich nieuwe incidenten hebben voorgedaan. De rechtbank ziet, net als de officier van justitie geen reden om verdachte opnieuw vast te zetten, juist nu het goed lijkt te gaan met verdachte.
De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf opleggen overeenkomstig de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf. Zij zal voorts een gedeelte van die straf voorwaardelijk opleggen en zal aan die voorwaardelijke gevangenisstraf urinecontroles en reclasseringstoezicht koppelen om te voorkomen dat verdachte opnieuw het verkeerde pad op gaat.
Het op de Hoefbladlaan inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes betreft een voorwerp met behulp waarvan het feit is begaan. De rechtbank zal dit voorwerp verbeurd verklaren.
De rechtbank overweegt dat de overige inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven messen, te weten, het blauwe Imperial aardappelschilmes en het wit gemêleerde aardappelschilmes terug kunnen naar de rechthebbenden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c 14d, 27, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 9 (negen) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
1. veroordeelde zal zich blijven melden bij de Reclassering op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent als en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. veroordeelde dient zich te onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en dient mee te werken aan alcohol- en drugscontroles;
3. veroordeelde dient zich voorts gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de hiermee verband houdende (nadere) aanwijzingen van de reclassering, voor zover en voor zolang dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
• het mes waarmee het feit is gepleegd.
Gelast teruggave aan de rechthebbenden van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
• het wit gemêleerde aardappelschilmes;
• het blauwe aardappelschilmes, IMPERIAL.
Aldus gewezen door mrs. L.C.P. Goossens, als voorzitter, R.M. Maanicus en H.G. Eskes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2011.