RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 11/356
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 18 oktober 2011.
[Eiser], eiser,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. M. Huisman,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder,
[B.V.], partij ex artikel 8:26 van de Awb,
gevestigd te [vestigingsplaats], vertegenwoordigd door mr. J.S. Wurfbain.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 16 december 2010, uitgereikt door het UWV te Arnhem.
Bij besluit van 25 mei 2010 heeft verweerder op grond van de Wet werk in inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) een loongerelateerde WGA-uitkering aan eiser toegekend per 5 januari 2010.
[B.V.], werkgever van eiser (verder aan te duiden als: de werkgever), heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 mei 2010.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar gegrond verklaard en de uitkering van eiser met ingang van 1 maart 2011 ingetrokken.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
De werkgever heeft zich gesteld als partij in het geding en zijn standpunt schriftelijk toegelicht.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 6 september 2011. Eiser is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. M. Huisman, advocaat te Amersfoort. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.C. Hofmans-Lim. Namens de werkgever is verschenen [naam], bijgestaan door mr. J.S. Wurfbain, advocaat te Ede.
Eiser is op 8 januari 2008 uitgevallen in verband met hartklachten. In mei 2008 is eiser aan zijn hart geopereerd. Na een re-integratieperiode heeft eiser vanaf 1 januari 2009 ongeveer full-time bij zijn werkgever gewerkt. In april 2009 is eiser op non-actief gesteld. Het dienstverband is beëindigd per 1 juli 2009. Eiser heeft aansluitend een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet ontvangen. Op 23 maart 2010 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd.
Aan het besluit van 25 mei 2010, waarbij aan eiser een WGA-uitkering is toegekend, ligt ten grondslag dat eiser per 5 januari 2010 ongeschikt is voor zijn eigen werk, en dat hij met gangbare arbeid een zodanig inkomen kan verdienen dat hij voor 35,8 % arbeidsongeschikt moet worden beschouwd.
Naar aanleiding van het bezwaar van de werkgever heeft verweerder de uitkering van eiser ingetrokken per 1 maart 2011. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat eiser vanaf 1 januari 2009 zijn eigen werk heeft verricht en dat hij daartoe medisch ook in staat was. Daarom is verweerder van mening dat eiser de wachttijd van 104 weken niet heeft vol gemaakt. Uit zorgvuldigheidsoverwegingen heeft verweerder de aan eiser toegekende uitkering pas per 1 maart 2011 ingetrokken.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank in het navolgende zo nodig ingaan.
De medische belastbaarheid van eiser
De verzekeringsarts B. Frenay van Maasdam heeft eiser gezien op het spreekuur. Zij heeft haar bevindingen neergelegd in een rapport van 4 mei 2010, en een FML opgesteld waarin de beperkingen van eiser zijn weergegeven. In de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts M.P.W. Kreté van 13 september 2010 en 17 november 2010 is vermeld dat de bezwaarverzekeringsarts geen reden ziet om de FML te wijzigen.
In beroep heeft eiser een brief overgelegd van cardioloog B.J.B. Hamer van 19 juli 2010, met een handgeschreven toelichting van de cardioloog van 29 juli 2011.
In zijn rapport van 23 augustus 2011 heeft de bezwaarverzekeringsarts overwogen dat de FML past bij de gegevens die in de brief van de cardioloog zijn vermeld, en geconcludeerd dat er geen reden is tot aanpassing van de FML.
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door verweerder van de beperkingen van eiser. Ten tijde van de primaire beoordeling en de beoordeling in bezwaar waren geen gegevens van de behandelende cardioloog beschikbaar. In beroep heeft de bezwaarverzekeringsarts de door eiser ingebrachte informatie van de cardioloog echter gezien; in zijn rapport van 23 augustus 2011 heeft hij voldoende onderbouwd dat die informatie geen reden vormt voor aanpassing van de FML.
Uit de brief van de cardioloog van 19 juli 2010 blijkt niet dat voor eiser meer of verdergaande beperkingen gelden.
Met betrekking tot de handgeschreven toelichting van 29 juli 2011, en hetgeen de gemachtigde van eiser in haar brief van 15 augustus 2011 heeft vermeld over het telefoongesprek dat zij met de cardioloog heeft gehad, overweegt de rechtbank het volgende. De cardioloog heeft niet de beschikking gehad over de FML en niet is gebleken dat hij bekend is met de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsschatting. Aan deze informatie van de cardioloog kan derhalve niet de betekenis worden toegekend die eiser daaraan toegekend wil zien. Daarnaast blijkt uit de handgeschreven toelichting en de weergave van het telefoongesprek niet dat eiser naar het oordeel van de cardioloog in het geheel geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft.
Met betrekking tot stressbelasting heeft eiser ter zitting gewezen op de probleemanalyse (stuk B24.2) en gesteld dat onduidelijk is waarom dit niet in de FML is verwerkt.
In de probleemanalyse is vermeld: “Voorzichtig met extreme stressbelasting”. In het rapport van de verzekeringsarts is onder medische anamnese vermeld: “Stress doet blh geen kwaad, geeft geen klachten.”
Gelet op een en ander is de rechtbank van oordeel dat er geen redenen zijn om er van uit te gaan dat in de FML beperkingen voor stresserende werkzaamheden opgenomen hadden moeten worden. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, indien geen beperkingen worden opgenomen in de FML, de betrokkene belastbaar wordt geacht conform de zogenaamde normaalwaarden.
De inhoud van de maatmanfunctie
Op de hoorzitting is aan de orde geweest wat de inhoud was van het werk dat eiser verrichtte voordat hij op 8 januari 2008 uitviel. In het verslag van de hoorzitting is hierover onder meer het volgende vermeld:
“Werknemer vertelt desgevraagd dat hij voor hij ziek werd, werkte als verkoopmedewerker. Zijn taak was elke ochtend de facturatie van de (2 of 3) chauffeurs verwerken en een planning maken voor de volgende dag. Tussendoor hielp hij ook klanten. Zijn taak voor de middag was niet vast omschreven. Het bestond uit klanten te woord staan, telefoon bedienen, archiveren, alle andere voorkomende kantoorwerkzaamheden, klantenbezoek, veranderingen in magazijn doorvoeren, controlerende taken etc. Het waren geen fysiek zware werkzaamheden. Het was normaal in het bedrijf dat je vaak meer dan de overeengekomen werktijd werkte, daarvoor kreeg je niet betaald. Werknemer werkte soms wel 60 uur per week.”
In beroep heeft eiser – samengevat – aangevoerd dat verweerder verder onderzoek had moeten doen naar de werkzaamheden en belasting in de maatmanfunctie, en naar de vraag of de belasting in de maatmanfunctie de belastbaarheid van eiser overschreed.
De rechtbank kan eiser hierin niet volgen en overweegt daartoe het volgende.
In het kader van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is het doel van het vaststellen van de belasting in de maatmanfunctie om te kunnen beoordelen of de betrokkene geschikt is voor die functie. Vergelijking van de beschrijving die eiser tijdens de hoorzitting van de maatmanfunctie heeft gegeven met de FML, geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat nader onderzoek naar de maatmanfunctie nodig was om die beoordeling te kunnen maken. Eiser heeft ook geen nadere, relevante informatie verstrekt over de inhoud van de maatmanfunctie, terwijl verondersteld mag worden dat het betrekkelijk eenvoudig voor eiser moet zijn om die informatie te verstrekken. Het gaat immers om de functie die eiser jarenlang heeft vervuld.
Inhoud en passendheid van het werk vanaf 1 januari 2009
Ter zitting heeft eiser desgevraagd aangegeven dat hij vanaf 1 januari 2009 een andere werkplek had, waar hij niet meer direct de telefoon binnen kreeg. Hij deed geen facturering meer. Als hij een klant hielp en hij moest naar de 1e verdieping dan ging hij met de lift, en niet met de trap.
De heer Van den Bosch heeft aangegeven dat eiser vanaf 1 januari 2009 een ander bureau had in dezelfde kantoorruimte. Het jaar 2009 was nog een goed jaar, de afdeling groeide, en de facturering kwam bij iemand anders terecht. Dat had een organisatorische reden.
Gelet op een en ander acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat eiser vanaf 1 januari 2009 in essentie hetzelfde werk heeft verricht als voor zijn uitval. In dit verband acht de rechtbank mede van belang dat in diverse stukken naar voren komt dat het om een klein bedrijf gaat waar de taakverdeling niet precies vastligt, en dat die taakverdeling mede afhankelijk is van de werkzaamheden op een bepaald moment.
De rechtbank is van oordeel dat in het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige B. Altena van 22 november 2010 voldoende is onderbouwd dat de belasting in het eigen werk de belastbaarheid van eiser niet overschrijdt. Eiser heeft ook niet aangegeven op welke aspecten van de FML sprake zou zijn van een overschrijding van de belastbaarheid, terwijl verondersteld mag worden dat het betrekkelijk eenvoudig voor eiser moet zijn om dat aan te geven.
In het telefoonverslag van 25 oktober 2010 is vermeld dat eiser in januari 2009 hervatte voor het volledige aantal uren met uitzondering van de woensdagmiddag als hij voor zijn revalidatie moest sporten.
In het verslag van de hoorzitting is het volgende vermeld:
“In verband met zijn revalidatie moest werknemer zes weken na de operatie beginnen met twee maal per week cardio-fitness. Hij doet dat nog steeds. Tijdens de periode bij [B.V.] ging hij daar elke woensdagmiddag naar toe. Hij vond het bezwaarlijk om twee halve dagen overdag te gaan en ging daarom op maandagavond i.p.v. overdag. Dit was wel erg zwaar. Hij kreeg vrij voor de bezoeken.”
In het rapport van de bezwaarverzekeringsarts M.P.W. Kreté van 17 november 2010 is in dit verband het volgende vermeld:
“Deze korte sessies vallen niet onder de noemer van arbeidsongeschiktheid. Er is geen medische bezwaar tegen dat betrokkene deze sessies binnen werktijd of daarbuiten volgt, een en ander dient te geschieden in goed overleg tussen de werknemer en de werkgever.”
Uit de Standaard verminderde arbeidsduur (verder: de Standaard) volgt dat vanwege beperkte beschikbaarheid ten gevolge van een medische behandeling een urenbeperking kan worden aangenomen. Voorwaarde daarbij is dat de behandeling noodzakelijkerwijs binnen werktijd moet plaatsvinden.
De bezwaarverzekeringsarts gaat er in zijn rapport van 17 november 2010 van uit dat eiser de cardio-fitness deed op medisch voorschrift. Nu dit ook de strekking is van de toelichting die eiser tijdens de hoorzitting en ter zitting heeft gegeven, en zulks niet bestreden is door de werkgever, gaat ook de rechtbank er van uit dat eiser dit op medisch voorschrift deed, en dat dus sprake was van een medische behandeling als bedoeld in de Standaard.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op hetgeen eiser in bezwaar over de cardio-fitness naar voren heeft gebracht, de bezwaarverzekeringsarts voldoende heeft onderbouwd dat die fitness niet noodzakelijkerwijs binnen werktijd moest plaatsvinden, en dat er geen reden was om verder onderzoek hiernaar te doen. Cardio-fitness is immers een veel voorkomende vorm van fitness die op talloze sportscholen beoefend kan worden, ook in de avonduren.
Voor de bezwaarverzekeringsarts was er dan ook geen aanleiding om vanwege beperkte beschikbaarheid van een urenbeperking uit te gaan.
Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij de cardio-fitness niet bij een gewone sportschool deed (en doet) maar bij een centrum voor medische fitness. Voor cardio-fitness zijn er groepen overdag, op maandag, woensdag en vrijdag, waarbij een begeleider aanwezig is die gespecialiseerd is in hart- en longbeperkingen. Op woensdagmiddag deed eiser cardio-fitness onder begeleiding. Omdat eiser het ten opzichte van zijn werkgever niet reëel vond om twee keer per week afwezig te zijn in verband met de cardio-fitness deed hij dit op maandagavond zonder begeleiding, maar wel volgens een rustig programma dat door zijn begeleider was opgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de cardio-fitness noodzakelijkerwijs binnen werktijd moest plaatsvinden. Eiser heeft weliswaar gesteld dat er speciale groepen waren, waarbij een begeleider aanwezig was die gespecialiseerd is in hart- en longbeperkingen, maar niet is gebleken dat het uit medisch oogpunt noodzakelijk was om de cardio-fitness in die groepen te volgen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Westerdijk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2011.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 18 oktober 2011.