ECLI:NL:RBARN:2011:BU8566

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
202861
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering op de Poolse fiscus voor teruggave van BTW en juridische implicaties

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, gaat het om een vordering van ABN AMRO COMMERCIAL FINANCE N.V. (voorheen Fortis Commercial Finance N.V.) op de Poolse fiscus voor teruggave van BTW. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een tussenvonnis van 29 juni 2011, waarin de rechtbank vroeg naar het tijdstip waarop de vordering op de Poolse fiscus is ontstaan volgens Pools recht. ACF heeft een legal opinion overgelegd van Poolse specialisten die stelt dat de vordering met betrekking tot de import in 2008 en 2009 respectievelijk in die jaren is ontstaan. De rechtbank heeft de partijen verzocht om aanvullende aktes in te dienen, waarin zij moeten reageren op de vragen die in het vonnis zijn gesteld, waaronder de vraag naar de beschikbaarheid van de vereiste documenten voor de teruggave van BTW.

De rechtbank heeft ook de legal opinion van de curator van Kinzo Trading B.V. in overweging genomen, maar deze bleek niet de juiste vraag te beantwoorden. De curator heeft betoogd dat er geen bestaande rechtsverhouding was tussen Kinzo Trading B.V. en de Poolse fiscus in 2006, het jaar waarin de verpanding plaatsvond. De rechtbank heeft de curator verzocht om te reageren op de legal opinion van ACF en om te verduidelijken of er sprake was van een bestaande rechtsverhouding.

De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor het gelijktijdig nemen van aktes door beide partijen, waarbij ACF moet reageren op de vragen over de facturen en de curator moet reageren op de legal opinion van ACF. De rechtbank heeft verder iedere beslissing aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 202861 / HA ZA 10-1348
Vonnis van 30 november 2011
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ABN AMRO COMMERCIAL FINANCE N.V.,
voorheen genaamd FORTIS COMMERCIAL FINANCE N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.J. Alberts te Tilburg,
tegen
[curator]
in zijn hoedanigheid van curator van de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid KINZO TRADING B.V.,
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. W. [curator] te Nijmegen.
Partijen zullen hierna ACF en [curator] q.q. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 juni 2011; dat na verzoek van partijen is aangevuld op 2 augustus 2011;
- de aktes van beide partijen van 21 september 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. ACF heeft in haar akte een legal opinion overgelegd van een Poolse specialist betreffende de vraag die in r.o. 4.16 van het tussenvonnis van 29 juni 2011 was gesteld, namelijk wat naar Pools recht het tijdstip is waarop de vordering op de Poolse fiscus voor teruggave van BTW is ontstaan. Volgens deze legal opinion is de vordering met betrekking tot de import in 2008 ontstaan in 2008 en is de vordering met betrekking tot de import in 2009 ontstaan in 2009. In de akte is verder toegelicht dat de import in 2009 heeft plaatsgevonden in januari 2009, zodat de vordering op de Poolse fiscus in de eerste weken van 2009 is ontstaan en dus niet pas in april 2009.
2.2. Het valt de rechtbank op dat de Poolse specialisten van ACF, K. Kowalczyk en K. Skomorowski van BSJP, onder punt 27 van de legal opinion opmerken dat zij het moment van het ontstaan van de vordering moeten vaststellen aan de hand van het moment waarop de goederen zijn geïmporteerd én de importeur de vereiste documenten (facturen) in zijn bezit heeft, omdat deze documenten nodig zijn om het verzoek tot teruggaaf van BTW te doen. In punt 28 wordt dan opgemerkt dat niet duidelijk is op welk moment Kinzo Trading B.V. beschikte over de facturen voor de transactie, zodat de specialisten niet het precieze moment kunnen bepalen waarop de vordering is ontstaan. De rechtbank verzoekt ACF in dit verband om de facturen voor de import van begin 2009 (en zo mogelijk ook de facturen van 2008) bij akte in het geding te brengen en deze facturen in de akte kort toe te lichten, waarbij ook wordt vermeld (en zo mogelijk onderbouwd) wanneer Kinzo Trading B.V. de beschikking kreeg over deze facturen.
2.3. [curator] q.q. heeft bij zijn akte ook een legal opinion overgelegd, maar de vraagstelling daarvan is anders dan is bedoeld in het tussenvonnis. De legal opinion vermeldt dat het naar Pools recht niet mogelijk is om een vordering op de Poolse fiscus te verpanden. Waarom Pools recht op deze vraag van toepassing zou zijn, wordt overigens niet vermeld in de akte of in de legal opinion. De rechtbank is in het tussenvonnis impliciet uitgegaan van toepassing van Nederlands recht op die vraag. Voor de vraag op welk moment de vordering op de Poolse fiscus is ontstaan, is naar het oordeel van de rechtbank wel Pools recht van toepassing. Het gevolg van de vraagstelling door [curator] q.q. en het daarop gegeven antwoord is dat in de legal opinion die door [curator] q.q. is overgelegd, niet de vraag is beantwoord op welk tijdstip naar Pools recht de vordering op de Poolse fiscus is ontstaan. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk dat [curator] q.q. nog kan reageren op de (conclusie van de) legal opinion die door ACF is overgelegd.
2.4. [curator] q.q. is zijn akte begonnen met het gemotiveerde verzoek aan de rechtbank om terug te komen op de oordelen die zijn opgenomen in r.o. 4.13 tot en met 4.15 van het tussenvonnis, omdat deze oordelen contra legem zouden zijn en ook niet gedekt zouden worden door NJ 1995, 447. [curator] q.q. brengt naar voren dat er ten aanzien van de vordering op de Poolse fiscus geen sprake is van een rechtsverhouding die al bestond in 2006, het jaar waarin de verpanding in de factoring-overeenkomst plaatsvond. De import in 2008, die de oorzaak is van de vordering, leverde namelijk alleen toen een relatie op tussen Kinzo Trading B.V. en de Poolse fiscus. Normaal bestond alleen een relatie tussen de Poolse dochtervennootschap van Kinzo Trading B.V. en de Poolse fiscus. [curator] q.q. betoogt verder dat de eis van de bestaande rechtsverhouding (artikel 3:239 lid 1 BW) nog steeds geldt, ondanks het feit dat de Hoge Raad geen hoge eisen stelt aan de vestiging van een stil pandrecht op toekomstige vorderingen. De rechtbank verzoekt ACF om op dit punt te reageren, zowel wat betreft de vraag of hier sprake was van een in 2006 bestaande rechtsverhouding tussen Kinzo Trading B.V. en de Poolse fiscus, als wat betreft de vraag of het in de visie van ACF relevant is of sprake is van een bestaande rechtsverhouding.
2.5. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen voor het gelijktijdig nemen van aktes door beide partijen. ACF dient in haar akte te reageren op de vragen in r.o. 2.2 en 2.4 van dit vonnis en [curator] q.q. dient te reageren op de legal opinion van ACF, zoals overwogen in r.o. 2.3 van dit vonnis. Desgewenst zal [curator] q.q. twee weken later nog een antwoordakte mogen indienen, waarin hij kan reageren op het deel van de akte van ACF waarin wordt ingegaan op de vragen in r.o. 2.2 (facturen 2009 en eventueel ook facturen 2008).
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 december 2011 voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder r.o. 2.5,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, mr. J.D.A. den Tonkelaar en mr. F.M. Smit en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2011.
C.C. FS