ECLI:NL:RBARN:2011:BU7435

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800812-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van militair wegens poging tot toebrenging van zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 28 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een militair, die werd beschuldigd van (poging tot) toebrenging van zwaar lichamelijk letsel door het gooien van een glas. De verdachte, een korporaal, had verklaard dat het glas per ongeluk uit zijn hand was geschoten tijdens een poging om een vechtpartij te beëindigen door bier over de vechtende groep te gooien. De militaire kamer heeft vastgesteld dat er geen getuigen waren die konden bevestigen dat de verdachte het glas opzettelijk had gegooid. De officier van justitie had geëist dat de verdachte zou worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en veroordeeld tot een werkstraf voor het subsidiair ten laste gelegde. De militaire kamer oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was om opzet of aanmerkelijke kans op letsel aan te nemen. Hierdoor kon de voor (poging tot) zware mishandeling vereiste opzet niet worden bewezen. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier L.J.M. Visser en vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire kamer
Promis II
Parketnummer : 05/800812-10
Datum zitting : 14 november 2011
Datum uitspraak : 28 november 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
rang : korporaal 1,
ingedeeld bij : [standplaats]
Raadsman : mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
Officier van justitie : mr. S.Z. Wiarda.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 mei 2009 te Groningen aan een persoon genaamd H.
[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (glasverwondingen gelaat,
klachten ogen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met) een glas (met
kracht) tegen/in het gezicht te slaan en/of te duwen en/of te gooien;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 mei 2009 te Groningen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan H. [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk (met) een
glas (met kracht) in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of geduwd
en/of gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 29 mei 2009 te Groningen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten H. [slachtoffer]), (met) een glas in het gezicht heeft geslagen
en/of geduwd en/of gegooid, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel
(glasverwondingen gelaat, klachten ogen), althans enig lichamelijk letsel,
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is door de militaire politierechter op 4 maart 2011 aangehouden ten einde aangever te laten horen bij de rechter-commissaris en ter verwijzing naar de meervoudige militaire kamer.
De zaak is 14 november 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en voorts ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de inhoud van het bierglas dat hij in zijn handen hield over de vechtende groep heen wilde gooien ten einde hen af te leiden en daardoor zijn twee maten, waaronder [naam], in de gelegenheid te stellen vluchten.
Verdachte verklaart dat tijdens het gooien van het bier het glas per ongeluk uit zijn handen is geschoten en in de groep gevlogen.
Noch aangever [slachtoffer] noch de getuigen [getuige1] en [getuige2] hebben gezien dat verdachte het bierglas heeft gegooid.
Nu uit de verklaring van verdachte niet volgt en er ook overigens geen bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit volgt dat verdachte het glas opzettelijk heeft gegooid, noch dat hij, toen hij bier over de groep wilde gooien, dit op een zodanig wijze deed dat daaruit volgt dat hij de aanmerkelijke kans voor lief heeft genomen dat dit glas uit zijn hand zou schieten en hij iemand met het glas zou verwonden kan de voor (poging) zware mishandeling of mishandeling vereiste opzet niet worden bewezen zodat vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde dient te volgen.
4. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter,
mr. J.M.J.M. Doon, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen, militair lid,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2011.