Parketnummer : 05/901060-10
Datum zitting : 14 november 2011
Datum uitspraak : 28 november 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum en plaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
ten tijde van het tenlastegelegde als wachtmeester der Koninklijke Marechaussee
ingedeeld bij [standplaats]
Raadsvrouw: mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010
tot en met 25 november 2010 te Alphen aan den Rijn en/of Hoofddorp, gemeente
Haarlemmermeer, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan
A. [naam1] en/of V. [naam2] en/of P.S. [naam3] en/of H.J. [naam3] en/of K.
[naam4] en/of J. [naam5] en/of J. [naam6] en/of een of meer andere
pers(o)n(en), in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een
hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of cocaïne, zijnde MDMA en/of
cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 25 november 2010, te Alphen aan den Rijn, althans in
Nederland, een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld van 10.000 Euro, heeft
verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft omgezet, althans van een
voorwerp, te weten een geldbedrag van 10.000 Euro of daaromtrent, gebruik
heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009
tot en met 25 november 2010 te Alphen aan den Rijn (telkens) opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB
(4-hydroxyboterzuur) een middel, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II;
hij op of omstreeks 25 november 2010 te Alphen aan de Rijn,
al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier
gebruik, te weten 9, althans een aantal "bangers", in elk geval een
hoeveelheid knalvuurwerk met lont,
voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 25 november 2010 te Alphen aan den Rijn een of meer wapens
van categorie I, onder 1, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 november 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage.
De officier van justitie, mr. J. Stikkelman, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de drugs, de verpakkingen en het vlindermes aan het verkeer dienen te worden onttrokken en dat de overige goederen voor zover die niet reeds aan verdachte zijn geretourneerd verbeurd dienen te worden verklaard. Ten aanzien van de dolk heeft de officier van justitie gevorderd dat deze terug dient te worden gegeven aan de rechtmatige eigenaar.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen staat het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast:
Verdachte woonde in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 25 november 2010 bij zijn moeder aan [adres]. Op de zolder van de woning van moeder zijn op 25 november 2010 de navolgende goederen, afkomstig uit de bureaulade van verdachte, in beslag genomen :
- plastic zakje met 501 rood/oranje kleurige pillen met een “Q” teken.
- envelopje met wit poeder
Het in die woning aangetroffen envelopje met wit poeder bevat cocaïne.
Verdachte is eigenaar van een zwarte Volkswagen Golf met het kenteken [nummer]. In die auto zijn op 26 november 2010, 581 oranje pillen met een “Q “teken aangetroffen. In een leren jas van het merk Replay, die zich in de kofferbak van die auto bevond, werd een envelopje aangetroffen waarin zich een witte stof bevond.
Het in die auto aangetroffen envelopje met wit poeder bevat cocaïne.
Standspunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – kort gezegd- op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte MDMA en/of cocaïne aan [naam1] heeft verkocht, nu 45 van de bij [naam1] aangetroffen pillen, te weten de pillen met een sterretje, geen MDMA bevatte maar MDA, en niet vaststaat dat verdachte deze pillen en de cocaïne heeft geleverd.
Ook de verstrekking van MDMA en/of cocaïne door verdachte aan [naam2] en [naam3] kan niet wettig en overtuigend bewezen nu er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is dat die MDMA en/ of cocaïne daadwerkelijk geleverd is. Ten aanzien van [naam3] en [naam4] kan niet bewezen worden dat verdachte hen cocaïne heeft geleverd. En voor wat betreft [naam5] heeft er slechts levering van GHB plaatsgevonden waardoor ook voor dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak dient te volgen. Met betrekking tot de broer van verdachte, J. [naam6], kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat deze in de ten laste gelegde periode van verdachte XTC pillen heeft verstrekt gekregen, en verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
Beoordeling van de standpunten
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en overweegt daartoe het navolgende:
Aanwezigheid van MDMA in oranje/rode Q-logo pillen.
In de woning waar verdachte verbleef en in zijn auto zijn rood/oranje en oranje pillen aangetroffen met een “Q-teken”. Deze pillen zijn in beslag genomen . Het NFI heeft onder het politieregistratienummer van de onderhavige zaak, te weten 10-00234, met als verdachten verdachte [verdachte] en [naam1], gleuftabletten ontvangen van de Koninklijke Marechaussee . De pillen die onder verdachte [verdachte] in beslag zijn genomen zijn door het NFI genummerd AABV0833NL en AABV0953NL . Die pillen zijn door NFI onderzocht en in het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, aangeduid als “rood/oranje, diepdruk: “stand-by”symbool” . In het rapport is gerelateerd dat de pillen met een diepdruk in de vorm van een stand-by logo ook wel “Q-dance” worden genoemd. Het NFI heeft op basis van haar onderzoek geconcludeerd dat deze pillen MDMA bevatten
De rechtbank is van oordeel dat beide aanduidingen van tekens (“Q” en “Standby”) verwijzen naar hetzelfde teken en daarmee naar dezelfde soort oranje/rode pillen. De rechtbank acht op basis van het bovenstaande bewezen dat de door het NFI onderzochte pillen de onder verdachte in beslaggenomen pillen hetzij afkomstig uit de woning waar hij verbleef hetzij uit zijn auto. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte heeft beschikt over oranje/rode pillen met een Q-logo/Standby-logo die daadwerkelijk MDMA bevatten.
J.[naam6]
De militaire kamer acht, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode XTC pillen aan J. [naam6] heeft verstrekt. J. [naam6] heeft verklaard dat verdachte al voor oktober 2009 in het bezit was van drugs en hij ook sinds die tijd bij hem daarvoor terecht kon. Hij heeft verder verklaard dat hij het kleinste deel van de XTC pillen die bij hem (J. [naam6]) thuis zijn aangetroffen ooit van verdachte had gekregen. Uit de verklaringen van J. [naam6] en uit het feit dat verdachte beschikte over pillen die daadwerkelijk MDMA bevatten, leidt de militaire kamer af dat verdachte daadwerkelijk XTC pillen aan J. [naam6] heeft verstrekt. Dat verdachte ook in de tenlastegelegde periode pillen aan zijn broer heeft verstrekt volgt uit een sms bericht van 4 november 2010 van J. [naam6] aan verdachte, waarin J.[naam6] schrijft dat hij “yin en yang” nodig heeft . J. [naam6] verklaart daarover dat hij daarmee bedoelde dat hij pillen nodig had van zijn broer . Nu J. [naam6] voorts heeft hij verklaard dat hij als hij pillen wilde hebben naar verdachte ging en dat verdachte de beschikking had over XTC pillen en J.[naam6] niet verklaart dat dit ten aanzien van deze bestelling anders was, acht de rechtbank bewezen dat deze bestelling (binnen de tenlastegelegde periode) tot een levering van MDMA heeft geleid.
De militaire kamer acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode cocaïne aan J. [naam6] heeft verstrekt. J. [naam6] heeft op 27 november 2010 verklaard dat verdachte “de laatste weken” een aantal keren cocaïne voor hem had gehaald. Het ging telkens om 1 gram voor € 50,00. Zo heeft J. [naam6] op 23 november 2010 voordat hij naar een voetbalwedstrijd van Ajax in de Arena ging nog 1 gram cocaïne gekocht van verdachte voor de prijs van € 50,00. Tevens is bij verdachte cocaïne aangetroffen.
[naam1]
Ten aanzien van [naam1] deelt de militaire kamer de mening van de raadsvrouw van verdachte dat er voor de levering dan wel verkoop van cocaïne door verdachte aan [naam1] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Naar het oordeel van de militaire kamer valt niet uit te sluiten dat [naam1] op een andere wijze en op een ander tijdstip de cocaïne in zijn bezit heeft gekregen dan door de ontmoeting met verdachte op 25 november 2010 omstreeks 21.00 uur, vooral nu uit de tapgesprekken tussen verdachte en [naam1] niet is gebleken dat er over cocaïne is gesproken en [naam1] na zijn ontmoeting met verdachte op de Van Mandersloostraat drie percelen heeft bezocht, alvorens hij werd aangehouden.
Voor de verstrekking van MDMA door verdachte aan [naam1] in de tenlastegelegde periode acht de militaire kamer wel voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Bij verdachte [naam1] zijn bij zijn aanhouding 251 oranje pillen aangetroffen met het logo “Q” en 45 roze pillen met een logo van een sterretje . De bij verdachte [naam1] bij diens aanhouding aangetroffen XTC pilletjes met een “stand- by” (of Q) teken bevatte MDMA. Deze bij [naam1] aangetroffen pillen zijn door het NFI vergeleken met onder verdachte in beslaggenomen pillen met het “stand- by”/Q teken. Uit dat onderzoek heeft het NFI geconcludeerd dat de overeenkomsten in uiterlijk, samenstelling op hoofdcomponenten en de aan MDMA gerelateerde onzuiverhedenpatronen in zeer sterke mate de herkomst van beide partijen uit dezelfde productiebatch ondersteunen De militaire kamer concludeert hieruit dat de XTC pillen van verdachte en [naam1] een zelfde oorsprong hebben.
Door de politie zijn voorts telefoongesprekken opgenomen die op 21 oktober 2010, 11 november 2010 en 18 november 2010 tussen verdachte aan [naam1] hebben plaatsgevonden. Op 21 oktober 2010 vraagt [naam1] over de telefoon aan verdachte of hij weer zoveel heeft voor vanavond, waarop verdachte antwoordt dat hij het wel heeft en dat het vanavond nog kan. Verdachte en [naam1] spreken over deel 1 en deel 2 van een film die verdachte aan [naam1] respectievelijk al geleverd had en nog moet leveren.: “Je weet nog he, dat was toen een en twee. In twee keer was het he. Je begrijpt wat ik bedoel.”. Vervolgens spreken ze in een later telefoongesprek die avond een tijd en locatie af voor een ontmoeting. Ook op 11 november 2010 wordt er gesproken over een ontmoeting als verdachte telefonisch aan [naam1] laat weten dat hij nog die dvd voor hem heeft liggen, en ze af spreken om elkaar later te treffen bij het Pizzakasteel in Alphen.. Vervolgens stuurt verdachte op 17 november en 18 november 2011 een sms bericht naar [naam1] waarin hij “lege dvd’s” aanbied met “170 a 180 gb geheugen” á “2.20 p.s.”. [naam1] reageert op 18 november 2011 dat hij wel interesse heeft en verdachte en [naam1] spreken af elkaar later die dag te treffen bij de pizzeria. Uit de tapgesprekken is tevens af te leiden dat verdachte en [naam1] elkaar ook steeds ontmoet hebben. Zij sturen elkaar steeds berichten om vlak voor de ontmoeting de plaats van de ontmoeting te verifiëren. Door het observatieteam van de politie is gezien dat op 11 november 2010 na voornoemde gesprekken een ontmoeting heeft plaatsgevonden bij Domino’s pizza te Alphen aan de Rijn tussen verdachte en een (destijds voor observanten onbekende) man die reed in de auto van de broer van [naam1] en dat op 18 november 2010 een ontmoeting tussen verdachte en een man die kort daarna werd aangehouden en [naam1] bleek te zijn. Hoewel in de tapgesprekken en sms berichten het woord “XTC”niet wordt gebruikt, merkt de militaire kamer de in de gesprekken gebruikte termen aan als versluierd taalgebruik voor XTC. Daarbij staat het woord DVD’s voor XTC pillen, 170 en 180 GB staan voor de hoeveelheid werkzame stof MDMA in een XTC pil en 2.5 de prijs per pil. Dat verdachte niet daadwerkelijk DVD’s met een geheugen van 170 à 180 gb bedoelde volgt uit zijn verklaring ter zitting dat hij dergelijke DVD’s niet kent . Getuigen [naam3], [naam5], [naam2] en J. [naam6], die verklaren dat verdachte aan hen XTC heeft geleverd, verklaren voorts dat in communicatie met verdachte sprake was van versluierd taalgebruik en dat voor “XTC” andere woorden werden gebruikt. De militaire kamer acht gelet op het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tussen 21 oktober 2010 en 18 november 2011 XTC pillen (met het “Q-“ of “Stand-by-“ logo) met als werkzame stof MDMA aan [naam1] heeft verstrekt dan wel verkocht.
Met de raadsvrouw is de militaire kamer van oordeel dat van de bij [naam1] aangetroffen 45 pillen met het logo van een sterretje niet is vastgesteld dat deze MDMA bevatten. Door verbalisanten is juist gerelateerd dat uit een narcotest bleek dat deze vermoedelijk MDA bevatten. Deze vallen dus buiten de tenlastelegging.
[naam2]
Anders dan de verdediging, is de militaire kamer van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de verstrekking van cocaïne door verdachte aan [naam2] in de ten laste gelegde periode. Dat blijkt immers uit een tapgesprek van 6 november 2010 waarin verdachte aan [naam2] vraagt of deze nog “S”nodig heeft, waarop [naam2] instemmend reageert . [naam2] verklaart over dit gesprek dat met “S”cocaïne wordt bedoeld en dat in het gesprek gesproken werd over een halve gram cocaïne. [naam2] verklaart voorts: ‘Als ik het gesprek hoor lijkt het er wel op dat [verdachte] toen ½ gram cocaïne heeft geregeld. Ik denk dat ik er 20 of 25 euro voor heb betaald”
De verstrekking van MDMA door verdachte aan [naam2] in de ten laste gelegde periode acht de militaire kamer niet wettig en overtuigend bewezen. [naam2] heeft verklaard dat hij regelmatig XTC pillen van verdachte heeft gekregen. Het is echter niet duidelijk of dit ook in de tenlastegelegde periode heeft plaatsgevonden. [naam2] heeft verklaard dat hij de 20 “dingen” (pillen) waarover in het tapgesprek van 18 november 2010 wordt gesproken nooit heeft ontvangen. Van andere leveringen in de tenlastegelegde periode is evenmin gebleken. De militaire kamer spreekt verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
[naam3]
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode MDMA aan [naam3] heeft verkocht. Op 17 en 18 november 2010 vindt er tussen verdachte en [naam3] sms-verkeer plaats met de volgende inhoud: “Wanneer wil je 100x’sjesssss??” ; “Maar zijn wel goeie en wel wat duurder denk 2.5.”. ; “2.25 hoor ik net per 100…. Goed” ; ”ik moet ’t nu weten niet van het weekend want ik haal ze zo op.”. Op de gronden als hiervoor weergegeven onder [naam1] gaat de militaire kamer er van uit dat “100x’sjesssss” versluierd taalgebruik is voor XTC pillen. De verklaring van [naam3] dat daarmee kusjes worden bedoeld en het gesprek zou gaan om een headset acht de militaire kamer ongeloofwaardig. Dat de XTC pillen daadwerkelijk zijn geleverd in de tenlastegelegde periode, leidt de militaire kamer af uit een tapgesprek bericht tussen verdachte en [naam3] op 24 november 2010, waarin [naam3] bevestigt dat hij verdachte die avond nog wil zien. Verdachte zegt dat het alweer de laatste zijn en dat hij ze anders weg doet, waarop [naam3] antwoord dat hij dat niet moet doen en bevestigd dat ze nog die avond afspreken
De verstrekking van cocaïne door verdachte aan [naam3] acht de militaire kamer niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
[naam3]
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode MDMA heeft verkocht aan [naam3] en overweegt daartoe dat [naam3] op 9 december 2010 heeft verklaard dat hij een paar maanden geleden voor het laatst XTC pillen van verdachte heeft verkocht, te weten 8 pillen voor € 25 of € 30 . Ook hierbij geldt dat nu, zoals overwogen, de bij verdachte in beslag genomen pillen MDMA bevatten, de militaire kamer ook bewezen acht dat ook de aan [naam3] geleverde pillen MDMA bevatten.
De verstrekking van cocaïne door verdachte aan [naam3], acht de militaire kamer niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
[naam4]
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode MDMA heeft verkocht aan [naam4]. Uit een tapgesprek van 19 november 2010 blijkt dat [naam4] aan verdachte vraagt of hij nog “cd schijfjes” voor hem heeft waarop verdachte bevestigend antwoordt en afspreekt om [naam5] die avond op een plek te ontmoeten. [naam4] heeft over dat gesprek verklaart dat met “cd schijfjes” XTC pillen wordt bedoeld en dat hij op 19 november 2010, 2 á 3 XTC pillen voor €2,50 per stuk van verdachte heeft gekocht. Ook hierbij geldt dat nu, zoals overwogen, de bij verdachte in beslag genomen pillen MDMA bevatten, de militaire kamer ook bewezen acht dat ook de aan [naam4] geleverde pillen MDMA bevatten.
De levering van cocaïne door verdachte aan [naam4], acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen. Uit de verklaring van [naam6] blijkt dat verdachte aan hem op 23 november 2010, voorafgaand aan een voetbalwedstrijd een pakketje met 1 gram cocaïne aan [naam6] heeft verstrekt. [naam6] heeft daarvoor aan verdachte € 50,- betaald.
[naam5]
De militaire kamer acht, met de raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode XTC pillen dan wel cocaïne heeft vertrekt of verkocht aan [naam5]. [naam5] heeft verklaart alleen GHB van verdachte te hebben gekocht. De militaire kamer zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Anderen
Bij verdachte is een Blackberry telefoon in beslag genomen, waarbij onder andere de “ping”-gegevens (“pingen” is een met sms-verkeer te vergelijken berichtenuitwisselingsysteem voor telefoons van het merk Blackberry) uit deze telefoon zijn veiliggesteld . Uit analyse van het met dit telefoontoestel verrichte “pingverkeer” zijn contacten vastgesteld tussen verdachte en een zekere “[naam]”, waarbij verdachte op 20 november 2010 “knallers” aanbied en [naam] aangeeft er 100 te willen hebben . Op 20 november 2011 bericht verdachte dat hij ben [naam] is .
Er zijn ook “pingcontacten” vastgesteld tussen verdacht en een persoon die de initialen QB gebruikt. Verdachte bericht daarin op 19 november 2010 dat hij nog wat “sterren” heeft en “nieuwe”die 2,50 zijn. Deze zijn duurder maar ook beter. Op 23 november vraagt verdachte of hij die dingen moet meenemen. Er wordt een afspraak gemaakt bij “de Burger King”, waarbij QB aangeeft snel weg te willen zijn onder de toevoeging “veel politie”. [naam6] bericht dat het 100 euro is en dat er 2 nieuwe bijzitten .
De militaire kamer is van oordeel dat op basis van dit gegevensverkeer, het daarin gebruikte versluierd taalgebruik, het hiervoor vastgestelde feit dat verdachte over pillen met MDMA beschikte en deze leverde wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de tenlastegelegde periode ook pillen met MDMA leverde aan andere personen dan de in de tenlastelegging bij naam genoemde personen.
De militaire kamer acht niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder 2 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. Uit het financieel onderzoek dat is uitgevoerd door de Koninklijke Marechaussee blijkt dat verdachte een maandelijks inkomen had van het Ministerie van Defensie. De inkomsten en uitgaven van verdachte zijn gedetailleerd geanalyseerd en daaruit wordt geconcludeerd dat de legale inkomsten de vastgestelde uitgaven (inclusief de door verdachte gedane contante opnamen) overtreffen. Er is verder niet vastgesteld dat de contante stortingen de contante opnames overtreffen. Voorts is ter terechtzitting door verdachte verklaard dat hij nog bij zijn moeder thuis woont en hiervoor slechts € 100,00 per maand afdraagt. Op basis hiervan stelt de militaire kamer vast dat verdachte de mogelijkheid had te sparen. Ook overigens is geen bewijs voorhanden waaruit volgt dat de saldi op de bankrekeningen van verdachte bij de ING-bank middellijk of onmiddellijk afkomstig zijn van enig misdrijf. De militaire kamer zal verdachte daarom vrij spreken van het hem ten laste gelegde.
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat vastgesteld:
J. [naam6] is de broer van verdachte en in de tenlastegelegde periode woonachtig op de [adres]. Op dat adres zijn op 25 november 2010 een zilverkleurig pan met deksel , een 5 liter jerrycan met het opschrift “Odega Super Cleaner” en een glazen potje met witte deksel in beslag genomen . Deze spullen bevatten sporen van GHB (4- hydroxyboterzuur).
Standspunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de periode van de tenlastelegging aanzienlijk dient te worden beperkt, te weten van 1 oktober – 25 november 2010.
Beoordeling van de standpunten
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 augustus tot en met 25 november 2010 bezig heeft gehouden met de bereiding en verwerken van GHB. De militaire kamer overweegt daartoe het navolgende.
Bij de huiszoeking die op 25 november 2010 is uitgevoerd in de woning van [naam6], zijn spullen aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij de bereiding van GHB . Een aantal van deze spullen bevatten sporen van GHB. [naam6] heeft over deze spullen verklaard dat deze van verdachte zijn en enkele weken geleden voor diens verhoor door de politie, door verdachte in zijn woning zijn gezet. Verdachte kwam volgens [naam6] 1 á 2 keer per maand langs om GHB te maken. J.[naam5] heeft verklaard dat zij sinds vorig jaar wist dat verdachte aan GHB kon komen, maar dat zij niet wist of verdachte het zelf maakte en voorts dat zij sinds de zomer van 2010 GHB gebruikte en deze steeds van verdachte betrok. Tevens heeft zij verklaard een keer 3 “ballonnetjes” GHB, te weten 3, halve liters GHB, van verdachte gekocht te hebben voor de prijs van €25,- per fles van een halve liter en heeft zij naar aanleiding van het getapte telefoonverkeer tussen 29 oktober 2010 en 5 november 2010 tussen haar en verdachte , verklaard dat zij recentelijk, weer 3 halve liters GHB van verdachte had gekocht. Die 3 halve liters kreeg zij aangeleverd in een plastic Pepsi Flessen. Tevens verklaarde [naam5] dat verdachte haar had gezegd dat zij onbeperkt GHB van hem kon afnemen.
Gezien de verklaring van [naam5] dat zij vanaf de zomer van 2010 GHB van verdachte te hebben betrokken en de verklaring van J.[naam6] dat verdachte 1 á 2 maal per maand langskwam om GHB te produceren, wat erop duidt dat het produceren van GHB meerdere maanden heeft plaatsgevonden, acht de militaire kamer het aannemelijk dat verdachte in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 25 november 2010 GHB heeft bereidt en verwerkt (door het in plastic flessen te verpakken). Ten aanzien van de periode vóór 1 augustus 2010 wordt verdachte vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zijnde:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2011;
- het proces-verbaal van doorzoeking woning, p. 600 tot en met p. 603.
- het proces-verbaal van onderzoek naar in beslag genomen vuurwerk, p. 176 tot en met p. 180.
Ten aanzien van het onder feit 5 tenlastegelegde is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zijnde:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2011.
- Het proces-verbaal van doorzoeking woning, p. 600 tot en met p.603.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 25 november 2010 te Alphen aan den Rijn en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, meermalen telkens opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan
A. [naam1] en/of P.S. [naam3] en/of H.J. [naam3] en/of K. [naam4] en/of J. [naam6] en andere
personen een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA , zijnde MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 25 november 2010 te Alphen aan den Rijn en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, meermalen telkens
opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan V. [naam2] en/of J. [naam6] een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 25 november 2010 te Alphen aan den Rijn telkens opzettelijk heeft bereid en/of verwerkt, een hoeveelheid GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB
(4-hydroxyboterzuur) een middel, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij op 25 november 2010 te Alphen aan de Rijn, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 9, althans een aantal "bangers", voorhanden heeft gehad;
hij op 25 november 2010 te Alphen aan den Rijn een wapen van categorie I, onder 1, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B gegeven verbod strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 4 van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met een in art 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij art. 11, lid 2, van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan.
Ten aanzien van feit 5:
Handelen in strijd met art 13, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij art 55, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 4 oktober 2011 en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 17 februari 2011, betreffende verdachte.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie benadrukt dat verdachte over een aanzienlijk langere periode dan in de tenlastelegging is opgenomen heeft gehandeld in drugs. In de tenlastegelegde periode is intensief gehandeld hetgeen blijkt uit de grote hoeveelheden pillen die bij verdachte zijn aangetroffen. De officier van justitie wijst op de bijzondere positie van verdachte als militair aangesteld bij de Koninklijke Marechaussee terwijl hij tevens opsporingsambtenaar was. Dit legt een grotere verantwoordelijkheid op zijn schouders dan voor een doorsnee burger. Hij wist zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk wat de consequenties van de handel in drugs zijn. Hij is hierdoor zijn aanstelling bij defensie kwijt geraakt. Daar staat tegenover dat van verdachte geen documentatie bestaat.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de militaire kamer geen onvoorwaardelijke gevangenis straf op te leggen langer dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Zij voert hiertoe het volgende aan. Verdachte weet niet hoe hij in de situatie terecht is gekomen waarvoor hij nu terechtstaat, de oorzaak hiervan ligt mogelijk in het feit dat zijn de vader op jonge leeftijd het gezin heeft verlaten. Verdachte voelde zich in ieder geval genoodzaakt een psycholoog te bezoeken. Als gevolg van het feit dat vader het gezin heeft verlaten was er constante financiële druk waardoor verdachte al vanaf zijn 14e jaar heeft moeten werken.
Verdachte is ontslagen bij defensie maar heeft nu via een uitzendbureau werk. Hij is voornemens om een HBO opleiding te gaan volgen.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Verdachte heeft zich gedurende een aantal maanden bezig gehouden met een aanzienlijke handel in XTC-pillen en in beperktere mate in cocaïne en voorts met de productie van en handel in GHB. Daarnaast is bij hem thuis een verboden wapen en professioneel vuurwerk aangetroffen. De handel in drugs is een profijtelijk handel die leidt tot veel maatschappelijk onrust criminaliteit. Verdachte was aangesteld als militair bij de Koninklijke Marechaussee en was uit hoofde daarvan tevens opsporingsambtenaar. Gelet hierop had hij een voorbeeldfunctie, van welke positie verdachte zich ook bewust was zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard. De integriteit van het opsporingsapparaat en de daarin werkzame ambtenaren is essentieel voor een goed functionerende rechtsorde. Van iedere opsporingsambtenaar mag geëist worden dat hij zich onthoudt van iedere vorm van criminaliteit, waaronder de handel in drugs. Verdachte heeft het in hem gestelde vertrouwen in ernstige mate beschadigd en daarmee de integriteit van het opsporingsapparaat in geding gebracht. De militaire kamer rekent dit verdachte zwaar aan.
In het voordeel van verdachte spreekt dat hij geen strafrechtelijke documentatie heeft.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de militaire kamer dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een forse gevangenisstraf, niettegenstaande het voornemen van verdachte om een HBO opleiding te gaan volgen om zijn leven weer op de rails te krijgen. De straf is iets lager dan de eis van de officier van justitie nu verdachte voor een deel van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
6b Het beslag
Ten aanzien van het beslag overweegt de militaire kamer, dat zij met de officier van justitie van oordeel is, dat aan het verkeer dienen te worden onttrokken de drugs, de daarbij behorende verpakkingen, het vlindermes en de 9 stuks vuurwerk “Cobra” nu dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zjin begaan waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet. Ook dient aan het verkeer te worden onttrokken het onder verdachte in beslag genomen imitatiewapen HA 117 en scherpe 9mm patroon nu dit voorwerpen zijn die kunnen dienen tot het begaan van soortgelijk feit als aan verdachte onder 5 van de dagvaarding ten laste gelegd en door de militaire kamer bewezen verklaard en waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet en/of het algemeen belang. Voorts dat de overige goederen voor zover die niet reeds aan verdachte zijn geretourneerd te weten de GSM’s, de weegschalen en het notitieboekje, met behulp waarvan de feiten zijn begaan en/of voorbereid verbeurd dienen te worden verklaard. Ten aanzien van de dolk is de militaire kamer van oordeel dat deze terug dient te worden gegeven aan de rechtmatige eigenaar.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2, 3, 10, 11 en13a van de Opiumwet, artikel 2, 13, 55 en 56 van de wet Wapens en Munitie, artikel 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten en artikel 1.2.2. lid 1 van het Vuurwerkbesluit.
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 tenlastegelegde
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 5 (vijf) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing ten aanzien van het beslag.
Ontrekt aan het verkeer
- drugs met verpakkingen
- vlindermes
- 9 stuks vuurwerk Cobra
- imitatiewapen HA 117
- scherpe patroon 9 mm
Verklaart verbeurd
- GSM’s
- notitieboekje
- weegschaal BS 200
- weegschaal Inventum
Teruggave aan verdachte:
- dolk
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter,
mr. J.M.J.M. Doon, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. van de Pol en D.T.P.J. Damen, griffiers.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2011.