ECLI:NL:RBARN:2011:BU7144

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/1087
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak met verzoekster als getuige

Op 29 november 2011 heeft de rechtbank Arnhem een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door de verzoekster, die als getuige in een strafzaak moest verschijnen. De advocaat van verzoekster, mr. P.W. Hermens, stelde dat de rechters niet onpartijdig konden oordelen, omdat er een tegenstrijdigheid zou zijn tussen de behandeling van de zaak van verzoekster en die van een andere verdachte. De rechtbank overwoog dat er verschillende beslissingscriteria van toepassing zijn op de beschikbaarheid van verzoekster als getuige en haar aanwezigheid als verdachte. De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die wezen op een gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid van de rechters. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af, met de motivering dat de afwezigheid van verzoekster niet het gevolg was van onredelijke belemmeringen en dat er voldoende voorbereidingstijd was geweest voor de behandeling van de zaak. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit mrs. J.D.A. den Tonkelaar, C. van Linschoten en E.M. Vermeulen, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerdijk. Tegen deze beschikking stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
registratienummer: 11/1087
Beschikking van 29 november 2011
inzake
[verzoekster],
verblijvende te [adres]
verzoekster tot wraking,
waarnemend raadsman namens mr. L.J.B.G. van Kleef: mr. P.W. Hermens advocaat te Amsterdam.
en
mrs. H.P.M. Kester-Bik, A.M. van Gorp en J.A.P. Bakker,
in hun hoedanigheid van respectievelijk voorzitter en leden van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Arnhem.
Partijen worden hierna aangeduid als de verzoekster respectievelijk de rechters.
1. De procedure
1.1. Ter terechtzitting van 29 november 2011 heeft de advocaat van verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters.
1.2. Bij schrijven van 29 november 2011 heeft mr. H.P.M. Kester-Bik namens de rechters aangegeven niet in de wraking te berusten en de zienswijze van de rechters ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.3. Op 29 november 2011 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Mr. Hermens is daar namens verzoekster verschenen. Voorts zijn verschenen mrs. B.M.M. Zonneveld en B. Bos namens het Openbaar Ministerie.
2. De feiten
2.1. Op het onderzoek ter terechtzitting van 29 november 2011 wijst de rechtbank een schriftelijk verzoek tot aanhouding dat door de advocaat van verzoekster is ingediend, af. Dit gebeurt met de volgende motivering:
“Het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen op grond van de volgende redenen. Er bevinden zich twee brieven van de dokter voornoemd in het dossier. In de eerste brief staat dat verdachte een verminderd vermogen heeft tot het bijwonen van een rechtszitting. Dat wil dus niet zeggen dat het helemaal niet mogelijk is om aanwezig te zijn. In de tweede brief staat dat verdachte niet kan reizen, hetgeen niet is onderbouwd. Dit vormt onvoldoende beletsel om vandaag aanwezig te zijn. Het feit dat verdachte er niet is, is haar keuze. We hadden voor de behandeling van de zaak van verdachte drie dagen tot onze beschikking. Op die manier hadden we de zaak in alle rust kunnen behandelen en daarbij rekening
kunnen houden met haar persoonlijke omstandigheden. Nu ze er niet is, is dat een gepasseerd station. Voor wat betreft de stelling van de verdediging dat er onvoldoende voorbereidingstijd is geweest, merkt de rechtbank op dat de zaak al twee jaar loopt. Er was dus ruim voldoende voorbereidingstijd.”
2.2. Hierop wraakt verzoekster de rechters.
3. Het wrakingsverzoek en het verweer
3.1. Verzoekster stelt dat door het aanhoudingsverzoek vandaag te passeren er een tegenstrijdigheid ontstaat tussen de zaak [naam] en haar eigen zaak. Dat vormt een grond om in ieder geval te zeggen dat de schijn van vooringenomenheid er is. Op het moment dat in hetzelfde complex van zaken, [naam], gezegd wordt dat de medische situatie van verdachte grond vormt om het standpunt in te nemen dat iemand niet meer binnen aanvaardbare termijn als getuige zal komen, maar ook wordt geoordeeld dat de eigen zaak van deze persoon niet wordt aangehouden, wringt dat.
3.2. De rechters voeren verweer waarop de wrakingskamer hierna, voor zover nodig, zal ingaan.
4. De beoordeling
4.1. Gelet op artikel 512 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3. De rechtbank overweegt dat er, daargelaten of er sprake is van het meten met twee maten zoals door verzoekster gesteld, sprake is van twee verschillende beslissingen, namelijk het niet horen van [verzoekster] als getuige in de strafzaak van [naam] en het voortzetten van de behandeling van haar eigen zaak, terwijl daarop verschillende criteria van toepassing zijn. De rechtbank heeft ten aanzien van de beschikbaarheid van [verzoekster] als getuige in de zaak van [naam] andere beslissingscriteria moeten hanteren dan bij de beoordeling van de vraag of de aanwezigheid van [verzoekster] als verdachte noodzakelijk is om de behandeling van het onderzoek ter terechtzitting voort te kunnen zetten. Dit resulteert in twee verschillende beslissingen. Of dit onjuiste, tegenstrijdige, beslissingen oplevert, is niet aan de orde. Er zijn echter geen feiten of omstandigheden gebleken die wijzen in de richting van gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid in objectieve of subjectieve zin van de rechters.
4.4. Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.A. den Tonkelaar (voorzitter), C. van Linschoten en E.M. Vermeulen in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Westerdijk.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.