2.3. In juni 2006 hebben de partijen gezamenlijk prof. dr. H.J.C. van Marle, psychiater, verzocht om over de ongevalsgevolgen op zijn vakgebied een expertiserapport uit te bren¬gen. Van Marle heeft op 12 december 2006 gerapporteerd, onder meer het volgende:
“Anamnese
Betr. vertelt dat zij een pijnlijke nek heeft, waardoor zij moeite heeft met het vooruit kijken en naar opzij. Rechts is de pijn erger dan links, en die pijn trekt door naar haar rechterarm. Ook heeft zij weinig energie en kracht om iets te doen. Ze is overgevoelig voor alle prikkels. Tevens heeft zij oorpijn. Betr. benadrukt dat bovenstaande klachten met name die klachten zijn, die haar het leven tot een last maken.
(…)
Beschouwing
Betr. is lijdende aan een aanpassingsstoornis, gekenmerkt door rusteloosheid, onmachts¬gevoelens, angst te falen, een te hoog streven waarbij zij haar eigen grenzen overschrijdt, concentratiestoornissen, gevoelens van uitzichtloosheid, afgewisseld met optimistische gedachten over de toekomst.
(…)
II. Welke klachten, afwijkingen en beperkingen en stoornissen, zoals door u vastgesteld, moeten psychiatrisch als direct of indirect ongevalgevolg worden beschouwd?
Welke klachten, afwijkingen en beperkingen en stoornissen, zoals eveneens door u vastgesteld, moeten psychiatrisch niet als direct of indirect ongevalgevolg worden beschouwd?
Zijn er preëxistente dan wel na de ongevaldatum opgetreden psychiatrische ziekten en/of aandoeningen?
Zo ja, welke zijn deze, en voor welk gedeelte zijn zij verantwoordelijk voor de huidige toestand van betrokkene?
Waaruit bestonden de behandelingen en wat was het resultaat daarvan?
Ad II.
Op mijn vakgebied, de psychiatrie, heb ik met name de reactie kunnen constateren op grond van betr.’s rigide karakterstructuur op het haar overkomen ongeval in december 1999. Op grond van dit indexongeval is er een postwhiplashsyndroom ontstaan (whiplash associated disorder) op grond waarvan betr. lichamelijke klachten kreeg, met name in de nek-schouderregio, uitstralend naar de armen. Autorijden, bureauwerk en huishoudelijke taken konden daardoor niet meer spontaan worden gedaan en kostten opeens veel meer moeite.
Kort samengevat, de klachten behorende bij het postwhiplashsyndroom zijn de aanleiding tot de eerder genoemde psychiatrische klachten, zoals onrust, somberheid, onmachtsgevoelens, concentratiestoornissen. Deze psychische symptomen worden veroorzaakt door de acceptatieproblematiek van dit postwhiplashsyndroom op grond van betr.’s karakterstructuur, namelijk een hoog streefniveau dat geen zwakheden of falen toelaat.
Preëxistent zijn er geen aanwijzingen voor psychiatrische ziekten. Ook met betrekking tot het eerder overkomen auto-ongeval op zestienjarige leeftijd is er geen pathologische rouwreactie herkenbaar. Wel is, in overeenstemming met betr.’s karakterstructuur, dit voorval gerationaliseerd en emotioneel afgekapseld. Na het indexongeval zijn de bovengenoemde aanpassingsstoornissen ontstaan als reactie daarop. Betr.’s huidige toestandsbeeld wordt dus enerzijds bepaald door de symptomatologie van het postwhiplashsyndroom en aan de andere kant de verwerking van de beperkingen daarvan door haar karakterstructuur, welke verwerking heeft geleid tot aanpassingsstoornissen met depressieve en angstige kenmerken. De alexythymie op grond van haar karakterstructuur maakt nog eens dat zij angstige en depressieve emoties niet goed kan differentiëren en thuisbrengen. De alexythymie is karakterologisch bepaald en dus geen gevolg van het indexongeval.
(…)
III. Indien het ongeval zich niet had voorgedaan, zouden dan de, eventueel door u vast te stellen psychiatrische klachten, afwijkingen en beperkingen zich (te eniger tijd) óók hebben voorgedaan?
Zo ja, wanneer, bij benadering, en in welke mate?
Ad III
Het is niet waarschijnlijk dat de aanpassingsstoornissen zoals betr. die nu manifesteert, zonder het indexongeval zouden zijn opgetreden. Het postwhiplashsyndroom als gevolg van het indexongeval speelde precies in op betr.’s zwakke plek in haar karakter, namelijk haar hoge streefniveau om alles strak en perfectionistisch te ondernemen. Door het indexongeval kon zij die houding niet meer volhouden en raakte zij gefrustreerd en angstig. Haar karakterstructuur decompenseerde tot een aanpassingsstoornis met bovenstaande klachten, terwijl zij van te voren geen klachten had omdat haar karakterstructuur hecht maar rigide was. Op grond van de huidige gegevens is het niet voorspelbaar dat op grond van betr.’s karakterstructuur zich eenzelfde aanpassingsstoornis zou hebben voorgedaan. Daartoe zou dan een belangrijke gebeurtenis hebben moeten optreden die equivalent is met het indexongeval. Dat is op zich niet aannemelijk omdat dat te toevalsafhankelijk is.
(…)
Ad IV
Er is momenteel nog geen sprake van een eindtoestand. (…) Als psychiater en psychotherapeut schat ik de termijn in wanneer deze eindtoestand zich zal hebben gemanifesteerd op drie jaar.”