ECLI:NL:RBARN:2011:BU5644

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/720960-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs in poging tot doodslag en mishandeling

In de zaak voor de Rechtbank Arnhem, met parketnummer 05/720960-10, werd op 24 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling van haar levensgezel. De tenlastelegging betrof een incident op 12 september 2010 te Dieren, waar de verdachte haar partner met een mes zou hebben gestoken. De verdachte ontkende opzet en verklaarde dat het mes per ongeluk was geraakt tijdens een worsteling. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar vroeg wel een voorwaardelijke gevangenisstraf voor het meer subsidiair tenlastegelegde.

Tijdens de zitting op 10 november 2011 werd de zaak behandeld, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. J.W. Schouten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet van de verdachte. Het slachtoffer had geen verklaring afgelegd en er ontbraken medische gegevens, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen wat er precies was gebeurd. De rechtbank concludeerde dat er wezenlijke onduidelijkheden waren over de feitelijke gang van zaken, wat leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten.

De rechtbank benadrukte dat zonder duidelijke bewijsvoering en getuigenissen, de beschuldigingen niet konden worden bewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, onder leiding van voorzitter mr. G.M.L. Tomassen. De uitspraak werd gedaan in tegenspraak, waarbij de rechtbank de verdachte vrijstelde van de beschuldigingen, gezien het gebrek aan overtuigend bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/720960-10
Datum zitting : 10 november 2011
Datum uitspraak : 24 november 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. J.W. Schouten, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 12 september 2010 te Dieren, gemeente Rheden, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk haar levensgezel, te weten [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk een mes heeft gepakt en daarmee in de borststreek, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 12 september 2010 te Dieren, gemeente Rheden, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan haar levensgezel [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk een mes heeft gepakt en daarmee in de borststreek, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 12 september 2010 te Dieren, gemeente Rheden, opzettelijk mishandelend haar levensgezel (te weten [slachtoffer]), een mes heeft gepakt en daarmee in de borststreek, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 10 november 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.W. Schouten, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De officier van justitie acht het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen. Zij is van mening dat verdachte willens en wetens het risico heeft aanvaard dat zij het slachtoffer met het mes zou verwonden.
De verdediging is van mening dat uit de stukken niet blijkt dat er sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte en bepleit vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Hierbij wordt het volgende overwogen. Het slachtoffer [slachtoffer] heeft niet willen verklaren over hetgeen er op 12 september 2010 is gebeurd. De rechtbank is daardoor voornamelijk aangewezen op de verklaring van verdachte zelf. Zij heeft verklaard dat er op een gegeven moment een worsteling ontstond tussen haar en haar partner [slachtoffer]. Hierbij zou zij zijn gevallen en zou het mes dat zij in haar laars had meegenomen op de grond zijn gevallen. Nadat zij het mes oppakte (om het weer in haar laars te doen) zou [slachtoffer] door het mes geraakt zijn door het heen en weer getrek tussen beiden. Er bevinden zich in het dossier geen aanknopingspunten dat verdachte op dat moment wist dat de worsteling, na haar val en het oprapen van dat mes, door het slachtoffer zou worden voortgezet.
Van het slachtoffer ontbreken zowel een verklaring als medische gegevens. Er bestaat derhalve op wezenlijke punten onduidelijkheid over de feitelijke gang van zaken en de toedracht van het feit. Dit maakt ook dat naar het oordeel van de rechtbank – anders dan de officier van justitie heeft betoogd- geen bewijs voorhanden is op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij het slachtoffer zou verwonden. Nu uitgaande van de verklaring van verdachte het opzet op het steken van W.L. [slachtoffer] niet bewezen kan worden, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. G.M.L Tomassen als voorzitter,
mr. W.A. Holland, rechter,
mr. D.R. Sonneveldt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 november 2011.