ECLI:NL:RBARN:2011:BU4320

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1952
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wob-verzoek en openbaarmaking huisvestingsadviezen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Arnhem, gedateerd 31 augustus 2011, wordt een Wob-verzoek behandeld dat door eiser is ingediend. Eiser verzoekt om openbaarmaking van huisvestingsadviezen die zijn afgegeven vóór 12 maart 2009, waarbij sprake is van fobieën en RIBW-begeleiding. De rechtbank heropent het onderzoek ter zitting en stelt vast dat verweerder, het Dagelijks bestuur Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, in de medische dossiers heeft teruggezocht van 12 maart 2009 tot 1 december 2006, maar geen adviezen heeft gevonden. Verweerder meent dat hij hiermee aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. De rechtbank oordeelt echter dat de hoeveelheid werk die aan een Wob-verzoek is verbonden geen weigeringsgrond is. Dit is in lijn met vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De rechtbank stelt dat het feit dat er in de onderzochte periode geen adviezen zijn gevonden, niet uitsluit dat er vóór 1 december 2006 wel adviezen zijn afgegeven. Ook de herinneringen van betrokken medewerkers zijn niet doorslaggevend. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om binnen vier weken na de verzending van deze tussenuitspraak te onderzoeken of er huisvestingsadviezen zijn afgegeven in de gevraagde periode en om hierover een besluit te nemen over de openbaarmaking van deze adviezen.

De rechtbank benadrukt dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de motivering die eraan ten grondslag ligt en dat het besluit in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Indien verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, zal de rechtbank het onderzoek sluiten en een einduitspraak doen zonder nadere zitting. Hoger beroep tegen deze tussenuitspraak kan alleen tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de einduitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/1952
proces-verbaal van de mondelinge tussenuitspraak ingevolge artikel 8:80b, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 31 augustus 2011
inzake
[naam], eiser,
wonende te [woonplaats],
tegen
het Dagelijks bestuur Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 28 april 2010
2. Beslissing
De rechtbank:
heropent het onderzoek ter zitting en
stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak:
- te onderzoeken of in de periode vóór 1 december 2006 huisvestingsadviezen zijn afgegeven waarbij sprake is van fobieën en (geadviseerde) RIBW begeleiding (met een maximum van drie adviezen) en zo dit het geval is een besluit te nemen over de openbaarmaking van deze adviezen.
3. Gronden van de beslissing
Ingevolge artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Eiser heeft verzocht om de laatste drie door mw. [naam] afgegeven huisvestingsadviezen voorafgaand aan 12 maart 2009 waarbij sprake is van fobieën en (geadviseerde) RIBW begeleiding te verstrekken; dan wel voor zover deze niet aanwezig zijn de laatste drie adviezen van andere deskundigen; alsmede alle documenten die ten grondslag liggen aan de adviezen.
Verweerder heeft in de medische dossiers teruggezocht van 12 maart 2009 tot 1 december 2006 en heeft in die periode geen adviezen over het betreffende onderwerp gevonden. Verweerder meent dat hij daarmee aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. Nu in de onderzochte periode geen adviezen zijn gevonden en betrokken medewerkers zich ook niet kunnen herinneren dat ooit een dergelijk advies is uitgebracht, acht verweerder de kans nihil dat verder terugzoeken tot resultaat zal leiden. Bovendien is het verder terugzoeken een arbeidsintensief karwei dat ook door een ter zake deskundig persoon dient te geschieden.
Vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat de hoeveelheid werk die aan een Wob-verzoek is verbonden als zodanig geen weigeringsgrond is (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 september 2008, LJN: BF2157 en 1 juli 2009, LJN: BJ1122). Verweerder heeft zich daarom naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen beperken tot het terugzoeken tot 1 december 2006. Dat over deze periode niets is gevonden sluit niet uit dat in de periode vóór 1 december 2006 wel dergelijke adviezen zijn uitgebracht. Ook het feit dat de betrokken medewerkers zich niets kunnen herinneren kan niet als doorslaggevend worden beschouwd.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. De rechtbank acht het besluit daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
De rechtbank ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb, in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De rechtbank stelt verweerder daarom in de gelegenheid om te onderzoeken of in de periode vóór 1 december 2006 huisvestingsadviezen zijn afgegeven waarbij sprake is van fobieën en (geadviseerde) RIBW begeleiding (met een maximum van drie) en zo dit het geval is een besluit te nemen over de openbaarmaking van deze adviezen.
De rechtbank zal de termijn waarbinnen verweerder in de gelegenheid wordt gesteld om het gebrek te herstellen bepalen op vier weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak.
Indien verweerder heeft medegedeeld geen gebruik te maken van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of de termijn die daarvoor is bepaald ongebruikt is verstreken, zal de rechtbank met inachtneming van artikel 8:57, tweede lid, van de Awb, het onderzoek sluiten en einduitspraak doen zonder nadere zitting. In de overige in dit artikel genoemde gevallen kan de rechtbank bepalen dat een nadere zitting achterwege blijft.
In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Hoger beroep tegen deze tussenuitspraak kan alleen tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de einduitspraak worden ingesteld.
De tussenuitspraak is ter openbare zitting van 31 augustus 2011 gegeven door mr. J.A. van Schagen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Kjellevold - Hoegee, griffier.
Waarvan proces-verbaal,
De griffier, De rechter,
Afschrift verzonden op: