ECLI:NL:RBARN:2011:BU3871
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing incidentele vordering tot vrijwaring in huurovereenkomst
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, heeft de kantonrechter op 7 oktober 2011 uitspraak gedaan in een vrijwaringsincident tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. H.C.J. Oomen, heeft de huurder, vertegenwoordigd door mr.ing. A. Klein, aangeklaagd voor het niet nakomen van de huurovereenkomst. De verhuurder vorderde onder andere ontbinding van de huurovereenkomst en schadevergoeding wegens criminele activiteiten die in het gehuurde pand hebben plaatsgevonden. De huurder heeft in het incident een vordering tot vrijwaring ingesteld tegen een derde persoon, [persoon X], die volgens hem verantwoordelijk zou zijn voor de criminele activiteiten. De verhuurder betwistte echter de rechtsverhouding tussen de huurder en [persoon X], en stelde dat de vordering tot vrijwaring moest worden afgewezen omdat er geen bewijs was van een verplichting van [persoon X] om de gevolgen van een veroordeling van de huurder te dragen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder niet voldoende heeft aangetoond dat er een rechtsverhouding bestond die een verplichting tot vrijwaring met zich meebracht. De vordering tot vrijwaring is dan ook afgewezen, en de huurder is veroordeeld in de kosten van het incident, begroot op € 700,00. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van de huurder.