ECLI:NL:RBARN:2011:BU2099

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/776
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling en schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 28 oktober 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verzoeker. De verzoeker was op 11 mei 2011 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, maar heeft op 22 juli 2011 een voorwaarde overtreden, wat leidde tot zijn aanhouding en het indienen van een vordering tot herroeping door de officier van justitie. De rechtbank heeft eerder, op 19 augustus 2011, de vordering van het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet tijdig indienen van de herroepingsvordering. De raadkamer heeft vastgesteld dat de verzoeker schade heeft geleden als gevolg van zijn vrijheidsbeneming van 22 juli tot 25 juli 2011. De rechtbank heeft op basis van artikel 15k van het Wetboek van Strafrecht geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 240,-, gebaseerd op de gebruikelijke forfaitaire bedragen voor detentie. De beslissing is genomen na behandeling in raadkamer, waar zowel de raadsman van de verzoeker als de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet-ontvankelijk verklaard en de schadevergoeding toegewezen aan de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE RAADKAMER
Rechtbanknummer : 11/776
Datum zitting : 14 oktober 2011
Datum uitspraak : 28 oktober 2011
Beschikking van de meervoudige raadkamer naar aanleiding van het op 30 augustus 2011 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift ex artikel 15k van het Wetboek van Strafrecht van:
naam : [verzoeker]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende te 2908 LT Capelle aan den IJssel aan de Cypresbaan nrs. 16-20 ten kantore van zijn raadsman mr. E.J. Eijsberg.
De behandeling in raadkamer
In raadkamer van 14 oktober zijn gehoord mr. Eijsberg, voornoemd, en de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk;
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De beoordeling
De raadkamer stelt het volgende vast.
Verzoeker is met toepassing van artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht op 11 mei 2011 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder oplegging van een aantal voorwaarden.
Bij brief van 20 mei 2011 heeft de reclassering aan de Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidstelling gemeld dat verzoeker een aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarde had overtreden.
Op 22 juli 2011 is verzoeker aangehouden in verband met de niet-naleving van (één van) die voorwaarden en is verzoeker zijn (voorwaardelijke) vrijheid ontnomen. Op die datum heeft de officier van justitie een vordering tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bij de rechter-commissaris, alsmede een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling bij de rechtbank ingediend.
Op 25 juli 2011 heeft de rechter-commissaris de hervatting van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen. Op die dag is verzoeker (vanuit het huis van bewaring te Arnhem) in vrijheid gesteld.
Bij beslissing van 19 augustus 2011 heeft deze rechtbank het openbaar ministerie in laatstgenoemde vordering niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet onverwijld indienen van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Ingevolge artikel 15k van het Wetboek van Strafrecht kan aan de veroordeelde een vergoeding ten laste van de staat worden toegekend voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 15h, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadkamer is van oordeel dat een dergelijke schadevergoeding eveneens kan worden toegekend indien de veroordeelde schade heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van zijn aanhouding uit hoofde van artikel 15h, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht,voorafgaande aan de in artikel 15h, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde beslissing van de rechter-commissaris. De raadkamer wijst er in dit verband op dat ingevolge artikel 15j, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht na een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling de detentie wordt geacht te zijn hervat op de dag van de aanhouding.
De raadkamer acht aannemelijk dat verzoeker ten gevolge van zijn vrijheidsbeneming gedurende de periode van 22 juli 2011 tot en met 25 juli 2011 schade heeft geleden als bedoeld in artikel 15k Wetboek van Strafrecht. Deze schade komt ten laste van de staat voor toekenning in aanmerking.
Voor de hoogte van de geleden schade zoekt de rechtbank aansluiting bij de gebruikelijke forfaitaire bedragen die worden toegekend krachtens 89 Wetboek van Strafvordering. Dit komt neer op een bedrag van € 80,- per dag vermeerderd tot € 105,- indien dit wordt ondergaan op het politiebureau of in beperkingen. Verzoeker heeft 3 (drie) dagen in detentie (het huis van bewaring te Arnhem) doorgebracht. Daarvoor komt hem een vergoeding toe van 3 x € 80,- = € 240,-.
De raadkamer zal daarom beslissen als hierna te melden en neemt daarbij de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.
De beslissing
Kent toe aan verzoeker voornoemd een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van
€ 240,- (zegge tweehonderd veertig euro).
Gelast de griffier van de rechtbank om aan verzoeker voornoemd uit te betalen de somma van
€ 240,- (zegge tweehonderd veertig euro).
Beveelt de tenuitvoerlegging van deze beslissing, nadat deze in kracht van gewijsde is gegaan door overmaking op rekeningnummer 53.78.75.085 ten name van de Stichting Beheer Derdengelden Van Swaaij Advokaten onder vermelding van H.C. Zondervan.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. M.G.J. Post en mr. W.L.J.M. Duijst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer van 28 oktober 2011.