Parketnummers : 05/730497-11 en 05/730607-11
Datum zitting : 17 oktober 2011
Datum uitspraak : 31 oktober 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. F.M.J. Wijnakker, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/730497-11:
hij op of omstreeks 01 februari 2011 tot en met 4 april 2011 te Ubbergen (telkens) opzettelijk een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, althans een persoon, te weten D.D. [slachtoffer1], heeft mishandeld, door
die [slachtoffer1] (begin februari 2011) tegen een muur te drukken en/of (met kracht) bij de arm(en) vast te pakken en/of (vervolgens) heen en weer te bewegen/schudden en/of aan de haren te trekken (ten gevolge waarvan die [slachtoffer1] op de grond viel) en/of
die [slachtoffer1] (in februari 2011) bij de haren te pakken en/of (vervolgens) op een matras en/of op de grond te gooien/trekken en/of een kopstoot te geven en/of (met kracht) aan de haren te trekken en/of (terwijl die [slachtoffer1] op de grond en/of op een bed lag) een knie op het hoofd en/of het lichaam van die
[slachtoffer1] te plaatsen en/of (vervolgens) te drukken en/of één of meer kniesto(o)t(en) te geven tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer1] en/of
die [slachtoffer1] (op 4 april 2011) een of meer kniesto(o)t(en) te geven tegen het/de be(e)n(en) en/of bij de haren te pakken en/of (met kracht) aan de haren te trekken en/of in/tegen het gezicht te slaan/stompen en/of in het gezicht vast te pakken
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 05/730607-11:
hij in of omstreeks de avond/nacht van 15 april 2009 op 16 april 2009 te Uden opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten E.G. [slachtoffer2], heeft geduwd en/of aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij in of omstreeks de avond/nacht van 15 april 2009 op 16 april 2009 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk een fiets en/of een mobiele telefoon (welke zich in een fietstas bevond), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan E.G. [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt door die fiets op de grond te gooien en/of door op die fiets te springen/staan;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaken zijn op 17 oktober 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.M.J. Wijnakker, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/730497-11 en onder parketnummer 05/730607-11 onder 1 en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling, en voorts tot het verrichten van 120 uren werkstraf subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Vrijspraak van het onder parketnummer 05/730607-11 als feit 2 tenlastegelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de fiets en mobiele telefoon heeft vernield.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier wel blijkt dat de fiets beschadigd en de telefoon kapot is, maar dat niet is gebleken hoe dat precies is gebeurd. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze goederen opzettelijk heeft beschadigd of vernield.
Beoordeling van het onder parketnummer 05/739497-11 en onder 05/730607-11 als feit 1 tenlastegelegde:
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 05/730607-11 als feit 1 tenlastegelegde aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat E.G. [slachtoffer2] pijn heeft ondervonden ten gevolge van het tenlastegelegde duwen en trekken aan de haren .Dat in dit geval [slachtoffer2] pijn heeft ondervonden door het duwen en aan haar haren trekken door verdachte volgt naar het oordeel van de rechtbank uit haar verklaring waarin ze deze handelingen omschrijft als mishandelen. Deze term impliceert naar het oordeel van de rechtbank ook naar algemeen spraakgebruik het ontstaan van pijn of letsel.Daarenboven geldt dat blijkens vaste jurisprudentie pijn eveneens omvat ‘iedere op het lichaam betrokken min of meer hevig onaangename gewaarwording’ (HR 11-2-1929, NJ 1929, 503 en NJ 23-12-1967, NJ 1967, 314) waartoe het duwen en aan de haren trekken gerekend kan worden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/730497-11 en onder parketnummer 05/730607-11 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/730497-11:
hij omstreeks 01 februari 2011 tot en met 4 april 2011 te Ubbergen telkens opzettelijk een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten D.D. [slachtoffer1], heeft mishandeld, door
die [slachtoffer1] begin februari 2011 tegen een muur te drukken en met kracht bij de armen vast te pakken en vervolgens schudden en aan de haren te trekken ten gevolge waarvan die [slachtoffer1] op de grond viel en
die [slachtoffer1] in februari 2011 bij de haren te pakken en vervolgens op een matras en te gooien en met kracht aan de haren te trekken en terwijl die [slachtoffer1] op een bed lag een knie op het hoofd van die
[slachtoffer1] te plaatsen en vervolgens te drukken en kniestoten te geven tegen het hoofd van die [slachtoffer1] en
die [slachtoffer1] op 4 april 2011 kniestoten te geven tegen het been en bij de haren te pakken en met kracht aan de haren te trekken en in het gezicht te slaan en in het gezicht vast te pakken
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 05/730607-11:
hij in de avond/nacht van 15 april 2009 op 16 april 2009 te Uden opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten E.G. [slachtoffer2], heeft geduwd en aan de haren heeft getrokken, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/730497-11:
Mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 05/730607-11 onder feit 2:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 15 september 2011 en
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 15 juli 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn destijds bij hem inwonende minderjarige zoon van zijn partner meermalen mishandeld. Hij heeft dit gedaan omdat hij hem zag als een rivaal en vond dat de jongen zijn geluk bedreigde. Hij heeft daarbij op geen enkele wijze rekening gehouden met zijn de belangen en gevoelens van de jongen. Eerder had verdachte al zijn toenmalige vriendin mishandeld. Dergelijke gedragingen leiden bij de slachtoffers tot gevoelens van onveiligheid en onzekerheid in het dagelijks leven, zeker nu de feiten zijn begaan binnen een gezinsverband of een relatie. Met name bij de stiefzoon zal het gedrag van verdachte een grote impact kunnen hebben.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat het mishandelen van zijn vriendin een relatief oud feit is. Voorts weegt de rechtbank mee dat verdacht erkent dat zijn gedragingen samen hangen met bij hem spelende agressie- en overige persoonlijkheidsproblematiek en dat hij daarvoor hulp is gaan zoeken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf. De voorwaardelijke gevangenisstraf die zal worden opgelegd, dient er enerzijds voor de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden gelet op zijn agressieproblematiek. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering Nederland, ook als dat mocht inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering worden gebracht.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/730607-11 onder 2 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. Een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- dat veroordeelde, zich uiterlijk vijf dagen na onherroepelijk worden van vonnis meldt bij Reclassering Nederland te Nijmegen en zich na de eerste afspraak blijft melden op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent als en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Kairos, forensisch psychiatrische polikliniek te Nijmegen of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van Kairos zullen worden gegeven;
- en voorts dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de hiermee verband houdende (nadere) aanwijzingen van de reclassering, voor zover en voor zolang dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan de reclassering om aan verdachte bij naleving van voornoemde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
B. Het verrichten van een werkstraf gedurende 100 ( honderd) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 50 (vijftig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
Heft op de reeds geschorste voorlopige hechtenis
Aldus gewezen door:
mrs. J.M.J.M. Doon (voorzitter), T.P.E.E. van Groeningen en R.M. Maanicus, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Visser, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2011.