Parketnummers : 05/720035-11, 05/720367-11 en 05/721324-10
Datum zitting : 12 oktober 2011
Datum uitspraak : 26 oktober 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Parketnummer 05/720035-11
1.
hij op of omstreeks 08 januari 2011 te Rheden opzettelijk [slachtoffer1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door opzettelijk voornoemde persoon wederrechtelijk beet te pakken en vervolgens in een auto te trekken en/of duwen en/of vervolgens met haar weg te rijden;
2.
hij op of omstreeks 08 januari 2011 te Rheden opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer1]/ex-vriendin van verdachte), met pepperspray, althans met een bijtende spray in haar gezicht te spuiten, waardoor deze [slachtoffer1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 08 januari 2011 te Rheden opzettelijk en wederrechtelijk een schutting van een woning aan de [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt door tegen die schutting te schoppen en/of te
trappen en/of te slaan en/of te duwen en/of door planken uit die schutting te trekken;
Parketnummer 05/720367-11
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2011 te Rheden [slachtoffer1] en/of Th.M. [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer1] en/of [slachtoffer3] (telefonisch) dreigend de woorden heeft toegevoegd :"ik kom nu naar jou toe en steek jou en je moeder kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2011 te Rheden opzettelijk en wederrechtelijk een gang en/of een brievenbus(borstel) van een woning aan de [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2] en/of [slachtoffer1] en/of Vivare, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt door vuurwerk via de brievenbus in de gang van die woning te gooien en vervolgens dat vuurwerk in die woning en/of in die brievenbus te laten ontploffen;
Parketnummer 05/721324-10
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2010 tot en met 3 november 2010 te Rheden (telkens)opzettelijk en wederrechtelijk de/een ruit van de voordeur van de woning op het adres De [adres] heeft ingeslagen, en aldus (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2010 te Rheden opzettelijk mishandelend [slachtoffer1]), in haar gezicht heeft geslagen en/of met zijn arm om haar keel achterover heeft getrokken , waardoor die [slachtoffer1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 23 november 2010 te Rheden, op de openbare weg, te weten de Oranjeweg en/of de Buurtweg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugzak/-tas met daarin een laptop van het merk Acer en/of een bos sleutels en/of een mobiele telefoon van het merk Samsung en/of een of twee portemonnee(s) en/of een Ipod, in elk geval enig goed of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen de grond heeft gewerkt en/of meermalen, althans eenmaal, heeft geschopt en/of getrapt.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 12 oktober 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
Ter terechtzitting zijn de zaken onder bovenstaande parketnummers. welke bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig werden gemaakt, gevoegd.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen, [slachtoffer1].
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partij.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Parketnummer 05/720035-11
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer1] (aangeefster) heeft op zaterdag 8 januari 2011 bij verdachte in de auto gezeten. Op enig moment heeft aangeefster de auto, terwijl deze nog reed, verlaten . Eén tas met boodschappen van aangeefster is toen in de auto achtergebleven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het feit wettig en overtuigend is bewezen. Uit de aangifte blijkt dat aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid is beroofd. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat aangeefster vrijwillig zou zijn ingestapt en weer uitgestapt. Deze verklaring is echter ongeloofwaardig. Vast staat dat aangeefster de auto verliet terwijl deze nog reed en voorts heeft een verbalisant geconstateerd dat aangeefster op haar rechterknie een flinke schaafwond had welke zij had opgelopen bij het verlaten van de auto. Een en ander strookt niet met het de stelling dat aangeefster rustig uit de auto zou zijn gestapt.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent aangeefster van haar vrijheid te hebben beroofd. De raadsman heeft bepleit dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft bij herhaling verklaard dat aangeefster vrijwillig bij hem in de auto is gestapt. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte temeer nu hij ten aanzien van andere tenlastegelegde feiten wel bekennend heeft verklaard. De raadsman is dan ook van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aangeefster verklaart dat verdachte op haar toe komt lopen en haar met zijn linkerarm om de nek grijpt en haar vervolgens mee trekt naar zijn auto en haar daarin gooit. De boodschappentassen die aangeefster bij zich heeft, gooit verdachte op haar schoot. Vervolgens rijdt verdachte hard weg en spuit aangeefster met pepperspray in het gezicht. Hierop is aangeefster uit de nog rijdende auto gesprongen waarbij zij een verwonding aan haar knie heeft opgelopen. De verklaring van aangeefster wordt gesteund door de opmerking van de verbalisant die schaafwonden op haar knie heeft geconstateerd. Verdachte geeft een andere weergave van de autorit, maar geeft wel aan dat hij aangeefster met pepperspray in het gezicht heeft gespoten, de boodschappen zijn achtergebleven en dat aangeefster uit een rijdende auto is gestapt. Deze verklaring komt dus grotendeels overeen met de aangifte en de rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan die aangifte.
Ten aanzien van feit 2:
Terzake van het tenlastegelegde is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
? Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2011;
? Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de regiopolitie Gelderland-Midden, unit Oost, met registratienummer PL0796 2011003716, gesloten op 19 januari 2011 opgemaakt door verbalisanten, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, onder meer inhoudende:
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], d.d. 8 januari 2011 pagina’s 17 en 18;
- Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 januari 2011, pagina’s 27 tot en met 30.
Ten aanzien van feit 3:
Terzake van het tenlastegelegde is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
? Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2011;
? Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de regiopolitie Gelderland-Midden, unit Oost, met registratienummer PL0796 2011003716, gesloten op 19 januari 2011 opgemaakt door verbalisanten, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, onder meer inhoudende:
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], d.d. 8 januari 2011 pagina 57;
- Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 januari 2011, pagina 3;
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 10 januari 2011, pagina’s 39 en 40.
Parketnummer 05/720367-11
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 1 januari 2011 telefonisch contact gehad met aangeefster.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft erkend dat hij die bewust dag telefonisch contact heeft gehad met aangeefster. Zowel aangeefster als haar moeder Th.M. [slachtoffer3] hebben de bedreiging gehoord nu aangeefster dit gesprek heeft gevoerd via de luidspreker. De officier van justitie acht de onkennende verklaring van verdachte dan ook niet geloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aangeefster verklaart dat zij op 1 januari 2011 ’s avonds telefonisch contact heeft gehad met verdachte, in welk telefoongesprek hij haar en haar moeder heeft bedreigd met de woorden “Ik kom nu naar jou toe en steek jou en je moeder kapot” De getuige T.M. [slachtoffer3], de moeder van aangeefster, verklaart deze woorden ook te hebben gehoord aangezien de telefoon op de luidspreker stond. De verklaring van verdachte acht de rechtbank niet geloofwaardig nu de verklaringen van aangeefster en [slachtoffer3] consistent zijn en overeenkomen.
Ten aanzien van feit 2:
Terzake van het tenlastegelegde is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
? Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2011;
? Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de regiopolitie Gelderland-Midden, unit IJsselwaarden, met registratienummer PL0780 2011031000, gesloten op 16 maart 2011, opgemaakt door verbalisanten, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, onder meer inhoudende:
- Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 januari 2011, pagina’s 19 en 20;
- Het proces-verbaal van verhoor van getuige T.M. [slachtoffer3] d.d. 1 januari 2011, pagina’s 30 en 31.
Parketnummer 05/721324-10
Ten aanzien van feit 1:
Terzake van het tenlastegelegde is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
? Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 oktober 2011;
? Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de regiopolitie Gelderland-Midden, unit Arnhem Noord, met registratienummer PL0780 2010132155, gesloten op 22 december 2010, opgemaakt door verbalisanten, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, onder meer inhoudende:
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer2], d.d. 3 november 2010, pagina’s 5 en 6.
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 25 november 2011, pagina 40.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 oktober 2010 is verdachte bij aangeefster aan de deur geweest.. Tijdens deze ontmoeting heeft verdachte op enig moment zijn arm bij aangeefster om haar nek gelegd en haar op de grond gelegd. Op 2 november 2011 is er door een arts geconstateerd dat [slachtoffer1] schrammen en een lichte hersenschudding had.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van aangeefster wordt op belangrijke punten ondersteund door de verklaring van haar broer M. [naam]. Er is geen enkele reden aan deze verklaringen te twijfelen. Verdachte heeft het slachtoffer achterover getrokken waardoor zij op haar achterhoofd is gevallen. Dit verklaart ook het letsel dat [slachtoffer1] heeft opgelopen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte met zijn linkerarm in haar gezicht heeft geslagen, met een arm haar om de keel heeft gepakt en haar achterover heeft getrokken waardoor zij op haar achterhoofd gevallen. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [slachtoffer2] en de medische verklaring. De getuige [slachtoffer1] heeft gehoord dat verdachte aan de deur stond en heeft hem aangegeven dat hij niet naar binnen mocht., Vervolgens hoorde de getuige dat er iemand op de grond viel waarna hij aangeefster hoorde schreeuwen en huilen. Uit de medische verklaring blijkt dat er bij aangeefster sprake is van een lichte hersenschudding.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 november 2010 te Rheden heeft verdachte aangeefster bij een bushalte te Rheden opgewacht. Hij is haar achternagelopen en heeft haar tas afgepakt. Hij wilde voorkomen dat zij wegging en heeft haar daarom geslagen, bij haar middel gepakt, op de grond gelegd en haar in haar zij geschopt met zijn voet. Verdachte heeft een mini laptop van het merk Acer, een Samsung telefoon en huissleutels van de aangeefster afgepakt tijdens deze worsteling. Op 25 november 2010 heeft verdachte vrijwillig afstand gedaan van de laptop van het merk Acer, de Samsung telefoon, een zwarte portemonnee en aan verbalisanten gegeven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van verdachte en van aangeefster komen bijna geheel overeen met uitzondering van de diefstal van de IPod. De officier van justitie is van mening dat verdachte ook de IPod heeft gestolen. Hij gaat uit van de verklaring van aangeefster en acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig op dit punt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit met uitzondering van de diefstal van de IPod. Verdachte heeft consistent verklaard dat hij de IPod niet heeft gestolen. Zijn verklaring is geloofwaardig. De raadsman heeft bepleit dat verdachte partieel moet worden vrijsproken van de diefstal van IPod.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft bekend aangeefster te hebben geslagen, geschopt en op de grond te hebben gelegd om zo de laptop in zijn bezit te krijgen. Eveneens heeft hij erkend de Samsung telefoon en de huissleutels bij de worsteling te hebben afgepakt van aangeefster. Verdachte heeft vrijwillig afstand gedaan van deze goederen.
Verdachte heeft echter ontkend dat hij de IPod heeft gestolen. De rechtbank is van oordeel dat de diefstal van de IPod niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu de aangifte niet wordt gesteund door andere bewijsmiddelen. Dit klemt temeer nu aangeefster in haar aangifte van 30 oktober 2010 ook al spreekt over diefstal van haar IPod op 26 oktober 2010. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Conclusies
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten onder parketnummers 05/720035-11, 05/720367-11 en 05/721324-10 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Onder parketnummer 05/720035-11
Feit 1:
hij op 08 januari 2011 te Rheden opzettelijk [slachtoffer1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, door opzettelijk voornoemde persoon wederrechtelijk beet te pakken en vervolgens in een auto te trekken en duwen en vervolgens met haar weg te rijden;
Feit 2:
hij op 08 januari 2011 te Rheden opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer1]/ex-vriendin van verdachte), met pepperspray, in haar gezicht te heeft gespoten, waardoor deze [slachtoffer1] pijn heeft ondervonden;
Feit 3:
hij op 08 januari 2011 te Rheden opzettelijk en wederrechtelijk een schutting van een woning aan de [adres] toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield door planken uit die schutting te trekken;
Onder parketnummer 05/720367-11
Feit 1:
hij op 01 januari 2011 te Rheden [slachtoffer1] en Th.M. [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer1] en [slachtoffer3] (telefonisch) dreigend de woorden heeft toegevoegd :"ik kom nu naar jou toe en steek jou en je moeder kapot";
Feit 2:
hij op 01 januari 2011 te Rheden opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbusborstel van een woning aan de [adres], toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield door vuurwerk via de brievenbus in de gang van die woning te gooien en vervolgens dat vuurwerk in die woning te laten ontploffen;
Onder parketnummer 05/721324-10
Feit 1:
hij in de periode van 29 oktober 2010 tot en met 3 november 2010 te Rheden opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van de woning op het adres De [adres] heeft ingeslagen, en aldus enig goed, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield;
Feit 2:
hij op 30 oktober 2010 te Rheden opzettelijk mishandelend [slachtoffer1], in haar gezicht heeft geslagen en/of met zijn arm om haar keel achterover heeft getrokken , waardoor die [slachtoffer1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 3:
hij op 23 november 2010 te Rheden, op de openbare weg, te weten de Oranjeweg en de Buurtweg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugzak/-tas met daarin een laptop van het merk Acer en een bos sleutels en een mobiele telefoon van het merk Samsung en een portemonnee toebehorende aan [slachtoffer1], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer1] heeft geslagen en tegen de grond heeft gewerkt en eenmaal, heeft geschopt.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 05/720035-11:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 05/720035-11 en feit 2 onder parketnummer 05/721324-10, telkens:
Mishandeling.
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 05/720367-11:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 05/720035-11, feit 2 onder parketnummer 05/720367-11 en feit 1 onder parketnummer 05/721324-10, telkens:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 05/721324-10:
Diefstal vergezeld of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte terzake van de ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren te vervangen door 120 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 5 jaren en met als bijzondere voorwaarden een klinisch behandeling voor de duur van 1 jaar, en voorts dat hij zich houdt aan de voorschriften van de reclassering en een contactverbod met aangeefster.
Het standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat een voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is gezien de mate van verwijtbaarheid. De raadsman heeft dan ook verzocht een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met een proeftijd van maximaal 3 jaren. Als bijzondere voorwaarde heeft de raadsman eveneens verzocht op te nemen dat verdachte voor 1 jaar klinisch behandeld wordt conform de voorwaarden genoemd in het reclasseringsrapport.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 23 september 2011;
• een voorlichtingsrapport opgemaakt door Reclassering Nederland, gedateerd 7 februari 2011, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage, opgemaakt door psychiater H.T.J. Boerboom, gedateerd 15 juni 2011, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage, opgemaakt door GZ-psycholoog B. Laurens, gedateerd 16 juni 2011, betreffende verdachte;
• een rapport opgemaakt door Reclassering Nederland, gedateerd 7 oktober 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting mede gelet op de navolgende door de officier van justitie - onder toezegging van afzonderlijke strafvervolging terzake te zullen afzien - ad informandum gevoegde zaak welke door verdachte is erkend, voorzien van het parketnummer 05/720035-11, te weten:
- 8 januari 2011, Rheden, Gemeente Rheden, voorhanden hebben van een wapen van categorie II onder 6°/busje CS-gas.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven die allemaal voortvloeien uit het verbreken van een relatie met slachtoffer. Hij heeft haar van haar vrijheid beroofd door haar gedurende een korte periode in zijn auto vast te houden en haar met pepperspray in haar ogen gespoten. Eveneens heeft hij het slachtoffer bedreigd en mishandeld. Hij heeft vuurwerk in haar woning gegooid en spullen van haar vernield. Bij de bedreiging en vernieling van de woning zijn ook de moeder en de broer van het slachtoffer betrokken geraakt.
Het behoeft geen betoog dat deze strafbare feiten het vertrouwen van slachtoffer ernstig hebben geschaad. Zij heeft continue angst gevoeld voor verdachte en het is hoogst aannemelijk dat zij hier, ook in de toekomst, hinder van zal ondervinden.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van de bovengenoemde pro justitia rapportages. Uit deze rapportages volgt dat verdachte ten tijde van de tenlastgelegde feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. Verdachte is een licht zwakzinnige man waarbij mogelijk sprake is van PPD-NOS. In zijn beslissingen speelt vanuit zijn lichte zwakzinnigheid zijn slechte inschatting van sociale situaties, gebrek aan empathie en het vaak niet begrijpen van verbale informatie. Voor het algeheel functioneren van verdachte, specifiek in relatie tot anderen, is de externe structuur van belang. De zorg door Zozijn ( instelling voor begeleid wonen) blijkt daarvoor niet voldoende. Een klinische begeleiding is aangewezen.
In het rapport van de reclassering van 7 oktober 2011 wordt geadviseerd aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met bijzondere voorwaarden. Sinds 3 maanden verblijft verdachte in het OBC Berkelland, (onderdeel van FPK Rekken). Hij kan daar starten met een behandeling, De behandelfase zal maximaal een jaar duren waarna een fasering volgt waarbij verdachte kan doorstromen naar een gesloten/besloten instelling het Mastler, onderdeel van Trajectum. Om verdachte uiteindelijk naar begeleid wonen te faseren is een langere periode nodig. Gezien de ernst van de problematiek is het nodig reclasseringstoezicht uit te oefenen gedurende een periode van minimaal drie jaar. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van de delicten, het recidivegevaar en de ernst van de strafbare feiten een voorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is. Een onvoorwaardelijk werkstraf acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet op z’n plaats nu uit de rapportages blijkt dat verdachte een klinische behandeling behoeft en een werkstraf deze behandeling zou kunnen doorkruisen. Met de raadsman is de rechtbank van mening dat de geëiste proeftijd geen 5 jaar hoeft te bedragen. Uit de rapportages volgt niet dat een dergelijk lange proeftijd is vereist. De rechtbank stelt de proeftijd vast op 3 jaar nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
6.a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering een tweetal opgaven gedaan van de inhoud van de vorderingen, strekkende tot vergoeding van de door haar geleden schade.
De benadeelde partij vordert ten aanzien van feit 2 en feit 3 onder parketnummer 05/721324-10 een bedrag van € 52,91 te vermeerderen met wettelijke rente en voorts ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 05/720035-11 een bedrag van € 13, - te vermeerderen met wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer1] in het geheel worden toegewezen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36 f Wetboek van Strafrecht tot deze bedragen bij gebreke van betaling en verhaal door twee keer 1 dag hechtenis
Voorts heeft de officier van justitie geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van € 200, - immateriële schadevergoeding. Aan dit verzoek ligt echter geen vordering van de benadeelde partij ten grondslag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu deze niet te koppelen zijn aan de ten laste gelegde strafbaar feiten.
De raadsman heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schadevergoeding niet kan worden toegewezen nu daaraan geen vordering van een benadeelde partij ten grondslag ligt.
De beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De vorderingen van [slachtoffer1] tot materiële schadevergoeding zijn onderbouwd met bewijsstukken en komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal die vorderingen dan ook geheel toewijzen.
Nu door het slachtoffer [slachtoffer1] geen vordering tot vergoeding van immateriële schade is ingediend ontbreekt elke grondslag aan de eis van de officier van justitie tot vergoeding van dergelijke schade.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 282, 285, 300, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
1. Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, voor zover en voor zolang dat door de Reclassering nodig wordt bevonden.
2. Veroordeelde dient zich klinisch voor de duur van maximaal twee jaar,
te laten behandelen, eerst in de Forensisch Psychiatrische Kliniek Rekken (OBS Berkelland) gevolgd door verblijf in de besloten/gesloten instelling Het Mastler
(onderdeel van Trajectum)
3. Veroordeelde wordt verboden contact te (laten) leggen met zijn ex-vriendin, het slachtoffer in deze zaak.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 52,91 (zegge tweeënvijftig euro en eenennegentig cent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 52,91 subsidiair 1 dag hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 52,91 (zegge tweeënvijftig euro en éénennegentig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 13, - (zegge dertien euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 13, - subsidiair 1 dag hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 13,- (zegge dertien euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
mrs. N.K. van den Dungen-Dijkstra (als voorzitter), M.A.E. Somsen en R.M. Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruessink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2011.