ECLI:NL:RBARN:2011:BT7464

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/703476-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht en pornografie door inconsistenties in verklaringen

In de zaak voor de Rechtbank Arnhem, uitgesproken op 13 oktober 2011, is een 55-jarige man uit Gendt vrijgesproken van de beschuldigingen van ontucht met minderjarigen en het tonen van pornografie aan personen onder de 16 jaar. De zaak kwam ter terechtzitting op 29 september 2011, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.R.M. Noppen. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden geëist, evenals schadevergoeding voor de benadeelde partijen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters, [slachtoffer1] en [slachtoffer2], grondig onderzocht. Er waren aanzienlijke inconsistenties en tegenstrijdigheden in hun verklaringen, zowel onderling als in hun eigen verklaringen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er aanwijzingen waren dat verdachte mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag had vertoond, de bewijsvoering niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De inconsistenties in de verklaringen, zoals de onduidelijkheid over de tijdstippen van de vermeende feiten, maakten het onmogelijk om met voldoende zekerheid vast te stellen wat er precies was gebeurd.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en overtuigende bewijsvoering in strafzaken, vooral in zaken die betrekking hebben op ernstige beschuldigingen zoals ontucht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/703476-10
Datum zitting : 29 september 2011
Datum uitspraak : 13 oktober 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum en plaats]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van de maand mei 2008 tot en met de maand juli
2008 te Gendt, gemeente Lingewaard,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer1], geboren op 25 december 1995,
en/of [slachtoffer2], geboren op 11 september 1996, hierin
bestaande dat verdachte in het bijzijn van voornoemde minderjarige(n) zijn,
verdachtes, geslachtsdeel heeft ontbloot en/of (vervolgens) een condoom om
zijn geslachtsdeel heeft aangebracht en/of zichzelf heeft afgetrokken en/of
(daarbij) (telkens) aan die voornoemde minderjarige(n) heeft gevraagd of zij
het condoom bij hem, verdachte, om wilde(n) doen en/of hem, verdachte, af
wilde(n) trekken;
2.
hij in of omstreeks de periode van de maand mei 2008 tot en met de maand juli
2008, te Gendt, gemeente Lingewaard,
een (aantal) afbeelding(en), waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor
personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft vertoont aan
[slachtoffer1] (geboren op 25 december 1995) en/of
[slachtoffer2] (geboren op 11 september 1996),
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was/waren
dan zestien jaar, immers heeft hij, verdachte, in het bijzijn van die
[slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] zijn, verdachtes, televisie op een pornokanaal
gezet en/of laten staan.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 29 september 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door Mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- mw. N.D. [naam] namens K. [slachtoffer1];
- mw.[naam] namens [slachtoffer2].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat de vorderingen van de benadeelde partijen tot een bedrag van € 400,- worden toegewezen en heeft gevorderd dat een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Verdachte ontkent de feiten te hebben gepleegd.
Op 3 september 2010 schrijft [slachtoffer1] haar moeder een brief waarin zij – zakelijk weergegeven - aangeeft dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met haar en [slachtoffer2]. De brief begint met de opmerking: “Mama, even iets om je te helpen”. De brief is aanleiding om op 20 september 2010 (bijna twee jaar na de pleegperiode) aangifte de doen van (onder meer) het plegen van ontuchtige handelingen door verdachte. In de aangifte geeft [slachtoffer1] aan dat zij de brief heeft geschreven nadat haar moeder ruzie had gehad met verdachte. Op 23 september 2010 heeft ook [slachtoffer2] aangifte gedaan tegen verdachte. In een nader verhoor heeft [slachtoffer2] verklaard dat zij van [slachtoffer1] hoorde dat [slachtoffer1] het laatst tegen haar moeder had verteld omdat verdachte ervoor had gezorgd dat haar moeder in de gevangenis zou komen.
De beide aangeefsters hebben meerdere verklaringen afgelegd. Er bestaan met betrekking tot het tenlastegelegde op bepaalde punten inconsistenties in de eigen verklaringen van aangeefsters. Voorts bestaan er discrepanties tussen de verklaringen van aangeefsters onderling. Een aantal van de meest opvallende punten wordt door de rechtbank in het onderstaande genoemd.
[slachtoffer1] heeft in voornoemde brief aan haar moeder geschreven dat, toen zij en [slachtoffer2] bij verdachte gingen slapen, seks mochten kijken. Zij zagen toen een man zich trekken en zeiden daarop dat zij dat wel eens in het echt wilden zien. In een informatief gesprek met de politie heeft [slachtoffer1] verklaard dat dat laatste niet klopte en dat zij dit had geschreven om [verdachte] minder de schuld te geven. In de aangifte geeft zij aan dat zij volgens haar toch wel zoiets heeft gezegd.
Ook staat in voornoemde brief dat [slachtoffer2] bij verdachte het condoom om heeft gedaan. In de latere verklaringen van zowel [slachtoffer1] als [slachtoffer2] wordt dit ontkend.
[slachtoffer1] heeft bij de politie verklaard dat zij naar de wc ging omdat ze het niet meer leuk vond en weg wilde, terwijl [slachtoffer2] heeft verklaard dat [slachtoffer1] naar de wc ging omdat ze erg bang was. [slachtoffer2] heeft hierover voorts verklaard dat [slachtoffer1] wel vijf minuten op de wc is geweest terwijl zij later heeft verklaard dat [slachtoffer1] binnen tien seconden terug was.
Voorts heeft [slachtoffer2] pas bij de rechter-commissaris verklaard dat ze tegen verdachte had gezegd dat hij hen eigenlijk had gedwongen, iets dat [slachtoffer1] al bij de politie twee keer had verklaard.
Verder hebben aangeefsters wisselend verklaard over de periode waarin het tenlastegelegde zou hebben plaatsgevonden. [slachtoffer1] heeft zowel in haar brief als in het informatieve gesprek en het eerste politieverhoor zeer stellig verklaard dat het na haar verjaardagsfuif in januari 2008 is geweest. Alleen in het tweede verhoor heeft zij verklaard dat één en ander had plaatsgevonden in mei of juni 2008, na een afscheidsfuif van haar schoolklas, nadat zij door de verbalisanten was geconfronteerd met hetgeen verdachte had verklaard over de vraag wanneer bij hem een fuif was gevierd. [slachtoffer2] heeft verklaard dat het tenlastegelegde plaatsvond rond de verjaardag van [slachtoffer1] in januari 2008 . Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard niet meer te weten wanneer het is gebeurd.
De rechtbank sluit niet uit dat verdachte op enigerlei wijze seksueel grensoverschrijdend heeft gehandeld in aanwezigheid van [slachtoffer1] en [slachtoffer2]. Echter, gelet met name op voornoemde inconsistenties en tegenstrijdigheden in de verklaringen van beide meisjes is naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende zekerheid vast te stellen of en welke ontuchtige handelingen precies hebben plaatsgevonden en met name niet wanneer die handelingen zouden hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde kan komen en dat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
De vorderingen van de benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard nu verdachte wordt vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij K. [slachtoffer1]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. W.A. Holland, als voorzitter,
mr. J.M. Hamaker, rechter,
mr. M.G.J. Post, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2011.