ECLI:NL:RBARN:2011:BT2615

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
209794
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringszaak inzake ongevalschade en blijvende invaliditeit

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Arnhem, stond de vordering van eiser centraal, die een schadevergoeding eiste van RVS Schadeverzekering N.V. naar aanleiding van een ongeval op 15 februari 2009. Eiser had letsel opgelopen aan zijn linkeroog door een vuistslag die resulteerde in glas in zijn oog, veroorzaakt door een ruit die van buitenaf werd ingeslagen. Eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht dat er sprake was van een verzekerd evenement onder de verzekeringsovereenkomst en dat RVS gehouden was om dekking te verlenen en uitkering te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat RVS niet kon worden veroordeeld om de mate van blijvende invaliditeit vast te stellen, omdat eiser niet had aangegeven wanneer hij RVS van het ongeval op de hoogte had gesteld. Aangezien er op het moment van dagvaarding nog geen twee jaar waren verstreken sinds het ongeval, was RVS niet verplicht om tot vaststelling van de invaliditeit over te gaan. De rechtbank concludeerde dat zolang RVS de invaliditeit niet had vastgesteld, er ook geen recht kon worden verklaard op een verzekerd evenement. De vorderingen van eiser werden dan ook afgewezen. De rechtbank oordeelde verder dat RVS geen beroep kon doen op de uitsluitingsgrond van de polisvoorwaarden, omdat er onvoldoende bewijs was dat het ongeval het gevolg was van een vechtpartij waarbij eiser betrokken was. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 209794 / HA ZA 10-2561
Vonnis van 7 september 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.H. Stam te Zutphen,
tegen
de naamloze vennootschap
RVS SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
advocaat mr. M. van Hutten te ‘s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser] en RVS genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 april 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 11 juli 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Per 1 mei 2008 hebben [eiser] en RVS een verzekeringsovereenkomst gesloten, waarop de Voorwaarden Ongevallenverzekering, hierna: de polisvoorwaarden, van toepassing zijn. Deze polisvoorwaarden luiden, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 1 nadere begripsomschrijvingen
[…]
invaliditeit
blijvend geheel of gedeeltelijke (functie)verlies van enig deel of orgaan van het lichaam van de verzekerde, waarbij geen rekening wordt gehouden met enig beroep of arbeidsongeschiktheid
[…]
ongeval
- een onverwacht, onvrijwillig en in één ogenblik van buitenaf inwerkend geweld op het lichaam van de verzekerde
[…]
[…]
artikel 3 omvang uitkering bij blijvende invaliditeit door een ongeval
Het gehele of een deel van het ten tijde van het ongeval voor blijvende invaliditeit verzekerde bedrag indien de verzekerde respectievelijk geheel of gedeeltelijk blijvend invalide wordt door een medisch objectiveerbare anatomische afwijking, die rechtstreeks en uitsluitend door een ongeval is ontstaan, mits het ongeval zich heeft voorgedaan tijdens de geldigheidsduur van de verzekering.
[…]
Artikel 6 uitsluitingen
6.1 RVS is niet tot uitkering verplicht ter zake van een ongeval
[…]
f ten gevolge van vechtpartijen waarbij de verzekerde betrokken is
[…]
Artikel 8 schaderegeling bij blijvende invaliditeit
8.1 vaststelling invaliditeit
8.1.1 Vastgesteld wordt de totale invaliditeit, voortvloeiend uit het door het ongeval opgelopen letsel, afhankelijk van het lichaamsdeel of orgaan dat direct door het bij het ongeval opgelopen letsel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan of onbruikbaar is geworden.
8.1.2 RVS stelt de invaliditeit vast in Nederland, nadat de toestand van de verzekerde redelijkerwijs niet zal verbeteren, verslechteren of de dood ten gevolge zal hebben. De vaststelling geschiedt in ieder geval binnen twee jaar nadat RVS van het ongeval in kennis is gesteld, tenzij tussen de verzekerde en RVS anders wordt overeen gekomen. Deze vaststelling is binden en geldt als vaststellingsovereenkomst. […]
8.1.3 Bij de vaststelling van de invaliditeit wordt gebruik gemaakt van de laatste uitgave van de American Medical Association Guides (AMA Guides), aangevuld met de richtlijnen van Nederlandse Specialistenverenigingen.
[…]
8.1.5 RVS stelt de invaliditeit vast na het advies van haar geneeskundig adviseur gehoord te hebben.
De geneeskundig adviseur van RVS is bevoegd om de verzekerde te laten onderzoeken door een medisch deskundige. Deze keurend arts zal de keuring naar eer en geweten verrichten. […]
8.2 vaststelling van de uitkering
Uitgekeerd wordt het percentage van het verzekerd bedrag dat gelijk is aan de mate van blijvende invaliditeit, die het letsel voor het lichaam als geheel oplevert.
[…]
Artikel 10 schaderegeling bij extra uitkering
10.1 Het verzekerd bedrag als ‘extra uitkering’ wordt uitgekeerd zodra er sprake is van een ziekenhuisopnamedirect volgend (binnen 3 x 24 uur) op een aantoonbaar ongeval. Bezoek aan de afdeling spoedeisende hulp van een ziekenhuis wordt niet als een ziekenhuisopname beschouwd.
[…]
Artikel 11 recht op uitkering
11.1 Het recht op uitkering ontstaat
a bij blijvende invaliditeit door een ongeval op het moment dat de invaliditeit is vastgesteld
b […] bij extra uitkering als gevolg van een ongeval na ontvangst door RVS van alle voor de
schaderegeling noodzakelijke stukken en/of aanvullende gegevens.
2.2. Op 15 februari 2009 was [eiser] aanwezig in café [X] te [woonplaats]. Op het moment dat [eiser] voor de buitendeur stond, werd de ruit van die buitendeur van buitenaf ingeslagen door [betrokkene] (hierna: [betrokkene]), als gevolg waarvan [eiser] glas in zijn linkeroog heeft gekregen. Hierop is [eiser] met een ambulance vervoerd naar het ziekenhuis in [woonplaats] en vervolgens verwezen naar het Deventer ziekenhuis, alwaar hij diezelfde dag een oogoperatie heeft ondergaan. [eiser] is nog geruime tijd daarna onder behandeling/controle gebleven, aanvankelijk bij het Universitair Medisch Centrum St Radboud te Nijmegen en nadien (weer) bij het Deventer Ziekenhuis.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat –, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
a) te verklaren voor recht dat sprake is van een onder de verzekeringsovereenkomst verzekerd evenement en dat RVS gehouden is ter zake daarvan dekking te verlenen en uitkering te verstrekken;
b) RVS te veroordelen tot betaling van een uitkering conform het in artikel 8, 10 en 11 der polis bepaalde, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 november 2010 alsmede het bedrag aan buitengerechtelijke kosten ad € 2.833,43 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding;
c) RVS te gelasten om de mate van invaliditeit bij (naar de rechtbank begrijpt) [eiser] vast te stellen conform het in artikel 8 der polis bepaalde door inschakeling van een deskundige;
Voorts vordert [eiser] RVS te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. RVS voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Blijvende invaliditeit door een ongeval
4.1. Vooropgesteld wordt dat uit artikel 11.1 van de polisvoorwaarden volgt dat slechts sprake is van een verzekerd evenement ingeval van ‘blijvende invaliditeit door een ongeval’. Niet in geschil is dat [eiser] op 15 februari 2009 letsel heeft opgelopen aan zijn linkeroog, hetgeen ook blijkt uit de door hem overgelegde medische bescheiden, en dat dit letsel het gevolg is van een ongeval als bedoeld in artikel 1 van de polisvoorwaarden, te weten de vuistslag door de ruit van de buitendeur. RVS betwist evenwel allereerst dat sprake is van blijvende invaliditeit, oftewel van blijvend (gedeeltelijk) functieverlies van het linkeroog (eveneens artikel 1 van de polisvoorwaarden).
4.2. Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat op grond van artikel 8 van de polisvoorwaarden het aan RVS is om – na advies van haar geneeskundig adviseur (artikel 8.1.5) – vast te stellen of al dan niet sprake is van blijvend (gedeeltelijk) functieverlies van het linkeroog van [eiser] (artikel 8.1.2) en, zo ja, welke mate van blijvende invaliditeit dit (gedeeltelijk) functieverlies voor zijn lichaam als geheel oplevert (artikel 8.2). Op grond van de polisvoorwaarden dient RVS eerst tot deze vaststelling over te gaan binnen twee jaar na het moment dat zij van het ongeval in kennis is gesteld, nu [eiser] niet heeft gesteld dat de toestand van zijn linkeroog eerder al redelijkerwijs niet meer zou wijzigen. [eiser] heeft echter evenmin gesteld wanneer hij RVS van het ongeval in kennis heeft gesteld, zodat onduidelijk is of RVS inmiddels tot vaststelling gehouden is. Op het moment van dagvaarden was daarvan in ieder geval nog geen sprake, omdat op dat moment nog geen twee jaren waren verstreken vanaf de datum van het ongeval. Dit brengt mee dat [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om de vordering onder c) te kunnen toewijzen. Zolang RVS nog niet tot vaststelling van invaliditeit is overgegaan, kan evenmin voor recht worden verklaard dat sprake is van een verzekerd evenement, zodat de vorderingen onder a) en b) eveneens dienen te worden afgewezen.
Ongeval ten gevolge van een vechtpartij waarbij verzekerde betrokken is
4.3. Ter comparitie is gebleken dat partijen in dit verband belang hebben bij beoordeling van de vraag of RVS een beroep toekomt op de uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 6.1, aanhef en onder f, van de polisvoorwaarden, oftewel of het ongeval een gevolg was van een vechtpartij waarbij [eiser] betrokken was. Indien deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, is RVS om die reden niet meer gehouden tot vaststelling van invaliditeit over te gaan.
4.4. In dat verband wordt vooropgesteld dat vast staat dat tussen [eiser] en [betrokkene] voorafgaande aan het ongeval twee keer een handgemeen heeft plaatsgevonden waarbij over en weer werd geslagen. Uit het als productie 1 bij dagvaarding overgelegde proces-verbaal van bevindingen van de politieregio Noord-Oost Gelderland van 15 februari 2009 blijkt dat in dat verband om 01:18 uur een melding bij de politieregio is binnengekomen. Niet in geschil is dat deze melding zag op het eerste handgemeen, dat plaatsvond vóór de ingang van het café nadat [eiser] en [betrokkene] samen het café hadden verlaten. Het tweede handgemeen vond enige tijd later plaats toen [eiser] het café opnieuw verliet en [betrokkene] buiten tegenkwam. De tweede melding die bij de politieregio binnenkwam zag op onderhavig ongeval en werd gedaan om 01:47 uur. Tijdens het ongeval bevond [eiser] zich (wederom) in het café en [betrokkene] nog steeds daarbuiten.
4.5. Tussen partijen lijkt niet in geschil dat een handgemeen waarbij over en weer wordt geslagen, kwalificeert als vechtpartij in de zin van de polisvoorwaarden. Anders dan RVS stelt, maakt het enkele feit dat voorafgaande aan het ongeval twee keer sprake is geweest van een vechtpartij tussen [eiser] en [betrokkene] echter nog niet dat het ongeval, daar onderdeel vanuit maakte. Die vechtpartijen waren immers geëindigd, hetgeen reeds blijkt uit het feit dat [eiser] binnen was en [betrokkene] buiten. Beiden hebben zich na het tweede handgemeen gedistantieerd. Dat laat evenwel onverlet de mogelijkheid van hervatting van die vechtpartij, gelet ook op het korte tijdsbestek waarin een en ander zich heeft afgespeeld. Daarvoor zijn in de getuigenverklaringen die ten overstaan van de politie zijn afgelegd evenwel onvoldoende aanknopingspunten aanwezig. Zelfs indien wordt uitgegaan van de getuigenverklaringen waarin melding wordt gemaakt dat [eiser] [betrokkene] voorafgaand aan het ongeval heeft uitgedaagd, maakt dat nog niet dat [eiser] de vechtpartij weer heeft willen hervatten. Geen van deze getuigen heeft immers verklaard dat hij aanstalten maakte om op dat moment het café te verlaten. Nu RVS niet heeft gesteld dat [eiser] in reactie op zijn provocerende gedrag had moeten verwachten dat [betrokkene] door de ruit zou slaan, is dit gedrag – als dat al zou komen vast te staan – onvoldoende om te kunnen concluderen dat de vechtpartij was hervat, zodat sprake was van een eenzijdige actie van de zijde van [betrokkene] en niet van een vechtpartij waarbij [eiser] betrokken was. Aan bewijs wordt dan niet meer toegekomen.
4.6. Het voorgaande brengt mee dat RVS geen beroep toekomt op de uitsluitingsgrond van artikel 6.1, aanhef en onder f, van de polisvoorwaarden.
4.7. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op
7 september 2011.