ECLI:NL:RBARN:2011:BT2455

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900176-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van acht verdachten voor gewelddadige overval op oudere vrouw

Op 21 september 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak tegen acht verdachten, die betrokken waren bij een gewelddadige overval op een 60-jarige vrouw in Nijkerk op 10 februari 2011. De rechtbank heeft de hoofdverdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 3 tot 4 jaar, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer ernstig werd mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval goed was voorbereid, waarbij de verdachten zich voordeden als medewerkers van TNT Post om toegang tot de woning te krijgen. Na binnenkomst werd het slachtoffer met geweld bedreigd en mishandeld, en werd er een aanzienlijk geldbedrag en andere waardevolle goederen gestolen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, A.D. [slachtoffer1], voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachten verplicht om een schadevergoedingsmaatregel te betalen aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de gevolgen daarvan voor slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/900176-11
Datum zitting : 7 september 2011
Datum uitspraak : 21 september 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsvrouw : mr. C. Maat, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 februari 2011 te Nijkerk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de
[adres] heeft/hebben weggenomen:
een geldbedrag (tussen 20.000 en 25.000 euro) en/of een sleutelbos en/of een
blikje/bakje met (munt)geld, en/of een laptop en/of één of meer siera(a)d(en)
en/of
twee, althans één, horloge(s), en/of geld (in vreemde valuta) in elk geval
enig goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan mevrouw A.D. [slachtoffer1] en/of de heer G. [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde mevrouw [slachtoffer1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
(op of aan de openbare weg en/of zichtbaar vanaf de openbare weg)
- bij genoemde woning heeft/hebben aangebeld en/of, waarbij hij, verdachte,
en/of één of meer van zijn, verdachtes, mededader(s), gekleed in kleding van
TNT Post, en aldus in een vals kostuum, zich heeft/hebben voorgedaan als
medewerker(s) van TNT Post en/of (daarbij) voornoemde mevrouw [slachtoffer1]
heeft/hebben gezegd/voorgehouden dat hij/zij een pakketje voor haar had(den)
en/of dat voornoemde mevrouw [slachtoffer1] voor de ontvangst van dat pakketje moest
tekenen,
- nadat voornoemde mevrouw [slachtoffer1] de voordeur had open gedaan, voornoemde
mevrouw [slachtoffer1] (met kracht) de woning in heeft/hebben geduwd, tengevolge
waarvan voornoemde mevrouw [slachtoffer1] op de grond is gevallen, en/of
- terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (een) bivakmuts(en) en/of
handschoenen droegen en/of een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen
gelijkend voorwerp vast hield(en), die woning is/zijn binnen gedrongen en/of
voornoemde [slachtoffer1] heeft/hebben vastgegrepen en/of vastgehouden en/of
meermalen, althans éénmaal, (met kracht) in en/of tegen en/of op het gezicht
en/of tegen en/of op het lichaam heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) een
(stoffen) prop in de mond heeft/hebben geduwd en/of over de grond door de
woning
heeft/hebben gesleurd en/of tegen het/de o(o)r(en) heeft/hebben
gedrukt/geduwd en/of de armen (op haar rug) heeft/hebben vastgebonden en/of de
benen heeft/hebben vastgebonden en/of nadat zij zei dat haar man het geld naar
de
bank had gebracht en er geen geld in huis was, tegen voornoemde [slachtoffer1]
heeft/hebben gezegd dat ze haar niet geloofden en/of (daarbij) met een pook,
althans een langwerpig voorwerp, en/of een wapen, meermalen, althans
éénmaal, op de rug heeft/hebben geslagen en/of in de rug heeft/hebben
geprikt, (tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer1] vertelde waar het geld lag);
art 312 lid 2 ahf/onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf onder 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf onder 3 Wetboek van Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 7 september 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C. Maat, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: A.D. [slachtoffer1]
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Nu verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en zijn raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
• De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 07 september 2011;
• Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2011, p. 61-65;
• Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 17 februari 2011, p. 71;
• Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2011, p. 87-88;
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2011 te Nijkerk,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] heeft/hebben weggenomen:
een geldbedrag (tussen 20.000 en 25.000 euro) en een sleutelbos en een
blikje/bakje met (munt)geld, en een laptop en sieraden en twee, horloges en geld (in vreemde valuta) toebehorende aan mevrouw A.D. [slachtoffer1] en/of de heer G. [slachtoffer2],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde mevrouw [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
(aan de openbare weg en zichtbaar vanaf de openbare weg)
- bij genoemde woning heeft/hebben aangebeld en, waarbij één van zijn, verdachtes, mededaders gekleed in kleding van TNT Post, en aldus in een vals kostuum, zich heeft voorgedaan als medewerker van TNT Post en (daarbij) voornoemde mevrouw [slachtoffer1]
heeft gezegd/voorgehouden dat hij een pakketje voor haar had en dat voornoemde mevrouw [slachtoffer1] voor de ontvangst van dat pakketje moest tekenen,
- nadat voornoemde mevrouw [slachtoffer1] de voordeur had open gedaan, voornoemde
mevrouw [slachtoffer1] (met kracht) de woning in heeft/hebben geduwd, tengevolge
waarvan voornoemde mevrouw [slachtoffer1] op de grond is gevallen, en
- terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (een) bivakmuts en/of
handschoenen droegen en/of een (vuur)wapen, vast hield(en), die woning is/zijn binnen gedrongen en/of voornoemde [slachtoffer1] heeft/hebben vastgegrepen en vastgehouden en meermalen, (met kracht) in en/of tegen en/of op het gezicht en tegen en/of op het lichaam heeft/hebben geslagen en over de grond door de woning heeft/hebben gesleurd en tegen het oor heeft/hebben gedrukt/geduwd en de armen (op haar rug) heeft/hebben vastgebonden en de benen heeft/hebben vastgebonden en nadat zij zei dat haar man het geld naar de bank had gebracht en er geen geld in huis was, tegen voornoemde [slachtoffer1] heeft/hebben gezegd dat ze haar niet geloofden en/of (daarbij) met een pook, meermalen, in de rug heeft/hebben
geprikt, (tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer1] vertelde waar het geld lag);
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
‘diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum’
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren en 9 (negen) maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen geldbedragen teruggegeven zullen worden aan de rechthebbende, te weten mevrouw A.D. [slachtoffer1].
Het standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat zij de eis van de officier van justitie veel te hoog vindt, met name wanneer deze wordt vergeleken met opgelegde straffen in vergelijkbare zaken. De verdediging heeft de rechtbank gevraagd hier rekening mee te houden en voorts rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij zij heeft gewezen op het feit dat verdachte first offender is en op het feit dat zij de kans op herhaling niet groot acht. Verdachte heeft een goede band met zijn ouders.
Daarnaast heeft de verdediging de rechtbank gevraagd om begrip te tonen voor het feit dat verdachte niet van het begin af aan mee heeft gewerkt. De aanhouding van verdachte ging erg ruw en hij werd niet netjes behandeld.
Ten aanzien van het beslag heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 11 mei 2011; en
• een voorlichtingsrapport van Jeugdzorg & Reclassering, gedateerd 17 mei 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een brute overval op een oudere dame.
Een van de verdachten had van zijn vriendin, tevens het nichtje van het slachtoffer, gehoord dat in de woning van haar tante veel geld aanwezig zou zijn. Hij heeft daarop een andere verdachte benaderd en hem gevraagd of hij een overval wilde plegen of mensen wist die dit wilden doen. Deze verdachte gaf aan dat hij dit zelf niet wilde, maar benaderde zijn neef, die het wel zag zitten en onder andere verdachte meevroeg.
Met twee auto’s vertrokken de verdachten naar het huis waar op dat moment slachtoffer aanwezig was. Een van hen trok een TNT-pak aan en belde op het betreffende adres aan. Nadat het slachtoffer de deur voor de ‘TNT-man’ opende, stormden de verdachten naar binnen.
Het slachtoffer werd met een vuurwapen in haar gezicht geslagen en viel op de grond. Binnen werd het slachtoffer naar een andere plek gesleept en werden haar armen en voeten vastgebonden. Terwijl een aantal van de verdachten op zoek ging naar geld, bleef er telkens iemand bij het slachtoffer, dat werd geslagen en met een pook in haar rug werd geprikt.
Nadat de verdachten op aanwijzen van het slachtoffer geld en goederen hadden gevonden, verlieten ze hiermee het huis, het slachtoffer gewond en vastgebonden achterlatend.
Hoewel verdachte, net als bijna alle andere verdachten, heeft verklaard dat hij niet degene was die geweld heeft gebruikt, blijkt uit de verwondingen van het slachtoffer dat zij wel degelijk is mishandeld en heeft geen van de verdachten voorkomen dat het gebeurde, noch hebben zij zich van dit geweld gedistantieerd. Bij het verdelen van het buit gemaakte geld, hebben zij immers allemaal hun aandeel aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een zeer ernstig feit dat bij het slachtoffer ernstige verwondingen heeft nagelaten. Niet alleen fysiek, maar ook psychisch ondervindt zij hiervan nog steeds de gevolgen. Het slachtoffer heeft doodsangsten uitgestaan. Vier maanden na de overval durft zij nog steeds niet alleen te zijn in het donker en heeft zij schrikreacties als de bel gaat. De rechtbank houdt verdachte daarvoor verantwoordelijk.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd en heeft zij in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
De rechtbank komt daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit een gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigt. Nu verdachte echter nog niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld, zal de rechtbank hem een kans geven door een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat mocht inhouden het deelnemen aan de gedragsinterventie Leefstijltraining (kort).
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De benadeelde partij A.D. [slachtoffer1] vordert een bedrag van
€ 8541,09, te vermeerderen met wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij A.D. [slachtoffer1] tot een bedrag van € 8.541.09 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 77 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is de materiële schade van het slachtoffer te betalen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft hij aangegeven dat hij hier niets aan kan doen. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht voldoende bewezen dat A.D. [slachtoffer1] door hetgeen haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 2.250,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer.
Noch daargelaten de vraag of de immateriële schade alleen is gebaseerd op het geweld dat mevrouw is aangedaan, is de rechtbank zoals hierboven reeds is overwogen, van oordeel dat alle bij de overval betrokken verdachten verantwoordelijk zijn voor het toegepaste geweld. Daarmee zijn zij dan ook allemaal verantwoordelijk voor de hieruit ontstane schade. De rechtbank verwerpt hiermee het verweer van verdachte dat hij niet aansprakelijk zou zijn voor de immateriële schade.
De rechtbank zal de civiele vordering van A.D. [slachtoffer1] tot een bedrag van € 1.179,89 aan materiële schade toewij¬zen, bestaande uit:
• € 136,34 verplicht eigen risico Menzis;
• € 365,00 behandelkosten psycholoog;
• € 37,24 medicijnkosten;
• € 221,80 vervanging sloten huis;
• € 65,00 afstandsbediening alarm;
• € 214,56 autosleutel fiat;
• € 39,95 Horloge, merk Oozoo; en
• € 100,00 kost en inwoning schoonzus.
De kosten van het horloge Breitling en het weggenomen, maar niet door de verzekering vergoede geld, zal de rechtbank afwijzen, nu die goederen in de zaken van medeverdachten zullen worden teruggegeven aan de benadeelde partij en de benadeelde deze schade dus niet meer heeft.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 24c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 1 (één) jaar niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
? Veroordeelde moet zich uiterlijk binnen drie werkdagen volgend op zijn invrijheidsstelling melden bij de balie van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, Weesperzijde 70 te 1091 EH te Amsterdam (telefoonnummer 020-5623700) en zich na de eerste afspraak blijft melden op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent als en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
? Veroordeelde moet deelnemen aan de volgende gedragsinterventie: Leefstijltraining (kort);
? Veroordeelde dient zich voorts gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de hiermee verband houdende aanwijzingen van de reclassering, voor zover en voor zolang dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast teruggave aan de rechthebbende, te weten mevrouw A.D. [slachtoffer1] van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen, te weten:
• Een geldbedrag ter hoogte van € 5.082,00.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij A.D. [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover een van zijn medeverdachten betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover A.D. [slachtoffer1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan A.D. [slachtoffer1], te betalen € 3.429,89 (zegge drieduizend en vierhonderd negenentwintig euro en negenentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 10 februari 2011.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Wijst de vordering van de benadeelde voor het overige af.
Maatregel van schadevergoeding ad € 3.429,89, subsidiair 44 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer A.D. [slachtoffer1], te betalen € 3.429,89, (zegge drieduizend vierhonderd en negenentwintig euro en negenentachtig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 44 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde of een van zijn medeverdachten heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer A.D. [slachtoffer1], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. H.G. Eskes, als voorzitter, H.P.M. Kester-Bik en M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 september 2011.