ECLI:NL:RBARN:2011:BS7499

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
209063
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot terugbetaling van kasopname door minderjarige bij ABN Amro

In deze zaak vorderde eiseres, een minderjarige, betaling van een bedrag van € 12.940,-- dat door haar vader was opgenomen van haar bankrekening bij ABN Amro. De opname vond plaats op 27 november 2006, terwijl eiseres op dat moment nog minderjarig was. Eiseres heeft ABN Amro vanaf 11 augustus 2010 diverse malen gesommeerd om het bedrag aan haar te betalen, maar de bank weigerde dit. De rechtbank oordeelde dat de opname door de vader als goedgekeurd moest worden beschouwd op basis van de algemene voorwaarden van ABN Amro, die bepalen dat als de cliënt de inhoud van bankafschriften niet binnen twaalf maanden betwist, deze als goedgekeurd geldt. De rechtbank concludeerde dat eiseres, of haar wettelijk vertegenwoordiger, stilzwijgend de algemene voorwaarden had aanvaard door gebruik te maken van de bankrekening en niet tijdig had gereageerd op de opname. Hierdoor werd de vordering van eiseres afgewezen. De rechtbank veroordeelde eiseres in de proceskosten van ABN Amro, die op € 2.069,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door mr. G.J. Meijer op 31 augustus 2011.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 209063 / HA ZA 10-2454
Vonnis van 31 augustus 2011 in de hoofdzaak
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. B.F.M. Bos te Nijmegen,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Achterberg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ABN Amro genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 maart 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 22 juli 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is geboren op 21 oktober 1991. Op enig moment hebben haar ouders op haar naam een bankrekening geopend bij ABN Amro. Dit betrof een Florijnenvlootrekening. Vanwege het bereiken van de vijftienjarige leeftijd van [eiseres] werd de Florijnenvlootrekening op 13 november 2006 automatisch opgeheven en werd het spaarsaldo overgeboekt naar een nieuwe Groeigemak spaarrekening onder rekeningnummer 40.02.00.589 (hierna: de bankrekening).
2.2. Op 3 december 1997 is de echtscheiding van de ouders van [eiseres] (hierna afzonderlijk te noemen: de vader en de moeder) ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3. Vanaf de echtscheiding is alleen de moeder belast met het ouderlijk gezag over [eiseres]. De moeder is ook gemachtigd tot de bankrekening.
2.4. Bij de stukken bevindt zich een uitdraai uit het computersysteem van ABN Amro getiteld: raadplegen procuratiehouder, dat betrekking heeft op de bankrekening. Op de uitdraai staat dat de laatste mutatie dateert van 5 oktober 2006. Hierop staat, voor zover relevant:
Nr PrNr Procuratiehouder Geslacht Geb.datum Functie Status
1 1 [betrokkene1] V 21-10-1991 R G
2 2 [betrokkene2] M 07-04-1963 G A
3 3 [betrokkene3] V 25-06-1961 W A
[betrokkene2] is de vader, [betrokkene3] is de moeder. In de kolom functie staat R voor rekeninghouder, G voor gemachtigde en W voor wettelijk vertegenwoordiger. In de kolom status staat G voor geblokkeerd en A voor actief.
2.5. Bij de stukken bevindt zich een tweede uitdraai uit het computersysteem van ABN Amro, eveneens getiteld: Raadplegen procuratiehouder, dat betrekking heeft op de bankrekening. Op deze uitdraai staan de gegevens van de vader en staat als laatste mutatiedatum naast 5 oktober 2006 ook 12 oktober 2006 vermeld.
2.6. Uit een door ABN Amro overgelegd en door de moeder ondertekend stuk blijkt dat de moeder een adreswijziging voor [eiseres] heeft doorgegeven aan ABN Amro met als ingangsdatum 5 oktober 2006.
2.7. Op 27 november 2006 heeft de vader per kas het saldo van de bankrekening ad
€ 12.940,-- opgenomen bij het kantoor van ABN Amro aan de Zwanenveld te Nijmegen. Op dat moment was [eiseres] nog minderjarig.
2.8. Deze kasopname staat vermeld op een bankafschrift betreffende de rekening gedateerd 27 november 2006. Dit bankafschrift is verstuurd naar het nieuwe adres van [eiseres].
2.9. Het opgenomen bedrag is niet ten goede gekomen van [eiseres].
2.10. [eiseres] heeft vanaf 11 augustus 2010 ABN Amro diverse malen gesommeerd het bedrag ad € 12.940,-- aan haar te betalen.
2.11. ABN Amro heeft schriftelijk gereageerd op de sommaties bij brief van
27 september 2010. Zij weigert het bedrag aan [eiseres] te betalen.
2.12. ABN Amro heeft in vrijwaring de vader gedagvaard (zaak-/rolnummer: 213300 / HA ZA 11-339). De vrijwaringszaak is verwezen naar de parkeerrol.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat - veroordeling van ABN Amro tot betaling van
€ 12.940,--, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. ABN Amro voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Rechtsverwerking
4.1. Het meest verstrekkende verweer van ABN Amro is dat [eiseres] haar recht heeft verwerkt met betrekking tot de ingestelde vordering.
4.2. Uitgangspunt dient te zijn dat van rechtsverwerking slechts sprake kan zijn, indien de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht (Hoge Raad 7 juni 1991, NJ 1991, 708). Voor het aannemen van rechtsverwerking is enkel tijdsverloop of enkel stilzitten onvoldoende (HR 26 maart 1999, NJ 1999, 445). Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de gerechtigde zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de wederpartij in zijn positie onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de gerechtigde zijn aanspraak alsnog geldend zou kunnen maken (HR 29 september 1995, NJ 1996, 89 en HR 24 april 1998, NJ 1998, 621).
4.3. ABN Amro heeft nagelaten om uit de doeken te doen welke bijzondere omstandigheden maken dat bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [eiseres] haar aanspraak niet meer geldend zou maken. Nu onvoldoende feiten zijn gesteld om de conclusie dat sprake is van rechtsverwerking te dragen, dient dit verweer te worden gepasseerd.
De algemene voorwaarden
4.4. ABN Amro voert als verweer dat de opname geldt als te zijn goedgekeurd door [eiseres] gelet op het bepaalde in de artikelen 12 en 13 van de algemene bankvoorwaarden van ABN Amro. Artikel 12 en 13 luiden:
Artikel 12. Controle bankbescheiden
Indien de bank constateert dat zij in bevestigingen, rekeningafschriften, nota’s of andere opgaven aan de cliënt een fout of een vergissing heeft gemaakt, is de bank verplicht de cliënt daarvan zo spoedig mogelijk in kennis te stellen.
De cliënt is verplicht de door de bank aan hem gezonden bevestigingen, rekeningafschriften, nota’s of andere opgaven terstond na ontvangst te controleren. Voorts dient de cliënt te controleren of door of namens hem gegeven opdrachten door de bank juist en volledig zijn uitgevoerd. Bij constatering van een onjuistheid of onvolledigheid is de cliënt verplicht de bank daarvan zo spoedig mogelijk in kennis te stellen.
In de hiervoor bedoelde gevallen is de bank verplicht om de door haar gemaakte fouten en vergissingen te herstellen.
Artikel 13. Goedkeuring bankbescheiden
Indien de cliënt de inhoud van bevestigingen, rekeningafschriften, nota’s of andere opgaven van de bank aan de cliënt niet heeft betwist binnen twaalf maanden nadat die stukken redelijkerwijze geacht kunnen worden de cliënt te hebben bereikt, geldt de inhoud van die stukken als door de cliënt te zijn goedgekeurd. Indien in dergelijke stukken rekenfouten voorkomen, is de bank bevoegd en verplicht die rekenfouten te herstellen, ook nadat genoemde termijn van twaalf maanden is verstreken.
Volgens ABN Amro heeft [eiseres], althans haar moeder, het bankafschrift van 27 november 2006 waarop de kasopname staat, ontvangen, maar desondanks de opname niet eerder dan bij brief van 11 augustus 2010 betwist. Volgens ABN Amro is dit te laat, waardoor de opname geldt als te zijn goedgekeurd.
4.5. Ter zitting heeft [eiseres] betwist dat de algemene voorwaarden zijn overeengekomen. Ook heeft zij erop gewezen dat de overgelegde voorwaarden dateren uit september 1995 en de bankrekening reeds in 1991 is geopend, zodat de overgelegde voorwaarden niet de voorwaarden kunnen zijn die zijn overeengekomen. Daarnaast heeft [eiseres] opgemerkt dat de rekening in 2006 is gewijzigd van een Florijnenvlootrekening naar een Groeigemakrekening. Ten slotte heeft [eiseres] aangevoerd dat het beroep van ABN Amro op de artikelen 11, 12 en 13 van de algemene bankvoorwaarden in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
4.6. Met betrekking tot de vraag of de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden door de partijen is overeengekomen gelden als uitgangspunt de regels van aanbod en aanvaarding, in combinatie met de wilsvertrouwensleer (artikel 6:217 e.v. in verband met artikel 3:33 en 3:35 BW). Bij de beoordeling of er sprake is van aanvaarding speelt mede een rol of de wederpartij bedacht moest zijn op het gebruik van algemene voorwaarden door haar contractspartij. Te dien aanzien wordt het volgende overwogen.
4.7. De rechtbank komt tot de conclusie dat [eiseres] (althans haar toenmalig wettelijk vertegenwoordiger) stilzwijgend de gelding van de algemene voorwaarden heeft aanvaard. Als uitgangspunt dient genomen te worden dat de ouders van [eiseres] zich tot ABN Amro hebben gewend met het verzoek om een bankrekening te openen voor hun dochter. ABN Amro heeft aan dit verzoek gehoor gegeven en hen een bankrekening aangeboden. De vraag resteert of [eiseres] (althans haar toenmalig wettelijk vertegenwoordiger) dit aanbod heeft aanvaard. Op grond van de hierna te noemen feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat tussen [eiseres] en ABN Amro een overeenkomst tot stand is gekomen en [eiseres] de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van ABN Amro stilzwijgend heeft aanvaard. De daarvoor relevante feiten en omstandigheden zijn dat:
- [eiseres] (althans haar toenmalig wettelijk vertegenwoordiger namens haar) de ter beschikking gestelde bankrekening in gebruik heeft genomen door hierop stortingen te verrichten,
- [eiseres] niet heeft betwist dat zij nooit heeft geprotesteerd tegen de herhaalde verwijzingen op de bankafschriften en jaaroverzichten naar de algemene voorwaarden van ABN Amro,
- Het algemeen bekend moet worden verondersteld dat banken, vanwege de aard en omvang van hun dienstverlening, algemene voorwaarden hanteren voor die dienstverlening.
4.8. Door [eiseres] is geen beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden op grond van het niet ter handstellen, zodat dit geen bespreking behoeft. Wel heeft [eiseres] betoogd dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat ABN Amro thans een beroep doet op de algemene voorwaarden.
4.9. Met inachtneming van het gegeven dat gelet op de bewoordingen van artikel 6:248 lid 2 BW slechts een marginale toetsing op haar plaats is, beantwoordt de rechtbank deze vraag ontkennend om de twee volgende redenen. [eiseres] heeft betoogd dat de bank niet in een andere positie had verkeerd als wel binnen een jaar na ontvangst van het bankafschrift aan de bel was getrokken. ABN Amro heeft dit gemotiveerd betwist door aan te voeren dat haar verhaalspositie mogelijk is verslechterd en haar bewijspositie sowieso is verslechterd. De vader heeft tegenover ABN Amro verklaard dat hij inmiddels € 180.000,-- aan schulden heeft. Gelet hierop wordt ABN Amro gevolgd in haar stelling dat zij wel nadeel heeft ondervonden van het feit dat [eiseres] pas nu klaagt. Immers, zij heeft 4 jaar lang geen voorzorgsmaatregelen kunnen nemen om de verhaalbaarheid van de vordering op de vader te vergroten. De tweede reden is het tijdsverloop. In plaats van na 1 jaar is pas na bijna 4 jaar na ontvangst van het bankafschrift aan de bel getrokken. Gesteld noch gebleken is dat, en zo ja waarom, de moeder - die als geen ander bekend was met de positie van de vader in deze - niet eerder aan de bel heeft kunnen trekken. Gelet op het feit dat het bankafschrift met daarop de kasopname is verstuurd naar het adres dat de moeder kort daarvoor aan ABN Amro had doorgeven, en gesteld noch gebleken is dat zij het bankafschrift niet heeft ontvangen, had het op haar weg gelegen om te ageren tegen deze opname.
4.10. ABN Amro komt dus wel een beroep toe op de artikelen 12 en 13 van haar algemene voorwaarden. De opmerkingen van [eiseres] dat de voorwaarden waarop ABN Amro een beroep doet, dateren uit 1995, terwijl de overeenkomst al dateert uit 1991 en de soort rekening inmiddels is gewijzigd, kunnen haar niet baten. Ten aanzien van de voorwaarden uit 1995 geldt dat deze door [eiseres] stilzwijgend zijn aanvaard conform hiervoor overwogen onder 4.7. Ten aanzien van het soort rekening heeft ABN Amro afdoende toegelicht dat een dergelijke wijziging geen gevolgen heeft voor de algemene bankvoorwaarden waar ABN Amro hier een beroep op doet. Dit zou pas anders zijn als het om een bepaling uit de productvoorwaarden zou gaan, maar dat is hier niet het geval. Gelet op het bepaalde in de algemene voorwaarden geldt de inhoud van het bankafschrift - de kasopname door de vader - als te zijn goedgekeurd. De vordering van [eiseres] zal daarom worden afgewezen.
4.11. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de vader een machtiging had en/of ABN Amro haar zorgplicht heeft geschonden.
4.12. ABN Amro heeft vergoeding van haar werkelijke proceskosten gevorderd en deze begroot op € 7.500,--. Deze vordering is gebaseerd op artikel 20 van haar algemene voorwaarden waarin staat dat de kosten die de bank in en buiten rechte moet maken indien de bank wordt betrokken in procedures of geschillen tussen de cliënt en een derde voor rekening van de cliënt komen. Al hoewel aan ABN Amro kan worden toegegeven dat de vader in deze een derde is, is er echter geen sprake van een procedure tussen de cliënt ([eiseres]) en een derde (de vader) waarin de bank wordt betrokken. Het is ABN Amro die de vader in vrijwaring heeft opgeroepen en heeft betrokken bij deze procedure. Nu de vader daarvoor niet betrokken was bij deze procedure, is voormelde bepaling niet van toepassing. Dat hij wel een rol speelt in de feiten, maakt dit niet anders.
4.13. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN Amro worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 1.165,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 2.069,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van ABN Amro tot op heden begroot op € 2.069,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2011.