ECLI:NL:RBARN:2011:BS7496

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
733594
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleveringsplicht huurder bij einde huurovereenkomst en gebreken aan het gehuurde

In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter op 26 augustus 2011, gaat het om de opleveringsplicht van de huurder bij het einde van de huurovereenkomst. De Stichting Studenten Huisvesting (SSHN) heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die het gehuurde niet in goede staat heeft opgeleverd. De huurovereenkomst, gesloten op 10 april 2006, werd beëindigd op 28 april 2010. Bij de eindinspectie werden gebreken geconstateerd, waaronder schade aan de keuken, deuren en vloerbedekking, met een totale herstelkosten van € 2.922,72. De gedaagde partij betwistte de schade en stelde dat zij het gehuurde in dezelfde staat had opgeleverd als bij aanvang van de huur.

De kantonrechter oordeelde dat de huurder zonder ingebrekestelling in verzuim is wanneer het gehuurde niet in goede staat is teruggegeven. De opnamestaat, die de staat van het gehuurde bij aanvang van de huur zou moeten beschrijven, voldeed niet aan de eisen van artikel 7:224 lid 2 BW, waardoor de bewijslast voor de staat van het gehuurde bij aanvang van de huur bij de verhuurder lag. De kantonrechter concludeerde dat SSHN niet voldoende bewijs had geleverd dat de staat van de keuken, vloerbedekking en deuren bij aanvang van de huur anders was dan de staat waarin de gedaagde partij deze had opgeleverd. De zaak werd naar de rolzitting verwezen voor verdere bewijslevering door SSHN.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van een goede beschrijving van het gehuurde bij aanvang van de huur en de gevolgen van het niet naleven van de opleveringsprocedure door de huurder. De gedaagde partij had de mogelijkheid om gebreken te herstellen, maar heeft afgezien van een voorinspectie, wat haar in deze zaak niet ten goede kwam. De kantonrechter hield iedere verdere beslissing aan, in afwachting van de bewijslevering door SSHN.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie [Nijmegen]
zaakgegevens 733594 \ CV EXPL 11-733 \ 167 PN
uitspraak van 26 augustus 2011
vonnis
in de zaak van
de stichting
Stichting Studenten Huisvesting [woonplaats]
gevestigd te Nijmegen
eisende partij
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Eindhoven
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. G.R.A.G. Goorts
Partijen worden hierna SSHN en [gedaagde partij] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 april 2011
- de door de gemachtigde van SSHN op 16 mei 2011 bij akte toegezonden kopieën van aanmaningen en sommaties
- de door de gemachtigde van SSHN op 17 mei 2011 bij akte toegezonden kopie van een brief van 12 augustus 2010 van SSHN aan [gedaagde partij]
- het door de gemachtigde van SSHN op 18 mei 2011 toegezonden mutatieformulier plus een factuur van 17 juli 2006
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 20 mei 2011
- de door SSHN tijdens de comparitie overgelegde kleurenkopieën van de bij dagvaarding overgelegde foto’s.
2. De feiten
2.1 Tussen SSHN en [gedaagde partij] is op 10 april 2006 een huurovereenkomst gesloten betreffende de woning aan [adres en woonplaats] Deze huurovereenkomst is op 28 april 2010 beëindigd.
2.2 Op de huurovereenkomst zijn de huurvoorwaarden van de SSHN van toepassing. Daarin staan, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen:
“Artikel 3 De terbeschikkingstelling en aanvaarding van het gehuurde
(…)
beschrijving gehuurde
3.1 De staat waarin het gehuurde zich bij het begin van de huur bevindt, wordt beschreven en vastgelegd in de ‘opnamestaat’ (de beschrijving van het gehuurde), die door beide partijen in tweevoud wordt ondertekend. Huurder en de SSHN ontvangen ieder een ondertekend exemplaar van deze opnamestaat. (…)
Artikel 14 De oplevering van het gehuurde bij het einde van de huur
staat van oplevering
14.1 Bij het einde van de huur is huurder verplicht (…) op te leveren in de staat waarin hij het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst heeft ontvangen zoals vastgelegd in de opnamestaat, behalve voor zover er sprake is van normale slijtage. Bij het einde van de huur moet huurder alle kleine herstellingen hebben verricht, alle schade waarvoor hij aansprakelijk is hebben hersteld en alle door hem aangebrachte veranderingen en toevoegingen hebben verwijderd en de daardoor ontstane schade hebben hersteld.
(…)
Artikel 15 Inspectie
15.1 Huurder moet tijdig vóór het einde van de huurovereenkomst contact opnemen met de complexbeheerder van het complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt om een datum af te spreken voor de vooroplevering en de eindoplevering. De vooroplevering dient minimaal twee weken vóór de einddatum van de huurovereenkomst plaats te vinden. De vooroplevering en de eindoplevering vinden plaats in aanwezigheid van de complexbeheerder en huurder.
inspectierapport
15.2 Tijdens de vooroplevering zullen huurder en de SSHN gezamenlijk het gehuurde inspecteren en in een rapport vastleggen welke voor rekening van huurder komende herstelwerkzaamheden en/of schoonmaakwerkzaamheden noodzakelijk zijn om het gehuurde in de voor oplevering vereiste staat te brengen. De SSHN verstrekt aan huurder een opgave van de geschatte kosten van herstel.
15.3 Huurder en de SSHN ontvangen ieder een door beide partijen ondertekend exemplaar van het inspectierapport.
herstel door huurder
15.4 De SSHN zal huurder in de gelegenheid stellen om vóór de datum van de eindoplevering de in het inspectierapport genoemde werkzaamheden uit te voeren.
herstel door verhuurder op kosten van huurder
15.5 Als huurder het gehuurde niet op de datum van de eindoplevering in de voor oplevering vereiste staat heeft gebracht is de SSHN zonder nadere ingebrekestelling gerechtigd om de in het inspectierapport genoemde herstelwerkzaamheden uit te voeren en de daarmee gemoeide kosten aan huurder in rekening te brengen. Als bij de eindoplevering van het gehuurde schades of gebreken worden geconstateerd die tijdens de vooroplevering niet konden worden vastgesteld en derhalve niet in het inspectierapport zijn vastgelegd is de SSHN zonder nadere ingebrekestelling gerechtigd om de noodzakelijke herstelwerkzaamheden uit te voeren en de daarmee gemoeide kosten aan huurder in rekening te brengen.
bindende vaststelling SSHN
15.6 Als huurder in strijd met zijn verplichtingen op grond van lid 1 niet of niet tijdig contact opneemt met de complexbeheerder om een datum voor de vooroplevering en de eindoplevering af te spreken of als huurder op het afgesproken tijdstip niet in het gehuurde aanwezig is dan wel geen of onvoldoende medewerking verleent aan de inspectie en het opmaken van het inspectierapport, zal de SSHN de toestand van het gehuurde en de op de inventarislijst vermelde roerende zaken bindend vaststellen en zal de SSHN bepalen welke kosten aan huurder in rekening worden gebracht teneinde het gehuurde in de voor de oplevering vereiste staat te brengen.
geschilpunten
15.7 Als huurder tijdig medewerking verleent aan inspectie van het gehuurde maar partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de werkzaamheden die huurder moet uitvoeren om het gehuurde in de voor oplevering vereiste staat te brengen, leggen partijen de geschilpunten in het inspectierapport vast. Als huurder de werkzaamheden niet binnen een redelijke termijn vóór het einde van de huurovereenkomst heeft uitgevoerd, is verhuurder zonder nadere ingebrekestelling gerechtigd om deze herstelwerkzaamheden zélf uit te voeren en zal hij de daarmee gemoeide kosten aan huurder in rekening brengen. “
2.3 Op 10 maart 2010 heeft SSHN een brief aan [gedaagde partij] verstuurd. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Wij gaan akkoord met uw huuropzegging van 8 maart 2010 van [adres] per
28 april 2010.
Wat moet er nog gebeuren:
? Oplevering/Afspraak maken: Maak een afspraak met uw complexbeheerder voor de vooroplevering en de eindoplevering van uw wooneenheid. De vooroplevering moet minimaal twee weken voor de datum waarop de huurovereenkomst eindigt plaatsvinden. De voor- en de eindoplevering worden in uw aanwezigheid uitgevoerd door uw complexbeheerder of zijn plaatsvervanger. Het is belangrijk dat u op tijd de afspraak maakt en de afspraak ook nakomt. Als dit niet gebeurt zal de SSHN de toestand van de woonruimte en de op de inventarislijst vermelde goederen bindend vaststellen en bepalen welke kosten eventueel aan u in rekening moeten worden gebracht om de wooneenheid in de voor de eindoplevering vereiste staat te brengen. Als blijkt dat er werkzaamheden moeten worden uitgevoerd waardoor aansluitende verhuur niet mogelijk is, zal ook de huurderving aan u in rekening worden gebracht.
(…)”
3. De vordering en het verweer
3.1 SSHN vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 3.505,06, bestaande uit een hoofdsom van
€ 2.922,72 terzake schadevergoeding, € 46,84 aan rente tot 10 december 2010, € 535,50 aan buitengerechtelijke kosten, dit alles vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.922,72 vanaf 18 januari 2011 tot aan de dag van volledige betaling met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
3.2 SSHN baseert haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende stellingen.
[gedaagde partij] heeft het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst niet in een goede staat opgeleverd. Bij de eindinspectie bleek er namelijk schade aan de woning te zijn ontstaan door vocht. Herstel daarvan komt voor rekening van [gedaagde partij]. Zij heeft een opleveringsprocedure, maar [gedaagde partij] heeft zelf afgezien van een vooroplevering. Daarnaast was zij niet aanwezig bij de eindinspectie. Op grond van artikel 15.6 van de huurvoorwaarden heeft zij daarop de toestand van het gehuurde bindend vastgesteld. De vastgestelde gebreken zijn hersteld. De kosten daarvan bedragen totaal € 2.922,72. [gedaagde partij] is op grond van de huurovereenkomst en de huurvoorwaarden gehouden om die kosten aan SSHN te voldoen. Omdat zij het gehuurde niet in goede staat heeft opgeleverd, is zij van rechtswege in verzuim. In haar brief van 27 april 2010 aan [gedaagde partij] heeft zij [gedaagde partij] aansprakelijk gesteld voor de door haar geconstateerde schade. Zij heeft foto’s van de schade overgelegd. Nu [gedaagde partij] ondanks aanmaning en sommaties deze schade niet heeft betaald, moet zij haar ook de rente en de buitengerechtelijke kosten vergoeden.
3.3 [gedaagde partij] voert hiertegen, kort samengevat, het volgende aan. Om te kunnen beoordelen of zij aansprakelijk is voor het door SSHN gestelde gebrek, moet eerst duidelijk zijn wat de oorzaak van dit gebrek is. SSHN moet dan ook aantonen dat er sprake is van schade waarvoor zij aansprakelijk is. Zij betwist dat zij vochtschade heeft veroorzaakt. Zij heeft de woning niet in een slechtere staat opgeleverd dan de staat waarin de woning zich bij begin van de huur bevond. Zij betwist dat zij de brief van 27 april 2010 heeft ontvangen. Tevens betwist zij dat zij de afspraak voor de eindoplevering niet is nagekomen. SSHN heeft in strijd met de huurvoorwaarden geen inspectierapport opgemaakt en aan haar toegestuurd.
Verder heeft SSHN in strijd met artikel 15.4 van de huurvoorwaarden haar niet in de gelegenheid gesteld om voor de datum van de eindoplevering de werkzaamheden uit te voeren die in een inspectierapport vermeld zouden moeten zijn. Ook al zou vast komen te staan dat zij niet heeft meegewerkt aan het opstellen van een inspectierapport, ontslaat dit SSHN niet van de verplichting om haar in de gelegenheid te stellen de door SSHN eenzijdig vastgestelde gebreken zelf te herstellen.
Wat betreft de gestelde schade stelt [gedaagde partij] zich op het standpunt dat van de overgelegde facturen geen betalingsbewijzen zijn overgelegd, dat er een proeffactuur is overgelegd en dat er kosten op staan vermeld die niet voor rekening van haar moeten komen. SSHN heeft namelijk geen rekening gehouden met de normale slijtage van zaken. Daarnaast was het naaldvilt niet nieuw bij aanvang van de huurovereenkomst.
De vordering moet worden afgewezen, met veroordeling van SSHN in de proceskosten en in de nakosten, aldus [gedaagde partij].
3.4 Ter comparitie heeft SSHN nog het volgende, kort samengevat, gesteld. De schade heeft ze geconstateerd bij de eindinspectie. De deuren waren door het vocht twee keer zo dik als normaal. Er was ook veel schade aan de keuken, die net vervangen was toen [gedaagde partij] in het gehuurde kwam. De normale afschrijvingstermijn van zo’n keuken is 20 jaar. Ook het naaldvilt is nieuw gelegd toen [gedaagde partij] in de woning kwam wonen. Dit moest nu geheel vervangen worden.
[gedaagde partij] heeft na haar huuropzegging telefonisch contact gezocht met de beheerder, de heer [X]. Tijdens dit gesprek heeft zij gezegd dat ze het te druk had om een afspraak te maken voor een voorinspectie. Ze hebben toen een afspraak gemaakt voor de eindinspectie. Op het tijdstip van de eindinspectie belde [gedaagde partij] weer met de beheerder om te vertellen dat ze nog in de trein zat. Ze had het te druk om op die dag op een ander tijdstip langs te komen. De beheerder heeft toen nog gezegd dat ze maar moest bellen als ze in de buurt was. Later bleek ze die dag de sleutels in de brievenbus te hebben achtergelaten zonder langs te komen bij de beheerder.
Ze heeft in een eerdere woning van SSHN ook problemen gehad met vocht. Daarom heeft SSHN haar ook gewaarschuwd om goed te ventileren. Uit de opnamestaat bij aanvang van de huurovereenkomst blijkt dat het gehuurde zich toen in een goede staat bevond. [gedaagde partij] heeft deze opnamestaat ook ondertekend.
Het feit dat zij een proeffactuur van de deuren heeft overgelegd heeft te maken met het faillissement van die aannemer. De werkzaamheden zijn wel degelijk verricht en zij heeft daarvoor betaald, waarschijnlijk aan de curator.
De heer [Y] heeft namens SSHN [gedaagde partij] na de constatering van de schade direct gebeld en toegelicht wat was geconstateerd. Daarna heeft SSHN direct een aansprakelijkheidsstelling aan [gedaagde partij] verzonden. [gedaagde partij] wist dus meteen dat zij schade had geconstateerd, aldus SSHN.
3.5 [gedaagde partij] heeft ter comparitie nog het volgende, kort samengevat, aangevoerd. Er was sprake van normaal gebruik van de woning. Er bestond voor haar dan ook geen enkele aanleiding om te verwachten dat er problemen zouden ontstaan bij de oplevering van het gehuurde. Als er schade was, dan had ze dat zelf hersteld. Nu heeft ze die mogelijkheid niet gehad. Tevens heeft ze nu niet nader kunnen onderzoeken waar het gestelde vochtprobleem dan vandaan kwam. In de deur van de badkamer zat al een bobbel. Verder is er een keer een lekkage van de wasmachine geweest. Daar is toen een aannemer en de directeur woningbouw van SSHN bij geweest. Als er echt een vochtprobleem was geweest, hadden ze dat toen moeten kunnen zien.
Door omstandigheden is er geen vooroplevering geweest. Tijdens de eindinspectie zat ze op het afgesproken tijdstip nog in de trein. Ze heeft toen de beheerder gesproken die haar vertelde dat de afspraak niet een half uur verschoven kon worden. Ze moest de sleutels maar in de brievenbus gooien.
De opnamestaat zoals die is overgelegd voldoet niet aan de eisen. Er moeten namelijk foto’s bij zitten om een goed beeld te krijgen van de woning. Nu dit niet het geval is, moet volgens jurisprudentie de bewijslast worden omgedraaid. Nu er geen originele factuur van de deuren is overgelegd, is het twijfelachtig of deze wel is betaald, aldus [gedaagde partij].
4. De beoordeling
4.1 De vraag die eerst beantwoord moet worden is of [gedaagde partij] de mogelijkheid heeft gehad om de eventuele gebreken te herstellen. Voorop staat dat in de toepasselijke huurvoorwaarden de opleveringsprocedure uitgebreid staat beschreven. Daar staat onder andere onder 15.4 (opgenomen onder punt 2.2) vermeld dat de huurder na de voorinspectie de mogelijkheid heeft om de geconstateerde gebreken voor de eindinspectie te herstellen. Daarmee wordt het belang van een voorinspectie verduidelijkt. De procedure omtrent de voorinspectie wordt in de onweersproken brief van 10 maart 2010 (opgenomen onder punt 2.3) nog eens herhaald. Vast staat dat er geen voorinspectie heeft plaatsgevonden. Tijdens de comparitie heeft de moeder van [gedaagde partij] verklaard dat [gedaagde partij] het belang van de voorinspectie inzag, maar vanwege persoonlijke omstandigheden heeft afgezien van het houden van een voorinspectie. Zij heeft ook zelf de complexbeheerder telefonisch benaderd omtrent de opleveringsafwikkeling. Vast is dus komen te staan dat zij daarbij heeft afgezien van een voorinspectie en direct een afspraak voor de eindinspectie heeft gemaakt. Gelet op de huurvoorwaarden, de brief van 10 maart 2010 en de opmerking van de moeder van [gedaagde partij], is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde partij] op de hoogte was van het belang van een voorinspectie, maar toch heeft gekozen daarvan af te zien. Dit maakt dat zij de consequenties van die beslissing moet dragen. [gedaagde partij] heeft, anders dan zij stelt, dan ook de gelegenheid gehad de schade zelf te herstellen, maar zij heeft die gelegenheid niet gebruikt doordat zij heeft afgezien van de voorinspectie.
Het feit dat er geen voorinspectie is gehouden, brengt ook niet met zich mee dat [gedaagde partij] daardoor niet in verzuim zou kunnen zijn. De Hoge Raad heeft immers in zijn arrest van
27 november 1998, NJ 1999,380 uitgemaakt dat de verplichting van de huurder om na het einde van de huur de zaak in goede staat terug te geven, naar haar aard slechts kan worden nagekomen op het tijdstip waarop de huurovereenkomst eindigt. Bij niet nakoming is de huurder zonder ingebrekestelling in verzuim. De datum van de eindoplevering moet dan ook gezien worden als een fatale termijn. Dat [gedaagde partij] niet aanwezig is geweest bij de eindinspectie doet dan ook in dit verband niet ter zake, omdat op dat moment al correct opgeleverd had moeten worden. Dit betekent dat [gedaagde partij] zonder ingebrekestelling in verzuim kan zijn, mocht vast komen te staan dat zij het gehuurde niet in goede staat heeft opgeleverd.
4.2 De volgende vraag die beantwoord moet worden is of het gehuurde in een goede staat is teruggegeven. Volgens SSHN is er schade aan het gehuurde. Deze schade bestaat uit drie onderdelen, namelijk schade aan de keuken, aan de deuren en aan de vloerbedekking (het naaldvilt). In totaal zou het herstel hiervan op een bedrag van € 2.922,72 komen. [gedaagde partij] betwist dat er schade aan het gehuurde is. Zij heeft het gehuurde niet in slechtere staat opgeleverd dan de staat bij aanvang van de huurovereenkomst, aldus [gedaagde partij].
4.3 Gelet op het verweer van [gedaagde partij] is van belang of er een beschrijving van het gehuurde is gemaakt. Daaruit kan namelijk afgeleid worden in welke toestand het gehuurde door de huurder is ontvangen. Ingevolge artikel 7:224 lid 2 BW is de huurder wanneer er een beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, gehouden het gehuurde in de staat op te leveren waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard. Als uitzondering op deze regel gelden geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom is teniet gegaan of beschadigd. Als er geen beschrijving is opgemaakt, wordt de huurder, behoudens tegenbewijs, verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst.
SSHN stelt dat zij bij aanvang van de huurovereenkomst een dergelijke beschrijving heeft opgesteld die [gedaagde partij] heeft ondertekend. [gedaagde partij] stelt echter dat deze opnamestaat niet voldoet aan de eisen die daaraan volgens de bedoeling van de wetgever en de jurisprudentie gesteld moeten worden.
De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. [gedaagde partij] heeft ter comparitie verwezen naar een arrest van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 16 november 2010, WR 2011,29 en geconcludeerd dat daarin is geoordeeld dat de opnamestaat aan bepaalde eisen moet voldoen. De kantonrechter volgt [gedaagde partij] in deze conclusie niet, nu daarin geen eisen aan een opnamestaat worden vermeld, noch in de bijbehorende annotatie. Vooralsnog is in de jurisprudentie nog niet uitgemaakt welke eisen aan een beschrijving moeten worden gesteld. Uit de wetsgeschiedenis volgt wel dat de enkele clausule ‘in goede staat van onderhoud’ of ‘in goede staat ontvangen’ niet als een beschrijving mogen gelden. Voorop staat wel dat een beschrijving zodanig moet zijn dat beide partijen weten hoe het gehuurde moet worden opgeleverd. De kantonrechter moet dan ook oordelen of de door de SSHN overgelegde opnamestaat hieraan voldoet. In deze opnamestaat is een tabel opgenomen waarin de gebreken bij huuraanvang kunnen worden vermeld. Daarnaast is er een inventarislijst opgenomen. De opnamestaat sluit af met de volgende zin:
“Ondergetekende verklaart de woonruimte in goede staat en zonder beschadigingen te hebben ontvangen, uitgezonderd de bovenstaande gebreken. (…)”
De opnamestaat betreffende de [adres] vermeldt geen gebreken. Deze opnamestaat is op 4 mei 2006 door [gedaagde partij] getekend.
De kantonrechter is van oordeel dat deze opnamestaat niet overeenkomt met de bedoeling van de wetgever bij een beschrijving van het gehuurde conform artikel 7:224 lid 2 BW. Deze opnamestaat is namelijk dermate summier dat daaruit niet afgeleid kan worden dat [gedaagde partij] wist in welke staat zij het gehuurde weer moest opleveren. De aanvangsstaat is hierin onvoldoende duidelijk vastgelegd, nu er alleen ruimte was voor vermelding van de gebreken. Uit deze opnamestaat volgt niet wat op dat moment feitelijk de staat van het gehuurde was.
Kortom, de door de SSHN opgemaakte opnamestaat voldoet niet aan artikel 7:224 lid 2 BW, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat er geen beschrijving van het gehuurde is gemaakt. Hoewel de wet in artikel 7:224 lid 2 BW spreekt van de mogelijkheid tot leveren van tegenbewijs, zodat de bewijslast bij de huurder blijft en de verhuurder slechts het vermoeden hoeft te ontzenuwen, blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever dit niet heeft bedoeld.
De wetgever heeft bedoeld om, wanneer geen beschrijving van het gehuurde is gemaakt, de verhuurder te belasten met het bewijs ten aanzien van de staat van het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst en dus van het feit dat bepaalde tekortkomingen pas tijdens de huurovereenkomst zijn ontstaan. Daarom bepaalt de kantonrechter dat de bewijslast hiervan bij SSHN rust.
4.4 Gelet op het voorgaande moet SSHN bewijzen dat de staat van de keuken, de vloerbedekking en de deuren bij aanvang van de huur anders was dan de staat waarin [gedaagde partij] deze heeft opgeleverd. SSHN heeft dat wat betreft de keuken bewezen. [gedaagde partij] heeft immers niet weersproken dat in het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst een nieuwe keuken is geplaatst. SSHN heeft haar stelling ook nader onderbouwd met een factuur voor deze keuken, gedateerd 17 juli 2006. Dat de staat van de keuken nu anders is dan bij aanvang van de huur heeft SSHN bewezen door overlegging van foto’s van de keuken. Daarop is duidelijk zichtbaar dat de randen van de keukenkastjes zijn omgekruld. Volgens SSHN is deze schade door vocht veroorzaakt, doordat [gedaagde partij] onvoldoende geventileerd zou hebben. [gedaagde partij] heeft niets, althans onvoldoende, tegen deze stelling en de foto’s aangevoerd, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat de keuken beschadigd is opgeleverd. [gedaagde partij] moet dan ook de kosten voor herstel betalen. De kantonrechter wijst daarom in ieder geval de gevorderde, onweersproken, kosten van de keuken van € 1.403,03 toe.
4.5 Wat betreft de vloerbedekking en de deuren moet SSHN dus bewijzen dat [gedaagde partij] niet in overeenstemming met de staat bij aanvang van de huur heeft opgeleverd. Daarbij moet SSHN ook rekening houden met slijtage bij normaal gebruik. Volgens SSHN was de vloerbedekking nieuw toen [gedaagde partij] daar kwam wonen en geldt een levensduur van 12 jaar voor die vloerbedekking. [gedaagde partij] heeft betwist dat de vloerbedekking nieuw was, zodat SSHN dit moet bewijzen. Daarnaast moet SSHN bewijzen dat de schade aan de deuren niet voorkomt uit normale slijtage. Uit de overgelegde foto’s is dit niet af te leiden. In dat verband overweegt de kantonrechter dat niet duidelijk is of de bij dagvaarding als productie 2 overgelegde 6de foto een foto is van een deur of van het deurtje van een openstaand keukenkastje.
4.6 Wat betreft de omvang van de toe te wijzen schadevergoeding geldt dat alleen de daadwerkelijk gemaakte kosten kunnen worden toegewezen. SSHN moet daarom bewijzen dat zij de factuur voor de deuren met factuurdatum 2 juni 2010 betaald heeft, nu hierboven staat vermeld dat het een proeffactuur betreft.
4.7 Gelet op de diverse bewijsopdrachten, verwijst de kantonrechter de zaak naar de rolzitting.
4.8 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter
bepaalt dat SSHN moet bewijzen dat:
- de staat van de vloerbedekking en van de deuren uit het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] bij aanvang van de huurovereenkomst anders was dan de staat waarin [gedaagde partij] deze heeft opgeleverd;
- zij de overgelegde proeffactuur van 2 juni 2010 voor een bedrag van € 1.186,30 heeft betaald;
bepaalt dat SSHN zich op de rolzitting van 16 september 2011 schriftelijk kan uitlaten over de vraag hoe zij het bewijs wil leveren;
bepaalt dat, als SSHN bewijs wil leveren door middel van schriftelijke stukken, zij deze stukken op de hiervoor vermelde rolzitting over moet leggen;
bepaalt dat SSHN, als zij bewijs door getuigen wil leveren, de naam en woonplaats van de te horen getuigen moet opgeven met de verhinderdata van haarzelf, haar gemachtigde en de getuigen en zo mogelijk van de tegenpartij, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.E.M. Messer-Dinnissen en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2011.