ECLI:NL:RBARN:2011:BS7489

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
211080
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door Regiopolitie Gelderland-Zuid jegens Introbouw Montage B.V. en afwijzing van schadevergoeding

In deze zaak vorderde Introbouw Montage B.V. dat de rechtbank zou verklaren dat Regiopolitie Gelderland-Zuid een onrechtmatige daad had begaan en dat zij zou worden veroordeeld tot schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat, indien Regiopolitie Gelderland-Zuid op grond van artikel 2 van de Politiewet 1993 verplicht was om rechtshandhavend op te treden, zij deze verplichting niet had geschonden. De feiten van de zaak zijn als volgt: Introbouw had in februari 2010 de inventaris van het failliete Montagebedrijf M. Wildschut overgenomen en het pand gehuurd. Op 13 september 2010 werden er goederen van het terrein van Introbouw gestolen, waarna Introbouw de politie om assistentie vroeg. De politie weigerde echter te interveniëren, omdat zij de zaak als civielrechtelijk beschouwde. Introbouw voelde zich benadeeld door het gebrek aan actie van de politie en vorderde schadevergoeding voor de geleden schade, waaronder kosten van conservatoire beslaglegging.

De rechtbank concludeerde dat Regiopolitie Gelderland-Zuid wel degelijk actie had ondernomen door het bedrijfspand te bezoeken en het kenteken van het gebruikte voertuig te noteren. De rechtbank oordeelde dat de politie niet in gebreke was gebleven, omdat er onvoldoende duidelijkheid was over de eigendomsverhoudingen van de gestolen goederen. De rechtbank wees de vorderingen van Introbouw af en veroordeelde haar in de proceskosten. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken op 17 augustus 2011.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 211080 / HA ZA 11-101
Vonnis van 17 augustus 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTROBOUW MONTAGE B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
eiseres,
advocaat mr. H.C.W. Geffroy te Ede,
tegen
het rechtspersoonlijkheid bezittende lichaam
REGIO POLITIE GELDERLAND-ZUID,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna Introbouw en Regiopolitie Gelderland-Zuid genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 april 2011,
- het proces-verbaal van comparitie van 30 juni 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Introbouw (voorheen Wildschut Montage B.V.) heeft medio februari 2010 de inventaris van het failliete Montagebedrijf M. Wildschut (gevestigd aan de Franklinstraat 13 te Tiel) van de curator overgenomen. Tevens heeft Introbouw het pand aan de Franklinstraat 13 te Tiel via de curator gehuurd. De directeur van de failliete onderneming, de heer [directeur] (hierna: [directeur]) heeft na het faillissement werkzaamheden voor Introbouw verricht.
2.2. Introbouw heeft [directeur] op 10 september 2010 aangegeven de samenwerking te beëindigen. Introbouw heeft toen tegen [directeur] gezegd dat hij zijn spullen kon pakken en de sleutels moest inleveren. [directeur] heeft daarop aangegeven dat hij dat in het weekend van zaterdag 11 en zondag 12 september zou gaan doen.
2.3. Introbouw heeft op 13 september 2010 gebeld met Regiopolitie Gelderland-Zuid en verzocht om assistentie, nu haar gebleken was dat [directeur] samen met anderen de aan haar toebehorende inventaris uit haar bedrijfspand aan de Franklinstraat afvoerde. Regiopolitie Gelderland-Zuid heeft daarop telefonisch aangegeven dat het volgens haar een civiele zaak betrof - omdat het zou gaan om goederen waarvan de eigendomsverhoudingen onduidelijk waren - en dat Regiopolitie Gelderland-Zuid dus niet zou komen. Desondanks heeft Regiopolitie Gelderland-Zuid vervolgens het bedrijfspand van Introbouw kort na de melding bezocht. Ter plaatse is in aanwezigheid van de curator gesproken over de eigendomsverhoudingen. Naar de identiteit van de personen die delen van de inventaris afgevoerd hadden is door Regiopolitie Gelderland-Zuid niet gevraagd. Wel is het kenteken van het voor de afvoer van de inventaris gebruikte busje genoteerd.
2.4. Introbouw heeft op 13 september 2010 aan Regiopolitie Gelderland-Zuid aangegeven dat de door [directeur] meegenomen inventaris naar Duijts Beheer B.V. zou zijn of worden overgebracht. Agenten van Regiopolitie Gelderland-Zuid hebben vervolgens het bedrijfspand van Duijts Beheer B.V. bezocht. Het pand was gesloten, reden waarom de agenten door de ramen naar binnen hebben gekeken. Zij hebben geconstateerd dat er spullen aanwezig waren in het pand, maar zij konden niet constateren of het de inventaris van Introbouw betrof.
2.5. In een e-mail bericht van Introbouw aan Regiopolitie Gelderland-Zuid van 14 september 2010 staat geschreven:
“Van uw collega heb ik begrepen dat u gisteren bij Wildschut Montage aan de Franklinstraat was. Bijgaand stuur ik u een inventarisatielijst van de goederen welke wij hebben gekocht van de curator in het faillissement van Wildschut Montage. De aangekruiste goederen zijn verdwenen. Ik heb dit ook aan de curator gemeld en wil aangifte doen van diefstal. Gisterenmiddag zou [directeur] bij ons op kantoor komen. Hij is echter niet verschenen en belde ca. 17:30 uur op dat hij ’s avonds wilde komen. Ik heb toen een afspraak gemaakt voor deze ochtend, uiterlijk 11.00 uur. De tijd is nu verstreken en ik ben er klaar mee. Separaat mail ik u nog wat foto’s welke vrijdag door ons zijn gemaakt en foto’s welke gisteren zijn gemaakt. Wilt u naar aanleiding van deze mail contact met mij opnemen?”
2.6. In een e-mail bericht van 15 september 2010 heeft Introbouw aan Regiopolitie Gelderland-Zuid geschreven:
“Ca. 12.30 kreeg ik een telefoontje van [directeur] dat hij langs wilde komen. Ik heb hem geantwoord dat hij niet hoefde komen en gezegd dat Regiopolitie Gelderland-Zuid zich er mee bezig gaat houden. Zijn antwoord was ,: oh, speel je het zo……….dan komt het wel goed. Het telefoonnummer van [directeur] is :06.51.449606. Misschien is het handig dat u hem belt en verzoekt om de gestolen spullen terug te brengen. Als dit gebeurd is dan zal ik geen aangifte doen. De goederen dienen dan wel uiterlijk mogen middag om 14.00 uur terug en geïnstalleerd te zijn.”
2.7. Introbouw heeft van 16 september 2010 aan Regiopolitie Gelderland-Zuid per e-mail geschreven:
“Zojuist is een medewerker van ons bedrijf op het bureau geweest om namens mij een aangifte van diefstal in te dienen tegen [voornaam] [directeur]. Er is onder medewerker verteld dat zijn naam als aangever op papier komt te staan waar onze medewerker niet blij mee zou zijn omdat, zoals u onze medewerker heeft verteld, [directeur] niet “makkelijk” is. Tevens heb ik begrepen dat u tot op heden geen acties heeft ondernomen omdat er geen aangifte ligt. Dit is de wereld op zijn kop. Maandagochtend heb ik Regiopolitie Gelderland-Zuid om assistentie gevraagd gezien het feit dat [directeur] ons bedrijf aan het leegroven was. [directeur] heeft dit aan u toegegeven en gezegd dat de ontvreemde spullen naar Duits waren gebracht. Vervolgens heb ik verzocht aan u om bij Duits polshoogte te gaan nemen en de spullen in bewaring te zetten totdat ik aangifte zou komen doen. Nadat ik diverse mailberichten heb gestuurd en verzocht om mij te bellen heeft dhr. [betrokkene1] mij gebeld en een afspraak voor aangifte gemaakt voor hedenmiddag 15.30 uur, er was volgens de heer [betrokkene1] niet eerder tijd. Nu krijg ik te horen dat er pas een onderzoek kan worden opgestart nadat er aangifte gedaan is. Dat uw dienst het druk heeft, daar heb ik alle begrip voor maar dit gaat mij iets te ver. U kunt deze mail beschouwen als een aangifte en ik verwacht van u dat u per omgaande actie onder neemt. Alle relevante bescheiden zijn aan u door gemaild. Indien u wenst zal ik alsnog naar het bureau komen om de aangifte te ondertekenen. Het gaat mij niet zozeer om de aanhouding van [directeur] maar wel om de ontvreemde goederen. Ik heb vanochtend een mail gestuurd dat de goederen hoogstwaarschijnlijk opgeslagen zijn in een hal van de firma Duits aan de Buitenbulkweg 2 in Tiel. Misschien bent u al te laat. Ik wil u er ook nog op wijzen dat de curator mw. Nijland welke maandagochtend ook aanwezig was u ook heeft geïnformeerd over de opslag van de goederen ontvreemde bij Duits. Wat mij ook bevreemd is dat u geen namen heeft genoteerd van de mensen welke maandagochtend met onze bedrijfswagen diverse spullen hebben weggebracht. Ik wil niet beweren dat deze medeplichtig zijn maar zij hadden wel kunnen vertellen wat zij daar deden en waar zij de spullen naar toegebracht hadden.”
2.8. Introbouw heeft op 21 september 2010 bij Regiopolitie Gelderland-Zuid aangifte gedaan van verduistering (artikel 321 Sr) eventueel in dienstbetrekking (artikel 322 Sr). Introbouw heeft vervolgens diezelfde dag per e-mail aan Regiopolitie Gelderland-Zuid geschreven:
“Ter informatie deel ik u mede dat ik in de zaak [directeur] vanmiddag aangifte van diefstal c.q. oplichting tegen [voornaam] [directeur] ga doen in Veenendaal. Ondanks de toezegging van de heer [betrokkene1] dat de korpschef mij zou bellen heeft deze nog geen contact met mij opgenomen.”
2.9. Regiopolitie Gelderland-Zuid heeft vervolgens op 21 september 2010 aan Introbouw per e-mail geschreven:
“Uw bericht is in goede orde ontvangen en zal in behandeling worden genomen door de districtschef van De Waarden, mevrouw [betrokkene2]. Zij zal de onderliggende informatie opvragen en beoordelen. De behandeltijd zal twee weken bedragen; u ontvangt uiterlijk 5 oktober bericht.”
2.10. Introbouw heeft op 5 oktober 2010 ten laste van [directeur] conservatoir derden beslag gelegd onder M. Salari Transport B.V. en C. Duijts Beheer B.V. Slechts een gering deel van de inventaris van Introbouw was niet bij deze derden aanwezig.
2.11. Na diverse mailberichten over en weer tussen partijen heeft Introbouw op 5 oktober 2010 per e-mail aan Regiopolitie Gelderland-Zuid geschreven:
“Het is inderdaad 5 oktober, de dag waarop mevrouw [betrokkene2] de klacht behandeld zou hebben en mij hier uitsluitsel over zou geven. Vervolgens wordt de klacht doorgeleidt naar de teamchef van Tiel. Als mevrouw [betrokkene2] hier twee weken tijd voor nodig heeft…….Tevens laat ik u weten dat wij inmiddels via een beslagprocedure hebben beslag te leggen bij de firma Duits in Tiel en transportbedrijf Salari in Culemborg. Helaas heeft dit voor ons niets opgeleverd. U zult begrijpen dat de handelswijze van Regiopolitie Gelderland-Zuid, het niet adequaat reageren op deze diefstal, heeft geleidt tot de definitieve verdwijning van onze spullen. Regiopolitie Gelderland-Zuid heeft, zelfs na mijn aangifte, niet de moeite genomen om [directeur] te horen. Kunt u mij vertellen wie mij schadeloos gaat stellen?”
2.12. De advocaat van Introbouw heeft op 14 oktober 2010 aan Regiopolitie Gelderland-Zuid geschreven:
“(…) Op 13 september jl. zijn er diverse goederen van het terrein van cliënte gestolen. Cliënte heeft dit direct bij u gemeld en kort daarop aangifte gedaan. Cliënte heeft u daarbij voorzien van diverse informatie ten aanzien van de bij de diefstal betrokken personen en de gegevens van de locaties waar de gestolen goederen zeer waarschijnlijk naar toe zijn gebracht. Tot op heden heeft u echter geen enkele actie ondernomen. Waar dat evenwel binnen u bevoegdheden valt, is de betrokken personen niet eens om tekst en uitleg gevraagd. Deze handelwijze druist in tegen ieder rechtvaardigheidsgevoel van cliënte.
Inmiddels heeft cliënte zich genoodzaakt gezien om via conservatoire beslaglegging te trachten haar goederen enigszins veilig te stellen. Uit het feit dat zich op de locaties, die cliënte aan u heeft doorgegeven, een aantal, maar lang niet alle gestolen goederen bevonden, kan worden afgeleid dat cliënte u van de juiste informatie heeft voorzien, maar leidt helaas ook tot de conclusie dat cliënte zonder ingrijpen uwerzijds simpel gezegd zeer waarschijnlijk naar haar goederen kan fluiten.
Adequaat ingrijpen uwerzijds had voornoemde situatie zeer waarschijnlijk kunnen voorkomen.
Cliënte begrijpt dat deze diefstal niet de enige kwestie is die uw aandacht behoeft, maar alle feiten werden u dusdanig op een presenteerblaadje aangereikt dat u de nodige actie tegen de betreffende personen had kunnen ondernemen.
Al met al voelt cliënte zich ernstig benadeeld. Zij gaat ervan uit dat u alsnog per direct de nodige adequate acties onderneemt.”
2.13. Naar aanleiding van laatst genoemde brief heeft op 22 oktober 2010 tussen partijen een gesprek plaatsgevonden. Regiopolitie Gelderland-Zuid heeft vervolgens aan de advocaat van Introbouw geschreven:
“Naar aanleiding van uw brief heb ik op vrijdag 22 oktober jl. een persoonlijk gesprek gehad met uw cliënte, Dhr. [betrokkene3]. In dit gesprek heb ik hem de gang van zaken betreffende het doen van aangifte en het oppakken van zaken uitgelegd. Het gesprek is volgens uw cliënte naar tevredenheid verlopen en zijn zaak wordt door ons in behandeling genomen.”
2.14. Introbouw heeft op 2 november 2010 aan Regiopolitie Gelderland-Zuid per e-mail geschreven:
“Naar aanleiding van ons gesprek op 22 oktober jl. inzake de diefstal van diverse goederen en machines, gepleegd onder toeziend oog van Regiopolitie Gelderland-Zuid, vertelde u mij dat Regiopolitie Gelderland-Zuid prioriteiten moet stellen t.a.v. de behandeling van aangiftes welke binnenkomen, dit i.v.m. de personele bezetting van het korps. U begreep mijn frustratie hierover maar kon niets anders doen dan mij toezeggen dat er wel actie ondernomen zal worden tegen de heer [directeur]. U kon alleen niet zeggen wanneer. Tijdens dat gesprek heb ik u gevraagd de uitleg welke u mij gaf tevens schriftelijk aan mijn advocaat te doen toekomen. Omdat u met vakantie geweest ben kan ik nu pas reageren op uw brief van 18 oktober aan mr. Geffroy. U geeft aan dat het gesprek naar tevredenheid is verlopen hetgeen ik niet kan ontkennen. Wel echter heeft u nagelaten de reden te vermelden van de oorzaak dat u nog geen actie heeft ondernomen. Tot op heden hebben wij van u nog niets vernomen en weten wij dus ook niet waar de bij ons bedrijf ontvreemde goederen zich bevinden. U zult begrijpen dat mijn frustratie inmiddels grote vormen heeft aangenomen. De schade welke ons door toedoen van het niet adequaat reageren van uw medewerkers wordt steeds groter. Ik zal mijn raadsman verzoeken een klacht in te dienen en tevens een verzoek tot schadeloosstelling. (..).”
2.15. Regiopolitie Gelderland-Zuid heeft de zaak van Introbouw uitgescreend en haar daarover op 22 juni 2011 het volgende afloopbericht gezonden:
“Wij hebben uw aangifte nader bekeken. Daarbij bleek dat het juridisch gezien hier niet gaat om een strafrechtelijk feit. Regiopolitie Gelderland-Zuid doet alleen onderzoek naar strafrechtelijke feiten en daarom kunnen wij in dit geval geen onderzoek instellen. Uw aangifte blijft wel in onze administratie geregistreerd. Mocht u het niet eens zijn met deze beslissing dan kunt u binnen 6 weken na ontvangst van deze brief, schriftelijk en gemotiveerd uw beklag doen bij het Openbaar Ministerie(…)”
3. Het geschil en de beoordeling daarvan
3.1. Introbouw vordert, samengevat, dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat Regiopolitie Gelderland-Zuid jegens Introbouw een onrechtmatige daad heeft begaan en dat de rechtbank Regiopolitie Gelderland-Zuid zal veroordelen tot vergoeding van de door Introbouw geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Tenslotte vordert Introbouw dat Regiopolitie Gelderland-Zuid zal worden veroordeeld in de door haar gemaakte kosten van conservatoire beslaglegging te vermeerderen met wettelijke rente en in de proceskosten.
3.2. Introbouw legt aan haar vordering ten grondslag dat Regiopolitie Gelderland-Zuid in strijd heeft gehandeld met de op haar uit hoofde van artikel 2 Politiewet 1993 rustende verplichting, die Introbouw ter zitting nader geconcretiseerd als de taak van de politie tot handhaving van de rechtsorde. Introbouw verwijt Regiopolitie Gelderland-Zuid dat zij geen enkele actie heeft ondernomen op de door haar meermalen op een presenteerblaadje aangereikte gegevens omtrent de diefstal door [directeur]. Had Regiopolitie Gelderland-Zuid wel adequaat gehandeld, dan was van de door haar geleden schade (kosten conservatoire beslaglegging, waarde gestolen inventaris en kosten voor inschakelen derden) geen sprake geweest, aldus Introbouw.
3.3. Regiopolitie Gelderland-Zuid voert verweer, waarop voor zover van belang hier na zal worden ingegaan.
3.4. Voor het ontstaan van een verbintenis uit onrechtmatige daad tot vergoeding van schade op grond van artikel 6:162 BW dient allereerst voldaan te zijn aan het vereiste van onrechtmatig handelen. Introbouw heeft zich ten aanzien van dit vereiste op het standpunt gesteld dat aan de zijde van Regiopolitie Gelderland-Zuid sprake is van een nalaten in strijd met een wettelijke plicht, zoals neergelegd in artikel 2 Politiewet 1993. In dit verband twisten de partijen erover of de in artikel 2 Politiewet 1993 neergelegde, algemene taakstelling aan de politie een wettelijke verplichting ligt besloten om in een individueel geval op verzoek van een burger rechtshandhavend op te treden. Indien daarvan veronderstellenderwijs wordt uitgegaan, geldt het volgende.
3.5. Op grond van artikel 2 Politiewet 1993 dient de politie de rechtsorde te handhaven in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Binnen het kader van deze rechtsregels komt aan de politie een zekere mate van beleidsvrijheid over de wijze en het moment waarop zij daadwerkelijk rechtshandhavend optreedt en welke prioriteiten zij daarbij stelt. Gelet hierop zal het handelen van Regiopolitie Gelderland-Zuid door de rechtbank slechts marginaal kunnen worden getoetst.
3.6. Vast staat, op basis van de stellingen van beide partijen en hun verklaringen daarover ter comparitie, dat - civiele kwestie of niet - Regiopolitie Gelderland Zuid korte tijd na het telefonische verzoek van Introbouw om assistentie toch naar het bedrijfspand van Introbouw is gegaan en heeft geprobeerd te bemiddelen. Zij heeft ook het kenteken van het voor het vervoer van de zaken gebruikte busje genoteerd. Verder is zij poolshoogte gaan nemen bij de firma Duijts Beheer B.V., nadat haar was meegedeeld dat de spullen van Introbouw daar naartoe zouden zijn gebracht. Op grond hiervan kan niet worden gezegd dat de Regiopolitie Gelderland-Zuid geen enkele actie heeft ondernomen, zoals Introbouw stelt.
3.7. Overigens is namens Regiopolitie Gelderland-Zuid aangevoerd dat zij zich, in verband met het ontbreken van voldoende duidelijkheid over de precieze eigendomsverhoudingen van de volgens Introbouw gestolen zaken niet bevoegd achtte de personen die die zaken hadden afgevoerd naar hun identiteit te vragen en/of zich toegang te verschaffen tot de loods van de firma Duijts Beheer B.V. Naar de mening van Regiopolitie Gelderland-Zuid ontbrak de voor de toepassing van die dwangmiddelen wettelijk vereiste mate van verdenking van een (door [directeur] of anderen) gepleegd strafbaar feit. Een aantal van de bij het bedrijfspand op 13 september 2010 aanwezige personen noemden ‘afspraken’ met betrekking tot de zaken zodat volstrekte duidelijkheid ondanks de toelichting op de zaak door de curator onduidelijk bleef, aldus Regiopolitie Gelderland-Zuid. Volgens haar speelde voorts een rol dat met betrekking tot de meegenomen zaken waarvan Introbouw de eigendom claimde – ook na ontvangst van de lijst van de door Introbouw uit de failliete boedel overgenomen zaken – een voldoende specifieke omschrijving met bijvoorbeeld serienummers ontbrak, hetgeen aan de weg stond aan inbeslagname van zaken bij Duijts. De actie van de Regiopolitie Gelderland-Zuid is daarom beperkt gebleven tot het onder 3.6 beschreven optreden. Overigens meent zij te hebben gehandeld conform haar beleid en prioriteitenstelling. Nog altijd is er in haar opvatting onvoldoende duidelijkheid over de eigendomsverhouding van de volgens Introbouw gestolen zaken, reden waarom zij de zaak nog steeds beschouwt als civielrechtelijk van aard en de zaak van Introbouw heeft uitgescreend. Zij heeft erop gewezen dat Introbouw daartegen desgewenst beklag kan doen, zoals haar bij brief van 22 juni 2011 is meegedeeld (r.o. 2.15.).
3.8. Hoezeer op zichzelf begrijpelijk is dat vanuit het perspectief van Introbouw geen enkele onduidelijkheid bestond over de eigendomsverhoudingen met betrekking tot de door [directeur] afgevoerde zaken, evenzeer is begrijpelijk dat in de gegeven omstandigheden Regiopolitie Gelderland-Zuid daar niet zonder meer vanuit is gegaan. Aan [directeur] was te kennen gegeven dat hij zijn spullen uit het bedrijfspand moest ophalen. Het mag zo zijn dat hij volgens Introbouw ook zaken meenam die niet van hem waren en dat dit door de curator werd bevestigd, maar anderen deelden mee dat daarover ‘afspraken’ waren. Bovendien waren de door Introbouw van de curator overgenomen zaken op de desbetreffende lijst inderdaad slechts in algemene termen omschreven, zodat niet onaannemelijk is dat voor inbeslagname onder Duijts te veel onzekerheid bestond. De rechtbank acht het in de gegeven omstandigheden dan ook niet onbegrijpelijk of onredelijk dat Regiopolitie Gelderland-Zuid de kwestie als ‘civiel’ van aard heeft beschouwd en om die reden terughoudendheid heeft betracht in haar optreden en heeft afgezien van de toepassing van dwangmiddelen en beslag. Geconstateerd wordt voorts dat zij zich niettemin de belangen van Introbouw voor zover naar haar eigen inschatting mogelijk was heeft aangetrokken (zie onder 3.6). Regiopolitie Gelderland-Zuid heeft daarbij gehandeld met inachtneming van de geldende rechtsregels en haar interne beleid en prioriteitenstelling. Over het door Introbouw overgelegde krantenknipsel, waaruit volgens haar blijkt dat de Regiopolitie Gelderland-Zuid een onjuist en inmiddels door haar weer bijgesteld beleid - inzake ter plaatse gaan na een nachtelijke alarmmelding - zou hebben gevoerd, heeft de Regiopolitie Gelderland-Zuid onweersproken opgemerkt dat het daarin genoemde beleid niet van doen heeft met de situatie zoals die zich bij Introbouw - overdag - voordeed. Dat de Regiopolitie Gelderland-Zuid een verkeerd beleid heeft gevoerd, kan reeds daarom niet worden aangenomen. Gesteld of gebleken is evenmin dat het beleid op grond waarvan zij de zaak van Introbouw inmiddels heeft uitgescreend, onrechtmatig is. Overigens kan Introbouw daarover een beklagprocedure aanhangig maken. Op grond van al het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat, indien en voor zover de Regiopolitie Gelderland-Zuid op grond van art. 2 Politiewet 1993 verplicht was rechtshandhavend op te treden, zij die plicht jegens Introbouw niet heeft geschonden.
3.9. Nu geen sprake is van de gestelde onrechtmatige daad, behoeven de verdere stellingen en verweren van de partijen geen verdere bespreking. De vorderingen van Introbouw zullen moeten worden afgewezen.
3.10. Introbouw zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Regiopolitie Gelderland-Zuid worden begroot op:
- griffierecht EUR 568,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.472,00.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. wijst de vorderingen af,
4.2. veroordeelt Introbouw in de proceskosten, aan de zijde van Regiopolitie Gelderland-Zuid tot op heden begroot op EUR 1.472,00,
4.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op
17 augustus 2011.
Coll.: AB