zaaknummer / rolnummer: 211943 / HA ZA 11-231
Vonnis van 31 augustus 2011
1. [eis.1],
wonende te [woonplaats],
2. [eis.2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J.P. Hoegee te Nijmegen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSBEDRIJF H. VAN DEN BORN B.V.,
gevestigd te Renkum,
gedaagde,
advocaat mr. O. Molders te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eisers]. en Van den Born genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 april 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 4 juli 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 [eisers]. zijn eigenaar van de woning aan de [adres]. In of omstreeks mei 2008 hebben [eisers]. met Van den Born een overeenkomst van aanneming van werk gesloten met betrekking tot het onderkelderen van de woning van [eisers]. door Van den Born. Daarbij is een prijs afgesproken van € 39.184,72 inclusief b.t.w.
2.2 De aannemingsovereenkomst is gebaseerd op een tweetal door Van den Born uitgebrachte offertes van 25 maart 2008 en 3 mei 2008. In de laatstgenoemde offerte zijn onder meer de volgende werkzaamheden vermeld:
- uitzuigen/graven van de gehele kruipruimte onder de woning
- afvoeren zand/grond
- aanbrengen betonwapening
- plaatsen folie en hierop storten van betonvloer
- cv /loodgieterwerk.
In de offerte van 25 maart 2008 staat tevens vermeld: “Ruimte zal waarschijnlijk mechanisch moeten worden geventileerd om verspochten te voorkomen.”
2.3 Van den Born heeft de werkzaamheden aan de kelder in of omstreeks het najaar van 2008 uitgevoerd. Van den Born heeft daarbij geen folie en geen betonwapening aangebracht. De betonvloer is door Van den Born uitgevoerd met een kunststofvezel-wapening. Tijdens de graafwerkzaamheden bleek dat de funderingen van de bouwmuur en tussenwanden onvoldoende diep waren aangelegd. Van den Born heeft toen – als meerwerk – de funderingen ondermetseld en (gedeeltelijk) wanden tegen de bouwmuur en scheidingswanden ter plaatse van de achter- en voorgevel gemetseld.
Toen de werkzaamheden bijna voltooid waren, heeft de gemeente Renkum een bouwstop opgelegd, omdat gebleken was dat voor het te realiseren bouwwerk geen vergunning was aangevraagd. [eisers]. hebben met behulp van Van den Born op of omstreeks 9 december 2008 alsnog een vergunning aangevraagd en daarbij de benodigde tekeningen en beschrijvingen gevoegd. Daarop is onder meer vermeld dat een betonvloer inclusief bewapening is aangebracht en dat folie is gebruikt. Als omschrijving van het beoogde gebruik van het bouwwerk is in de aanvraag “Woonfunctie” opgenomen. De vergunning is op 14 januari 2009 verleend.
[eis.1] heeft voor de bouw van de kelder een bedrag van in totaal € 45.385,-- incl. b.t.w. aan Van den Born betaald.
2.4 In of omstreeks maart 2009 heeft [eis.1] geconstateerd dat er in de kelder diverse vochtplekken aanwezig waren. [eis.1] heeft Van den Born daarvan op de hoogte gesteld, waarna Van den Born op 25 maart 2009 de situatie ter plaatse heeft bekeken.
2.5 Bij brief van 23 april 2009 heeft [eis.1] Van den Born formeel in gebreke gesteld en hem in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen de gebreken te herstellen, dan wel met een schriftelijk plan van aanpak te komen inzake de vochtproblematiek. Als reactie daarop heeft Van den Born bij brieven van 1 mei en 22 mei 2009 aan [eis.1] meegedeeld dat volgens haar de vochtplekken uitsluitend veroorzaakt kunnen worden door een defect in een leiding of ‘appendage’ in het bestaande buitenrioleringssysteem.
2.6 [eis.1] heeft vervolgens, zonder medewerking van Van den Born, op of omstreeks 26 juni 2009 het bureau Lengkeek Expertises te Zwolle als deskundige ingeschakeld om de oorzaak van de vochtproblemen in de kelder van [eis.1] te achterhalen. Op 27 en 29 juli 2009 heeft dat bureau in aanwezigheid van partijen een inspectie ter plaatse uitgevoerd. In het daarvan op 14 oktober 2009 opgemaakte rapport staat onder meer het volgende vermeld:
“(…) Uitvoeringswijze.
(…)
Ten aanzien van de gekozen wijze van uitvoeren van de vloer en de wanden zijn wij van mening dat deze niet voldoen aan de normale eisen van goed en deugdelijk werk. Onder de vloer had in ieder geval isolatie en folie moeten worden aangebracht, zoals de aannemer wel heeft vermeld op de aanvraag voor de bouwvergunning. Bovendien is op geen enkele wijze voorzien in een deugdelijke aansluiting van de vloer op de wanden. De vloer is nu koud tussen de wanden gestort. Deze aansluiting zal nooit vochtwerend zijn! Het ware beter geweest een betonnen bak aan te brengen en deze te laten aansluiten op de wanden en bouwmuren. De aangebrachte constructie voldoet daarmee niet aan de eisen van het bouwbesluit voor wat betreft de vochtwerendheid (…)”.
Oorzaak vochtprobleem.
(…)
• De onvoldoende dikte van de betonvloer.
• De onjuiste en niet deugdelijke aansluiting van vloer op wanden.
• Het ontbreken van isolatie en folie onder de betonvloer.
• Het ontbreken van folie en isolatie tussen de bouwmuren en voorzetwanden.
• Inwendige condensatie als gevolg van koude oppervlakten met warmere lucht (…).
OMVANG VAN DE GEBREKEN
(…)
In feite is deugdelijk herstel alleen mogelijk door het slopen van de aangebrachte vloer, het verder uitgraven en het aanbrengen van een nieuwe betonvloer op folie en isolatie met opstaande rand die ingekast wordt in de bouwmuren. Ook dienen bovendien folie en isolatie met voorzetwanden tegen de bouwmuren aangebracht te worden.
SCHADEBEDRAG
Wij begroten het vervangen van de betonvloer zoals hierboven omschreven op tenminste een bedrag van inclusief BTW € 35.000,--. De kosten voor een deugdelijke geïsoleerde uitvoering van wanden begroten wij daarnaast nog op inclusief BTW € 10.000,-- (…)
2.7 Bij brief van 4 november 2009 heeft de advocaat van [eis.1] een afschrift van voormeld rapport aan Van den Born toegezonden en Van den Born in de gelegenheid gesteld binnen drie weken over te gaan tot het herstel van de kelder conform het rapport van Lengkeek.
2.8 Van den Born heeft de hiervoor genoemde bevindingen van Lengkeek Expertises betwist en verzocht een contra- expertise te laten uitvoeren door [architect1] architect te Waalre. Dat onderzoek is met toestemming van [eis.1] verricht op 19 januari 2010. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een door [architect1] opgemaakt (brief)rapport van 17 maart 2010. Naast de daarin opgenomen reactie van [architect1] op het rapport van Lengkeek Expertises concludeert [architect1] in zijn rapport - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - dat het binnendringen van grondwater als oorzaak van de vochtproblemen in de kelder moet worden uitgesloten gelet op de zeer lage grondwaterstand ter plaatse in combinatie met het harde en moeilijk doordringbare zandpakket onder de vloer en dat de oorzaak van de vochtproblemen moet worden gezocht in de (wijze van) hemelwaterafvoeren van de woning van [eis.1] en die van de naast gelegen woning(en). [architect1] adviseert vervolgens een algehele verbetering van het volgens hem verouderde en door uitbreiding ontoereikende bestaande hemelwater afvoerstelsel aan de voor- en achterzijde van de woning van [eis.1] in combinatie met die van de buren en daarnaast een verbetering van de werking van de ventilatie-installatie door het aanbrengen van twee ventilatie toevoerroosters in de achtergevel met doorvoer tot net boven het terras oppervlak.
2.9 Op 2 februari 2010 is op verzoek van Van den Born door Installatiebedrijf Rosmalen B.V. te Wijchen een camera-inspectie uitgevoerd betreffende (het functioneren van) de hemelwaterafvoer en riolering op het terrein van de woning van [eis.1] alsmede in de kruipruimte van de ernaast gelegen woning aan de Dalweg 60. In het rapport van Installatiebedrijf Rosmalen B.V. van 8 februari 2010 staat onder meer:
“Om de camera-inspectie te kunnen uitvoeren hebben wij bij de hemelwaterafvoer de leiding ontkoppeld, om zo toegang te krijgen tot het riool. Direct is zichtbaar dat na plusminus 50 tot 70 cm diepte water in de afvoer staat. Nadat de camera is ingevoerd is hier vervuiling zichtbaar. Op dit punt kan de camera niet verder worden ingevoerd. (…)”
2.10 [eisers]. hebben omstreeks april 2010 Van den Born in kort geding gedagvaard en gevorderd om Van den Born te veroordelen tot betaling van € 62.000,-- als voorschot op de door [eis.1] geleden schade. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 april 2010 (197933/KG ZA 10-200) is deze vordering afgewezen, met veroordeling van [eis.1] in de proceskosten. De voorzieningenrechter overwoog daartoe dat nu partijen, gesteund door de door hen ingeschakelde deskundigen, volstrekt tegenstrijdige standpunten innemen en gelet op het beperkte kader van het kort geding, niet kan worden uitgezocht welk standpunt juist is. Daarvoor is een nader onderzoek door een of meer door de rechtbank te benoemen deskundigen noodzakelijk, waarvoor in kort geding echter geen plaats is. Een door (een van) partijen te entameren voorlopig deskundigen onderzoek lijkt daartoe de aangewezen weg (rov. 4.4).
2.11 [eisers]. hebben vervolgens bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen over de oorzaak van de vochtproblemen, de constructie van de kelder en de kosten van het verhelpen van de problemen. Bij beschikking van deze rechtbank van 9 augustus 2010 (202085/HA RK 10-135) is een voorlopig deskundigenbericht bevolen ter beantwoording van de volgende vragen:
a) wat is de oorzaak van de vochtproblemen in de kelder van de woning van [eisers].?
b) is de kelder naar de eisen van goed en deugdelijk vakwerk geconstrueerd?
c) zo nee, zouden de vochtproblemen zoals die zich thans manifesteren zijn uit¬ge¬ble¬ven indien Van den Born de kelder wel volgens de eisen van goed en deugdelijk werk zou hebben geconstrueerd?
d) zo nee, had Van den Born dit dan voor of tijdens de bouwwerkzaamheden redelijkerwijs kunnen ontdekken?
e) welke werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd om de vochtproblemen te verhelpen?
f) welke kosten zijn met deze werkzaamheden gemoeid?
g) heeft u verder nog opmerkingen die u voor deze zaak van belang acht?
De rechtbank heeft daarbij benoemd tot deskundige om dit onderzoek te verrichten: Ir. [deskundige1], verbonden aan ABT B.V. In deze beschikking is tevens bepaald dat de kosten van dit deskundigenbericht van € 2.380,00 voor rekening van [eisers]. komen.
2.12 In het voorlopig deskundigenbericht van 30 november 2010 van ir. [deskundige1], verbonden aan ABT B.V., staat onder meer het volgende:
“Vragen rechtbank
Onderstaand de vragen van de rechtbank, gesteld in de beschikking d.d. 9 augustus 2010. (…)
a) Wat is de oorzaak van de vochtproblemen in de kelder van de woning van [eis.1] cs?
De vochtproblemen in de kelder van de woning van [eis.1] cs worden veroorzaakt door omlaag zakkend regenwater wat van buitenaf de constructie kan binnendringen. Tijdens het uitgraven van de kelder is een zeer slecht doorlatende laag leem deels afgegraven. Op deze laag is vervolgens de betonvloer gestort. Bij de betonvloer zijn geen aansluitingen voorzien tussen de wand en de vloer (koude aansluiting). Door het krimpen van de vloer ontstaan er vervolgens naden tussen de vloer en de wand. Water kan vervolgens indringen ter plaatse van het terras of aan de voorzijde van de woning. Dit water dringt in de ondergrond, maar kan niet / zeer moeizaam indringen in de leemlaag. Het water zal onder constructie van de keldervloer komen. Wanneer de grond verzadigd is maar er nog meer water in de ondergrond terecht komt ontstaat er overdruk. Het water zal vervolgens de weg van de minste weerstand volgen onder de gevolgen van de druk. Deze weg is ter plaatse van de naden en scheuren bij de betonvloer in de kelderconstructie. Hierdoor ontstaan er vochtproblemen in de kelder. Deze vochtproblemen bestaan uit optrekkend vocht in de wanden en zelfs een laagje water in de kelder.
b) Is de kelder naar eisen van goed en deugdelijk vakwerk geconstrueerd?
De aannemer heeft recentelijk een andere kelder aangelegd in een nabij gelegen woning. De kelder van [eis.1] cs is conform hetzelfde principe aangelegd en uitgevoerd waarbij ook gekozen is voor een betonvloer. Bij de eerste kelder zijn geen problemen met vocht opgetreden. Feit is ook dat de grondwaterstand een aantal meters onder het kelderniveau pas aanwezig is. Met eventueel opdrijven of andere voorzieningen door een hoge grondwaterstand hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden. Hiervan was de aannemer op de hoogte.
Bij de kelder van [eis.1] cs zijn wel problemen opgetreden door de bij vraag a beschreven oorzaak. De aannemer was op de hoogte van deze grondlaag, aangezien hij deze ook deels heeft verwijderd, maar heeft eventuele consequenties met de slechte doorlatendheid niet onderkend. Indien dit onderkend was dan hadden voorzieningen getroffen moeten worden zoals een waterdichte verbinding tussen de vloer en de wand en/of eventuele infiltratievoorzieningen van regenwater in de leemlaag. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van grindpalen.
Tot slot dient opgemerkt te worden dat een traditioneel gewapende vloer het voorkomen van het optreden van scheuren naar alle waarschijnlijkheid beter had beperkt dan de nu toegepaste kunststofvezels.
c) Zo nee, zouden de vochtproblemen zoals die zich thans manifesteren zijn uitgebleven indien Van den Born de kelder wel volgens de eisen van goed en deugdelijk werk zou hebben geconstrueerd?
Indien er een waterdichte verbinding zou zijn gemaakt tussen de wand en de vloer en de scheurwijdte in de vloer zou zijn beperkt, dan zouden de vochtproblemen zich niet manifesteren in de kelder.
Indien er voldoende infiltratiemogelijkheden waren, waren de vochtproblemen naar alle waarschijnlijkheid van kleinere aard geweest.
d) Zo nee, had Van den Born dit dan voor of tijdens de bouwwerkzaamheden redelijkerwijs kunnen ontdekken?
Tijdens het verwijderen van de leemlaag had Van den Born zich kunnen afvragen of deze harde laag niet voor problemen ging zorgen met betrekking tot de indringing van grondwater. Eventueel was het raadzaam een specialist in te schakelen om deze vraag te beantwoorden. Dan was er nog ruimte geweest om een passende oplossing aan te brengen.
e) Welke werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd om de vochtproblemen te verhelpen?
De vochtproblemen kunnen worden verholpen door de randen en de scheuren te injecteren met een injectiemortel. Hierdoor zal de kelder waterdicht worden. Hierdoor wordt de oorzaak echter nog niet weggenomen. Daarom wordt tevens aangeraden om rondom de kelder drainage toe te passen zodat indringend regenwater weggeleid kan worden. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van grindpalen of grindkoffers. Een andere praktische oplossing is om de afwateringsrichting van het terras richting de achterzijde van de tuin te laten lopen in plaats van richting het huis.
f) Welke kosten zijn met deze werkzaamheden gemoeid?
De kosten voor het injecteren van de randen en de scheuren bedraagt circa € 5.000,-. Voor de kosten van het aanbrengen van drainage zal een stelpost worden aangegeven van € 2.000,-.
g) Heeft u verder nog opmerkingen die u voor deze zaak van belang acht?
Er zijn geen verdere opmerkingen.”
3. Het geschil
3.1. [eisers]. vorderen dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis Van den Born zal veroordelen tot betaling van € 68.753,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ingebrekestelling, althans de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede Van den Born te veroordelen tot vergoeding van de kosten in verband met het herstel van het terras, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van Van den Born in de proceskosten.
3.2. Van den Born voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 Tussen partijen is allereerst in geschil of Van den Born als aannemer jegens zijn opdrachtgevers [eisers]. toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen bij de aanleg van de kelder.
[eisers]. stellen onder verwijzing naar het deskundigenbericht van ir. [deskundige1] (zoals hiervoor onder 2.12 geciteerd) dat Van den Born op vele punten toerekenbaar is tekortgeschoten. Van den Born heeft ten onrechte nagelaten om voor aanvang van de werkzaamheden grondonderzoek uit te voeren. Gebleken is dat Van den Born de betonvloer van de kelder heeft aangebracht op een harde leemlaag, zonder het aanbrengen van een folie. Van den Born heeft verder nagelaten om een waterdichte verbinding aan te brengen tussen de wand en de vloer. Bovendien is de scheurwijdte in de vloer vergroot doordat Van den Born een kunststofvezelwapening heeft toegepast in plaats van de traditionele betonwapening, aldus [eisers]..
Van den Born betwist dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten. Volgens Van den Born heeft zij de door haar opgedragen werkzaamheden naar behoren uitgevoerd. Uit de in opdracht van Van den Born uitgevoerde onderzoeken van Van Rosmalen en [architect1] blijkt dat een slecht functionerend rioolstelsel en hemelwaterafvoerinstallatie de oorzaak is van de vochtproblemen in de kelder. Voor zover de leemlaag als oorzaak van de vochtoverlast moet worden aangemerkt, dient deze volgens Van den Born als een externe factor te worden aangemerkt die redelijkerwijs niet door haar kon worden voorzien. Van den Born wijst er verder op dat zij een kleine niet-specialistische aannemer is die niet deskundig is op het gebied van grondfysica.
4.2 Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop. Uit de door [eisers]. ingediende aanvraag voor een bouwvergunning – waarbij Van den Born ook betrokken is geweest – staat bij de toelichting bij vraag 6 dat de kelder gebruikt zal worden voor “hobbyruimte en opslag huisraad” en dat “de bestemming is vergroten van het woongenot”. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke ruimte in beginsel mag worden verwacht – zoals ook door Van den Born tijdens de comparitie is erkend – dat deze waterdicht is en hierin geen vochtproblemen zullen optreden. [eis.1] hebben verder onbetwist gesteld dat het ontwerp van de kelder afkomstig is van Van den Born en dat zij voor deze aannemer hebben gekozen omdat hij in dezelfde straat op nummer 68 een soortgelijke kelder onder een woning had gerealiseerd.
4.3 Uit het deskundigenbericht van ir. [deskundige1] blijkt dat de vochtproblemen in de kelder worden veroorzaakt doordat de betonvloer op een (niet waterdoorlatende) leemlaag is gestort. Tussen de wand en de vloer zijn geen aansluitingen voorzien. Door het krimpen van de betonvloer zijn vervolgens naden ontstaan tussen wand en vloer. Regenwater dat in de grond terechtkomt kan niet indringen in de leemlaag, waardoor het water via de naden en de scheuren in de vloer vervolgens de kelder binnendringt.
Volgens de deskundige was Van den Born op de hoogte van deze grondlaag nu hij deze bij de aanleg van de kelder ook deels heeft verwijderd. Van den Born heeft echter de consequenties van de slechte doorlatendheid van deze leemlaag niet onderkend. Indien Van den Born dit wel had onderkend dan hadden voorzieningen getroffen moeten worden zoals een waterdichte verbinding tussen de vloer en de wand en/of eventuele infiltratievoorzieningen van regenwater in de leemlaag. Bovendien had een traditioneel gewapende betonvloer (in plaats van de toegepaste kunststofvezelwapening) het optreden van scheurvorming in de betonvloer beperkt. De deskundige is van mening dat indien een waterdichte verbinding zou zijn gemaakt tussen de wand en de vloer en de scheurwijdte in de vloer zou zijn beperkt, de vochtproblemen zich niet zouden hebben gemanifesteerd in de kelder. Verder is de deskundige van mening dat Van den Born zich tijdens de verwijdering van de leemlaag had kunnen afvragen of deze harde leemlaag niet voor problemen ging zorgen met betrekking tot de indringing van grondwater, dan wel ter beantwoording van deze vraag een specialist had kunnen inschakelen.
4.4 Op grond van de bevindingen en conclusies in het deskundigenbericht van ir. [deskundige1] – welke de rechtbank overneemt en tot de hare maakt – is de rechtbank van oordeel dat Van den Born is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Op grond van artikel 7:754 BW was Van den Born als aannemer verplicht om bij de uitvoering van het werk zijn opdrachtgevers [eisers]. te waarschuwen voor de te verwachten vochtproblemen ten gevolge van de leemlaag. Zoals ook blijkt uit het door Van den Born overlegde rapport van de door haar ingeschakelde architect [architect1] is “tijdens het uitgraven gebleken [dat] het zandpakket onder de vloer zeer hard en moeilijk doordringbaar [is]”. Van den Born had zich in haar hoedanigheid van aannemer dienen af te vragen welke consequenties deze leemlaag en de daarmee gepaard gaande wijze van afvoer van hemelwater zou hebben voor de kelder. Van den Born kon vanwege de aanwezigheid van deze leemlaag niet zonder meer ervan uitgaan dat de kelder op dezelfde wijze kon worden aangelegd als de eerder door haar gerealiseerde kelder op nummer 68. Voor zover Van den Born als kleine aannemer niet over voldoende deskundigheid beschikte – zoals zij zelf stelt – geldt dat zij daartoe een ter zake kundige had dienen in te schakelen. Van den Born mocht onder deze omstandigheden dan ook niet zonder nader overleg met [eisers]. en het inwinnen van nadere informatie bij derden overgaan tot uitvoering van haar oorspronkelijke ontwerp. Indien zij wel nadere informatie had ingewonnen, zou ook zijn gebleken – zoals ook uit het deskundigenbericht kan worden afgeleid – dat de scheurvorming in de vloer had kunnen worden beperkt door het aanbrengen van de traditionele betonwapening. Ook ten aanzien van de keuze voor een kunststofvezelwapening (in plaats van de traditionele wapening) geldt dat Van den Born haar waarschuwingsplicht niet heeft nageleefd.
4.5 Nu Van den Born ter zake van zowel de aanwezige leemlaag als van de keuze voor een kunstofvezelwapening is tekortgeschoten in haar waarschuwingsplicht en zij heeft nagelaten om als een zorgvuldig aannemer haar ontwerp van de kelder aan de omstandigheden aan te passen, dienen de gevolgen van de ondeugdelijke uitvoering van de kelder op grond van artikel 7:760 lid 2 BW voor rekening van Van den Born te komen.
4.6 Van den Born heeft zich subsidiair erop beroepen dat sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eisers]. Van den Born stelt dat zij door middel van de voorstellen van [architect1] tijdig met een deugdelijk plan van aanpak is gekomen. Bovendien heeft Van den Born aangeboden om aanvullende vochtwerende voorzieningen te treffen indien dit plan van aanpak niet het gewenste resultaat zou hebben. [eisers]. zijn ten onrechte niet ingegaan op dit voorstel, aldus Van den Born.
4.7 [eisers]. hebben bij brief van 23 april 2009 Van den Born formeel in gebreke gesteld en hem in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen de gebreken te herstellen, dan wel met een schriftelijk plan van aanpak te komen inzake de vochtproblematiek in de kelder. Vast staat dat Van den Born niet binnen de gestelde termijn aan deze sommatie heeft voldaan. Bij brieven van 1 mei en 22 mei 2009 heeft Van den Born aan [eisers]. meegedeeld dat volgens haar de vochtplekken uitsluitend veroorzaakt kunnen worden door een defect in een leiding of ‘appendage’ in het bestaande buitenrioleringssysteem. Hieruit blijkt dat Van den Born – zoals ook in de onderhavige procedure – zich op het standpunt stelt dat de vochtproblemen in de kelder veroorzaakt worden door externe factoren die niet aan Van den Born kunnen worden toegerekend. Nu Van den Born in haar voornoemde brieven heeft aangegeven niet bereid te zijn tot nakoming van de overeenkomst, geldt dat Van den Born op de voet van artikel 6:83, aanhef en sub c, BW vanaf 1 mei 2009 in verzuim is.
4.8 Vervolgens is de vraag of [eisers]. als schuldeisers op enig moment na 1 mei 2009 in verzuim zijn geraakt doordat zij nakoming van de verbintenis door Van den Born hebben verhinderd door de noodzakelijke medewerking niet te verlenen. Uit het deskundigenbericht van ir. [deskundige1] is bij het antwoord op vraag e. beschreven welke werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd om de vochtproblemen in de kelder te verhelpen. In het licht daarvan is het aanbod van Van den Born van 23 maart 2010 tot aanpassing van de hemelwaterinstallatie en het ventilatiesysteem in de kelder niet aan te merken als een behoorlijk aanbod tot nakoming. Deze door Van den Born voorgestelde maatregelen hebben immers geen betrekking op aanpassing van de kelder zoals door ir. [deskundige1] voorgesteld. Aldus hebben [eisers]. door niet op dit aanbod van Van den Born in te gaan niet de nakoming van de overeenkomst door Van den Born verhinderd, zodat geen sprake is van schuldeisersverzuim.
4.9 [eisers]. vorderen – onder overlegging van een offerte van Kelderman Burgerbouw B.V. – een bedrag van € 58.310,00. Dit betreft conform het advies van Lengkeek het geheel verwijderen van de wanden en de vloer van de door Van den Born gebouwde kelder en het vervolgens opnieuw aanleggen van de kelder. Volgens [eisers]. kan niet worden volstaan met de in het deskundigenbericht van ir. [deskundige1] omschreven wijze van herstel. Volgens [eisers]. blijkt hieruit dat ir. [deskundige1] tot uitgangspunt heeft genomen dat voor de geoffreerde aanneemsom geen kelder met een woonfunctie kan worden gebouwd. Bovendien duidt hij de door hem voorgestelde wijze van herstel aan als een “pleister”. Daarnaast vorderen [eisers]. vergoeding van de kosten van het deskundigenbericht van ir. [deskundige1], het onderzoek van Lengkeek, de aanleg van grindkoffers, de huur van een ontvochtiger, de herstelwerkzaamheden aan het terras, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.
Van den Born betwist dat [eisers]. enige schade hebben geleden. De extra vochtwerende voorzieningen zoals omschreven in het deskundigenbericht van ir. [deskundige1] vormden geen onderdeel van het werk en betreffen een aanvulling op de overeenkomst. De door Lengkeek voorgestelde wijze van herstel gaat veel verder dan partijen oorspronkelijk zijn overeengekomen, namelijk door middel van het aanbrengen van een vloer tussen kelderwanden een extra ruimte bij de woning scheppen die voor uiteenlopende doeleinden kan worden gebruikt. Voor zover de herstelkosten wel toewijsbaar zijn, kan volstaan worden met de door ir. [deskundige1] voorgestelde maatregelen. De kosten van Lengkeek zijn evenmin toewijsbaar omdat dit feitelijk onjuist is en niet aan het bewijs heeft bijgedragen, aldus Van den Born.
4.10 Uit het deskundigenbericht van ir. [deskundige1] blijkt dat de vochtproblemen kunnen worden verholpen door de randen en scheuren in de vloer te injecteren met een injectiemortel en drainage rondom de kelder toe te passen door middel van grindpalen en grindkoffers. Een andere praktische oplossing in dit verband is volgens deze deskundige de afwateringsrichting van het terras richting de achterzijde van de tuin te laten lopen in plaats van richting het huis. Ir. [deskundige1] begroot de kosten voor het injecteren van de randen en de scheuren op circa € 5.000,- en voor het aanbrengen van de drainage op € 2.000,-.
De opmerking van de deskundige dat sprake is van een “pleister” heeft enkel betrekking op de eerstgenoemde maatregel, namelijk het injecteren van de randen en de scheuren. Volgens de deskundige dient dit te worden gecombineerd met de andere voorgestelde maatregelen: De deskundige adviseert dan ook om drainage rondom de woning toe te passen zodat het water kan worden afgevoerd en om in het terras afschot aan te brengen van de woning af (…)”. Zoals hiervoor onder 4.2 is overwogen mochten [eisers]. op grond van de overeenkomst verwachten dat de kelder diende ter vergroting van het woongenot en dat hierin geen vochtproblemen zouden optreden. Uit het deskundigenbericht blijkt dat na het nemen van voornoemde maatregelen de kelder aan deze maatstaf voldoet:
“De combinatie van voorzieningen, infiltratiemogelijkheden en constructieve injectie, zorgen voor een waterdichte kelder waarin geen problemen meer optreden”.
Aldus bestaat geen aanleiding om [eisers]. een hogere schadevergoeding toe te kennen dan de kosten van de in het deskundigenbericht van ir. [deskundige1] omschreven maatregelen.
4.11 De rechtbank verwerpt het verweer van Van den Born dat de schadevergoeding niet toewijsbaar is omdat de door ir. [deskundige1] voorgestelde maatregelen niet tot de overeenkomst behoren. Zoals hiervoor is overwogen, mochten [eisers]. op grond van de overeenkomst een vochtvrije kelderruimte verwachten. De omvang van de schade wordt bepaald door een vergelijking van de toestand zoals deze in werkelijkheid is met de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest indien het schadeveroorzakende feit (de wanprestatie) niet zou hebben plaatsgevonden (vgl. HR 26 maart 2010, RvdW 2010, 468, rov. 3.5). Door vergoeding van de kosten verbonden aan de hiervoor beschreven maatregelen worden [eisers]. in staat gesteld om de kelderruimte zodanig aan te passen dat deze aan de overeenkomst beantwoordt.
4.12 Dit brengt mee dat de kosten voor het injecteren van de randen en de scheuren (€ 5.000,-) en voor het aanbrengen van de drainage (€ 2.000,-), in totaal € 7.000,- toewijsbaar zijn. Daarnaast zijn de volgende schadeposten – als zijnde niet betwist door Van den Born – eveneens toewijsbaar: kosten ontvochtiger (€ 366,49), kosten herstelwerkzaamheden terras (p.m.) en de buitengerechtelijke kosten (€ 2.127,72).
4.13 [eisers]. hebben onbetwist gesteld dat Van den Born op 30 juli 2009 tijdens onderzoekswerkzaamheden graafwerk heeft verricht en daarbij het terras heeft beschadigd en ondeugdelijk hersteld. Aangezien onvoldoende gegevens voorhanden zijn om de schade ter zake van het herstel van het terras in deze procedure te begroten, zal de rechtbank zoals door [eisers]. is gevorderd daartoe naar de schadestaatprocedure verwijzen.
4.14 [eisers]. vorderen op grond van artikel 6:96 lid 2, aanhef en sub b, BW tevens vergoeding van de kosten van de rapporten van zowel Lengkeek als van ir. [deskundige1]. Nu de aansprakelijkheid van Van den Born is vastgesteld aan de hand van het rapport van ir. [deskundige1], komen de kosten van dit rapport (€ 2.380,00) als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. Dit geldt niet voor het rapport van Lengkeek. Nadat [eisers]. in mei 2009 niet tot overeenstemming met Van den Born konden komen over het gezamenlijk inschakelen van een deskundige om onderzoek te doen naar de vochtproblemen, had het op de weg van [eisers]. gelegen om – zoals zij eerst later hebben gedaan – dit te bewerkstelligen door middel van een voorlopig deskundigenbericht. Niet in te zien valt welke toegevoegde waarde het rapport van Lengkeek heeft naast het deskundigenbericht van ir. [deskundige1]. Dit geldt te meer nu de inhoud van het rapport van Lengkeek in dit geding niet heeft bijgedragen aan de vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid van Van den Born.
4.15 Het voorgaande brengt mee dat Van den Born in deze procedure zal worden veroordeeld tot betaling aan [eisers]. van € 7.000,00 (injecteren en drainage), € 366,49 (ontvochtiger), € 2.127,72 (buitengerechtelijke kosten) en € 2.380,00 (deskundigenbericht), in totaal € 11.874,21.
4.16 Ten aanzien van de door [eisers]. gevorderde wettelijke rente overweegt de rechtbank als volgt. De wettelijke rente over de kosten voor het waterdicht maken van de kelder (€ 7.000,00) is toewijsbaar vanaf het moment dat Van den Born in verzuim is (1 mei 2009). Aangezien bij beschikking van 9 augustus 2010 van deze rechtbank het voorlopig deskundigenbericht is gelast, gaat de rechtbank ervan uit dat deze kosten kort nadien door [eisers]. zijn voldaan. De wettelijke rente over de kosten voor het deskundigenbericht zal worden toegewezen vanaf 1 september 2010. Ter zake van de overige schadeposten (kosten ontvochtiger, en de buitengerechtelijke kosten) blijkt niet op welk moment deze kosten voor rekening van [eisers]. zijn gekomen. De rechtbank zal daarom de wettelijke daarover toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding (8 februari 2011).
4.17 Van den Born zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers]. worden begroot op:
Dagvaarding € 103,90
vast recht € 588,00
salaris advocaat € 1.788,00 (2,0 punt x tarief IV € 894,00)
totaal: € 2.479,90.
5. De beslissing
De rechtbank
veroordeelt Van den Born tot betaling aan [eisers]. van € 11.874,21, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 7.000,00 vanaf 1 mei 2009, over een bedrag van € 2.380,00 vanaf 1 september 2010 en over een bedrag van € 2.494,21 vanaf 8 februari 2011, telkens tot aan de dag der algehele voldoening,
veroordeelt Van den Born tot betaling aan [eisers]. van de kosten van het herstel van het terras, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
veroordeelt Van den Born in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisers]. begroot op € 2.479,90, waarvan € 691,90 aan verschotten en € 1.788,00 aan salaris advocaat,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Beens en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2011.