ECLI:NL:RBARN:2011:BR7005

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200756
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijswaardering over koopsom kapsalon en verrekening met andere schulden

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Arnhem, stond de bewijswaardering van de koopsom van een kapsalon centraal, evenals de verrekening met andere schulden. De eisers in conventie, [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.], stelden dat de koopsom van de kapsalon € 17.300,- bedroeg, terwijl de gedaagden in conventie, [ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv.], betwistten dat bedrag en stelden dat er geen afspraken waren gemaakt over verrekening van de resterende koopsom met betalingen die in 2007 waren gedaan. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet in hun bewijsopdracht waren geslaagd, omdat de verklaringen van de partijgetuigen niet voldoende steun boden voor hun stellingen. De rechtbank concludeerde dat de koopsom van de kapsalon € 12.800,- bedroeg, waarbij de waarde van de spullen die door [ged.1conv./eis.1reconv.] waren geleverd, in mindering werd gebracht. De rechtbank wees de vordering van de eisers in conventie tot betaling van € 8.300,- toe, te vermeerderen met wettelijke rente, en de reconventionele vordering van [ged.1conv./eis.1reconv.] tot betaling van € 6.000,- werd eveneens toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten droegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 augustus 2011.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 200756 / HA ZA 10-999
Vonnis van 17 augustus 2011
in de zaak van
1. [eis.1conv./ged.1reconv.],
2. [eis.2conv./ged.2reconv.],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. P-P.F. Tummers te Nijmegen,
tegen
1. [ged.1conv./eis.1reconv.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.M.J.P. Michiels te Wijchen,
2. [ged.2conv.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 november 2010
- de akte uitlating bewijslevering van 17 november 2010 van de zijde van [ged.1conv./eis.1reconv.]
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 10 februari 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 april 2011
- de conclusies na getuigenverhoor van 18 mei 2011
- de antwoordconclusies na getuigenverhoor van 15 juni 2011.
1.2. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen zij heeft overwogen en beslist bij tussenvonnis van 3 november 2010. In dat vonnis zijn de volgende bewijsopdrachten gegeven.
I in conventie is [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan blijken dat de koopsom van de kapsalon € 17.300,- bedroeg en dat het in de koopovereenkomst opgenomen bedrag van € 12.800,- een saldo is waarin de betaling in natura ter waarde van € 4.500,- is verwerkt.
II in conventie is [ged.1conv./eis.1reconv.] opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan blijken dat [ged.2conv.] en hij met [eis.1conv./ged.1reconv.] midden 2008 hebben afgesproken dat zij ([ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv.]) alle schulden zullen betalen die [eis.1conv./ged.1reconv.] ten behoeve van de VOF in 2007 heeft gemaakt en dat de betaalde bedragen zullen worden verrekend met het openstaande deel van de koopsom van de kapsalon.
III in conventie is [ged.1conv./eis.1reconv.] opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan blijken dat [ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv.] schulden van de kapsalon in 2007 hebben betaald tot bedragen van € 7.505,53 (de nota van Wella) en overige bedragen tot een totaal van € 24.086,67.
IV in reconventie is [ged.1conv./eis.1reconv.] opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan blijken dat de partijen hebben afgesproken dat [eis.1conv./ged.1reconv.] het aan hem op 10 januari 2007 betaalde bedrag van € 16.140,- zou terugbetalen.
2.2. [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] hebben als bewijs een brief van 9 november 2010 van hun vorige advocaat mr. J.A.J. Dappers te Ravenstein aan [eis.1conv./ged.1reconv.] in het geding gebracht. Daaruit wordt geciteerd:
U verzocht mij na te gaan hetgeen de heer [ged.1conv./eis.1reconv.] in opgemelde zaak nog aan u verschuldigd is.
(...)
3. Betalingen werden verricht: uiteindelijk bleef een door [ged.1conv./eis.1reconv.] te betalen bedrag ad € 12.800,-- over. Tot betaling van dit bedrag heb ik de heer [ged.1conv./eis.1reconv.] gesommeerd.
4. Het aanvankelijk verschuldigde bedrag bedroeg méér dan het bedrag ad € 12.800,--. In mijn aantekeningen en stukken kan ik evenwel niet nagaan welke de exacte hoogte van dit bedrag is. Ik meen mij evenwel te herinneren dat het over een bedrag van enige duizenden euro’s gaat.
2.3. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft als bewijs bij akte producties in het geding gebracht, te weten kopieën van facturen, betaalbewijzen en stortingsbewijzen. Voorts heeft hij als productie 27 overgelegd een door [eis.1conv./ged.1reconv.] ondertekend document met de volgende inhoud:
Betreft: aanleiding van overnamen Kapsalon som van 12.800,- Kleve in Duitsland.
Datum: 08 Januari 2008,
Verband met verkoop van kapsalon in [adres]
Heeft de heer [betrokkene1] wonende te [adres] het totale bedrag van 12.800,- euro met betrekking van openstaande schulden van (kapsalon) 2007 moet eerst plaats vinden en bewezen zijn dan is hierbij open staande vordering 12.800,- euro is voldaan.
[betrokkene2]
[handtekening]
2.4. Op 10 februari 2011 zijn acht getuigen gehoord, te weten van de zijde van [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] zijzelf, [getuigen 1 + 2] (broers van [eis.1conv./ged.1reconv.]) en [getuige3] (zwager van M. [eis.1conv./ged.1reconv.]), en van de zijde van [ged.1conv./eis.1reconv.] hijzelf en [ged.2conv.] en [getuige4] (een vriend van [ged.1conv./eis.1reconv.]). Op 18 april 2011 is van de zijde van [ged.1conv./eis.1reconv.] nog een getuige gehoord, te weten [getuige5] (tot mei 2009 kapster in de kapsalon te [plaats]).
2.5. [eis.1conv./ged.1reconv.], [eis.2conv./ged.2reconv.] en [ged.1conv./eis.1reconv.] hebben verklaringen als partijgetuigen afgelegd (artikel 164 lid 2 Rv). Hun verklaringen kunnen daarom omtrent door henzelf te bewijzen feiten geen bewijs in hun voordeel opleveren indien geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij de partijverklaringen voldoende geloofwaardig maken (HR 31 maart 1995, NJ 1997, 592). Een verklaring van een partijgetuige kan geen begin van bewijs opleveren dat als aanvullend bewijs kan dienen bij de verklaring van een andere partijgetuige (HR 15 april 2005, NJ 2005, 272).
de bewijsopdracht aan [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] (in conventie):
de koopsom van de kapsalon
2.6. [eis.1conv./ged.1reconv.] heeft in verband met deze bewijsopdracht het volgende verklaard. Hij heeft als koopprijs voor de kapsalon rond de € 20.000,- gevraagd, maar [ged.1conv./eis.1reconv.] kon dat niet betalen. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft zelf het bedrag van € 17.300,- genoemd. [eis.1conv./ged.1reconv.] heeft daarmee ingestemd. Hij wilde wel weten hoe [ged.1conv./eis.1reconv.] zou betalen. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft daarop gezegd dat hij spullen had, doelende op de spullen ter waarde van € 4.500,00.
2.7. [eis.2conv./ged.2reconv.] heeft over de hoogte van de overeengekomen koopsom en de opbouw daarvan niets uit eigen wetenschap kunnen verklaren. In verband met de spullen heeft zij enerzijds verklaard dat [eis.1conv./ged.1reconv.] daarvoor contant aan [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft betaald en anderzijds dat de koopsom van de kapsalon voor aftrek van de waarde van die spullen € 17.300,00 was.
2.8. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft verklaard dat de aanvankelijke vraagprijs voor de kapsalon, naar hij gelooft, € 16.000,00 was, maar dat hij dat niet wilde betalen omdat hij en [ged.2conv.] al alle kosten voor de kapsalon hadden betaald. Voorts heeft hij verklaard dat hij de spullen aan [eis.1conv./ged.1reconv.] heeft gegeven als voorschot op de koopsom.
2.9. [ged.2conv.] heeft over de hoogte van de overeengekomen koopsom geen stellige verklaringen afgelegd. Over de spullen heeft zij verklaard dat [ged.1conv./eis.1reconv.] deze aan [eis.1conv./ged.1reconv.] heeft gegeven omdat hij alvast wat voor de zaak wilde betalen.
2.10. De getuigen [getuige3], [getuigen 1+2] hebben verklaringen afgelegd over een discussie over de betaling van de koopsom dan wel het restant daarvan die plaatsvond bij [eis.1conv./ged.1reconv.] thuis in november 2008. De getuigen [getuige4] en [getuige5] hebben over dit bewijsthema niets verklaard.
2.11. Omdat [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] de bewijslast dragen van de hoogte van de overeengekomen koopsom, naar hun stelling € 17.300,-, zijn hun partijgetuigenverklaringen onderhevig aan de beperkingen van artikel 164 lid 2 Rv. Hun verklaringen kunnen over en weer niet als steunbewijs dienen. Daar komt bij dat de verklaring van [eis.2conv./ged.2reconv.] niet consistent is. Het valt immers niet met elkaar te rijmen dat er contant voor de spullen is betaald en dat bovendien de waarde van de spullen van de koopsom werd afgetrokken. De verklaringen van mr. Dappers en die van [ged.2conv.], [getuige3] en [getuigen 1 + 2] zijn als steunbewijs onvoldoende. Geen van deze getuigen is erbij aanwezig geweest toen de hoogte van de koopsom werd overeengekomen. Het te bewijzen bedrag van € 17.300,- wordt door hen niet genoemd, evenmin als het bedrag van € 4.500,-. De verklaringen van de laatste drie genoemde getuigen komen bovendien niet overeen met die van [ged.1conv./eis.1reconv.], omdat zij volgens zijn verklaring niet aanwezig zijn geweest bij het gesprek in november 2008. [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] zijn dus niet in deze bewijsopdracht geslaagd. De conclusie is dat hun stelling dat de koopsom € 17.300,- bedroeg niet komt vast te staan. Daarom slaagt het verweer van [ged.1conv./eis.1reconv.] dat de waarde van de spullen van € 4.500,- in mindering strekt op de koopsom van € 12.800,-.
de eerste bewijsopdracht aan [ged.1conv./eis.1reconv.] (in conventie):
verrekening van de schulden van de VOF uit 2007 met het openstaande deel van de koopsom van de kapsalon
2.12. [eis.1conv./ged.1reconv.] heeft in dit verband verklaard:
Productie 27 van de wederpartij is een verklaring die ik samen met [ged.1conv./eis.1reconv.] heb opgesteld en die ik heb ondertekend. Dat document is bij mij thuis gemaakt en mijn vrouw heeft het nog nagekeken. Dat was toen [ged.1conv./eis.1reconv.] in november 2008 bij mij thuis kwam en iets op papier wilde hebben. De reden was dat ik failliet was en de curator bij hem aanklopte voor de betaling van die € 12.800,00. [ged.1conv./eis.1reconv.] is huilend bij mij gekomen want hij was bang dat hij ook failliet zou gaan. Ik heb toen over mijn hart gestreken en wij hebben toen die verklaring opgesteld. De datum die er boven staat klopt dus niet. Ik weet niet meer waarom we die datum hebben vervroegd. Wat er in die verklaring staat betekent dat als [ged.1conv./eis.1reconv.] aan de curator kon bewijzen dat hij openstaande schulden van de kapsalon van 2007 had betaald, hij aan de curator niet meer die € 12.800,00 hoefde te betalen. Wij hebben hier verder niets afgesproken. Ik heb wel zelf nog aan de curator doorgegeven dat [ged.1conv./eis.1reconv.] mij wilde manipuleren en dingen op papier wilde laten zetten.
(...)
Op vragen van mr. Tummers:
In mijn visie bleef de schuld van [ged.1conv./eis.1reconv.] aan mij ondanks productie 27 en ondanks eventueel bewijs aan de curator van betalingen gewoon bestaan. Naast die schuld van € 12.800,00 hadden wij verder niets te verrekenen.
2.13. [eis.2conv./ged.2reconv.] heeft in dit verband verklaard:
Er is met [ged.1conv./eis.1reconv.] geen afspraak gemaakt over verrekening van de resterende koopsom van
€ 12.800,00 met betalingen over 2007 die hij voor de kapsalon zou hebben gedaan. Ik weet wel dat hij daarover bij ons is geweest en ik weet ook dat daar iets over op papier is gekomen dat ik ook heb gelezen, maar het fijne weet ik daar niet meer van. Ik weet dat dit zich afspeelde eind 2008, dat de zaak niet zo goed liep en dat hij advies kwam vragen.
U laat mij productie 27 zien. Wat daar staat is niet wat er destijds is bedoeld. [ged.1conv./eis.1reconv.] was bang dat onze curator – wij waren toen failliet – bij hem zou komen voor die koopsom om in de boedel te stoppen en [ged.1conv./eis.1reconv.] was bang dat hij dan zelf failliet zou gaan. Daarom is dit opgeschreven. Ik weet zo even niet waarom er een andere datum boven staat dan de dag van het gesprek.
2.14. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft in dit verband verklaard:
Ik ben naar [eis.1conv./ged.1reconv.] gegaan toen hij al failliet was en ik een brief van hem wilde over het verrekenen van zijn achterstanden met de restant koopsom. [eis.1conv./ged.1reconv.] wilde die eigenlijk niet geven maar ik heb hem overtuigd. Ik ben bij hem thuis geweest om ongeveer drie uur ’s middags, ik was rechtstreeks uit mijn werk gekomen en ik had tot twee uur gewerkt. Er heeft niemand bij hem en mij aan tafel gezeten maar mevrouw [eis.2conv./ged.2reconv.] en zijn twee kleine dochters waren thuis en ik meen ook de oudste zoon van de heer [eis.1conv./ged.1reconv.]. Toen ik wilde vertrekken kwam er een broer binnen, maar toen waren [eis.1conv./ged.1reconv.] en ik al uitgepraat over de zaak en ik ben drie minuten later weggegaan. Het papier was toen nog niet gemaakt, dat zou [eis.1conv./ged.1reconv.] doen en die avond naar mij toebrengen. Dat heeft hij ook gedaan. In die brief is niet genoemd die € 4.500,00 maar die had ik al op een apart papier staan dus ik maakte mij daar niet druk om. Ik was naar [eis.1conv./ged.1reconv.] gegaan omdat ik benaderd was door zijn curator in verband met het restant van de koopsom. Hij had van [eis.1conv./ged.1reconv.] dat papier gehad met die € 12.800,00 er op en wilde dat geld bij mij halen. Ik moest toen bewijzen dat er bij [eis.1conv./ged.1reconv.] achterstanden waren inzake de kapsalon en ik heb hem ook die brief van die € 4.500,00 gegeven. De curator wilde graag weten hoeveel het was en dat heb ik voor hem opgeschreven. Hij vroeg toen of hij de papieren mocht zien en die heb ik hem gegeven. Toen ik er niks meer van hoorde maar wel de papieren nodig had voor de jaarrekening heb ik hem benaderd en heb ik de spullen teruggekregen en toen heeft de curator gezegd: ‘voor jou is het dossier dicht, je hoeft niets meer te betalen’. Die curator was de heer Putter van Heijltjes Advocaten in Heilig Landstichting.
2.15. [ged.2conv.] heeft in dit verband verklaard:
Ik vond het oneerlijk dat [eis.1conv./ged.1reconv.] geld wilde zien terwijl wij alles hadden betaald en ik zei tegen hem dat ik dan ook een tegenklacht zou doen omdat hij zonder mijn handtekening de boel had verkocht, dat was in strijd met onze overeenkomst. [eis.1conv./ged.1reconv.] gaf mij toen gelijk en toch kwam daarna nog een brief van de advocaat, daarmee bedoel ik deze rechtszaak.
Na die advocaat was er nog een curator van [eis.1conv./ged.1reconv.] en aan hem hebben wij alle stukken laten zien en toen heeft die curator gezegd dat als wij nog wat moesten betalen hij dat tegen ons zou zeggen, maar wij hebben daar dus nooit meer wat van gehoord. Dit heb ik zo begrepen van de heer [ged.1conv./eis.1reconv.]. Verder is [ged.1conv./eis.1reconv.] nog bij [eis.1conv./ged.1reconv.] thuis geweest. Er is afgesproken dat hij niets meer hoefde te betalen en dat is op papier gezet maar ik geloof dat dat niet de brief is die u mij toont als productie 27.
2.16. De overige vijf getuigen hebben hierover niets verklaard.
2.17. Volgens [ged.1conv./eis.1reconv.] blijkt uit de als productie 27 in het geding gebrachte verklaring van [eis.1conv./ged.1reconv.], gedateerd 8 januari 2008, dat alle schulden die door [ged.1conv./eis.1reconv.] voor de onderneming in 2007 werden voldaan in mindering moeten worden gebracht op de nog openstaande vordering in verband met de verkoop van de kapsalon.
2.18. De rechtbank leidt uit de stellingen van [ged.1conv./eis.1reconv.] af dat de door hem te bewijzen overeenkomst de afspraak is waarop de door [eis.1conv./ged.1reconv.] ondertekende verklaring ziet. Uit de getuigenverklaringen van [eis.1conv./ged.1reconv.], [eis.2conv./ged.2reconv.] en [ged.1conv./eis.1reconv.], die in zoverre met elkaar in overeenstemming zijn, blijkt dat deze verklaring was bedoeld om [ged.1conv./eis.1reconv.] een verweermiddel tegenover de curator in handen te geven, inhoudende dat [ged.1conv./eis.1reconv.] jegens deze aanspraak kon maken op verrekening. Voor de stelling dat deze geantedateerde verklaring, wat er verder ook van de bedoeling daarvan zij, ertoe strekte dat [ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv.] alle schulden zouden betalen die [eis.1conv./ged.1reconv.] ten behoeve van de VOF in 2007 heeft gemaakt en dat de betaalde bedragen ook in de verhouding tussen [eis.1conv./ged.1reconv.] en [ged.1conv./eis.1reconv.] zouden kunnen worden verrekend met (het openstaande deel van) de koopsom van de kapsalon, bieden die verklaring zelf en de getuigenverklaringen onvoldoende steun. De conclusie is dat [ged.1conv./eis.1reconv.] niet in deze bewijsopdracht is geslaagd. Daarom faalt het beroep op verrekening met bedragen die [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft betaald om de schulden te voldoen die [eis.1conv./ged.1reconv.] ten behoeve van de kapsalon in 2007 heeft gemaakt.
de tweede bewijsopdracht aan [ged.1conv./eis.1reconv.] (in conventie, ook van belang in reconventie):
betaling door [ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv.] van schulden van de kapsalon in 2007
2.19. Omdat het beroep van [ged.1conv./eis.1reconv.] op verrekening wordt verworpen, komt aan de tweede bewijsopdracht aan [ged.1conv./eis.1reconv.] geen betekenis toe in verband met het in conventie gevoerde verrekeningsverweer. Wel is deze bewijsopdracht van belang in verband met de in reconventie ingestelde vordering van [ged.1conv./eis.1reconv.] tot betaling aan hem van € 24.086,67 (van het totale in reconventie gevorderde bedrag van € 40.226,67). Het bedrag van € 24.086,67 is het totaal van 21 bedragen die zijn vermeld op een overzicht dat als productie 6 bij conclusie van antwoord in conventie in het geding is gebracht.
2.20. Over deze vordering wordt met toepassing van artikel 25 Rv (ambtshalve aanvulling van rechtsgronden) als volgt geoordeeld. Als [ged.1conv./eis.1reconv.] schulden van de kapsalon in 2007 zelf heeft betaald of als hij zelf stortingen ten gunste van de kapsalon heeft gedaan (om betalingen van schulden door de kapsalon mogelijk te maken), dan is de VOF waarin die kapsalon tot de overname door [ged.1conv./eis.1reconv.] werd gedreven verrijkt tot de hoogte van die betalingen en stortingen. Een redelijke grond voor die verrijking is gesteld noch gebleken. Voor zover die betalingen zijn verricht door [ged.1conv./eis.1reconv.], is de VOF gehouden de schade die [ged.1conv./eis.1reconv.] daardoor lijdt te vergoeden tot het bedrag van haar verrijking (artikel 6:212 BW). De vennoten van de VOF, onder wie [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.], zijn wegens de verbintenissen van de VOF hoofdelijk verbonden (artikel 18 Wetboek van Koophandel). Zij zijn dus hoofdelijk aansprakelijk voor de schade van [ged.1conv./eis.1reconv.] tot het bedrag van de betalingen en stortingen voor zover die komen vast te staan. [ged.1conv./eis.1reconv.] is zelf geen vennoot van de VOF, zodat hij niet mede-aansprakelijk is.
2.21. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft in dit verband verklaard:
Het banknummer [nummer] is het nummer van de kapsalon bij de Bank Sparkasse in [plaats]. Ik heb daar stortingen van privé geld op gedaan en dat geld heb ik verkregen door met verlies mijn auto te verkopen. Volgens mij heb ik in totaal iets van € 18.000,- op die rekening gestort: € 11.000,- van mijn auto en ik heb nog van de werkloosheid € 7.000,- gekregen en die heb ik daar ook op gestort.
2.22. [getuige5] heeft verklaard:
In het begin hield ik mij niet met betalingen bezig, maar later wel. Toen de heer [eis.1conv./ged.1reconv.] er nog bij betrokken was nooit en later met de heer [ged.1conv./eis.1reconv.] deed ik de betalingen. Alle klanten betaalden contant. Aan het einde van de dag bracht ik het kasgeld met een speciaal formulier in een zakje naar de Sparkasse. Een voorbeeld van zo’n formulier is productie 22. (...)
De heer [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft mij 3 tot 5 keer geld van hem zelf gegeven om op de bank te storten en dat ging steeds om bedragen van € 300,- à € 400,-.
2.23. De verklaringen die [eis.1conv./ged.1reconv.], [eis.2conv./ged.2reconv.] en [ged.2conv.] in dit verband hebben afgelegd kunnen niet bijdragen tot het bewijs dat het gevorderde bedrag zoals dat is gespecificeerd in productie 6 bij conclusie van antwoord in conventie door [ged.1conv./eis.1reconv.] is betaald of gestort. Deze verklaringen zijn daarvoor niet stellig of concreet genoeg en zij houden onvoldoende duidelijk verband met dat aldus gespecificeerde bedrag. De getuigen [getuige3], [getuigen 1 + 2] en [getuige4] hebben in dit verband helemaal niets verklaard.
2.24. De eerste zeven posten op de specificatie van het gevorderde bedrag (de genoemde productie 6), zijn stortingen op rekening nummer [nummer] (de rekening van de kapsalon). De eerste zes van deze stortingen corresponderen met de stortingsbewijzen die zijn overgelegd als producties 25, 24, 23, 20, 26 en 21 (in de volgorde van de posten op het overzicht). Dat de stortingsbewijzen met productienummers 25, 24, 23, 26 en 21 (dus alleen 20 niet) betrekking hebben op stortingen uit het vermogen van [ged.1conv./eis.1reconv.] is evenwel niet voldoende aannemelijk geworden omdat deze, gezien de verklaring van [getuige5], ook betrekking kunnen hebben op dagopbrengsten van de kapsalon. De stortingen blijken immers uit formulieren die overeenkomen met het als productie 22 overgelegde formulier, terwijl de hoogte van die stortingen overeen zou kunnen komen met de hoogte van dagopbrengsten van de kapsalon. Dat geldt niet voor het bedrag van € 5.000,- (de vierde post op het overzicht) waarvan een stortingsbewijs is overgelegd als productie 20. Het stortingsbewijs is niet een formulier als in productie 22 en het is niet aannemelijk dat het ronde bedrag van € 5.000,- een dagopbrengst is. Op grond van de verklaring van [ged.1conv./eis.1reconv.], gesteund door het stortingsbewijs dat als productie 20 is overgelegd, wordt daarom bewezen geacht dat [ged.1conv./eis.1reconv.] € 5.000,- op rekening van de kapsalon heeft gestort.
2.25. Voorts is in verband met de op het overzicht genoemde post ‘camera’ ter hoogte van € 1.000,- een factuur van 17 september 2007 in het geding gebracht waarop met de hand is genoteerd ‘contant voldaan door [ged.1conv./eis.1reconv.]’. Op grond daarvan wordt ook bewezen geacht dat dit bedrag door [ged.1conv./eis.1reconv.] is betaald.
2.26. Van de overige dertien posten uit het overzicht corresponderen er elf met in het geding gebracht betaalbewijzen. Uit die betaalbewijzen kan echter niet meer worden opgemaakt dan dat betalingen zijn verricht ten laste van rekening nummer [nummer] (de rekening van de kapsalon). Van de overgebleven posten is geen bewijs bijgebracht. De conclusie is dat de reconventionele vordering van [ged.1conv./eis.1reconv.] toewijsbaar is tot een bedrag van € 6.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente als gevorderd en wel vanaf de dag van het instellen van deze vordering (7 juli 2010) bij gebreke van een andere gevorderde ingangsdatum.
de derde bewijsopdracht aan [ged.1conv./eis.1reconv.] (in reconventie):
de afspraak dat [eis.1conv./ged.1reconv.] het aan hem op 10 januari 2007 betaalde bedrag van € 16.140,- zou terugbetalen
2.27. [eis.1conv./ged.1reconv.] heeft in dit verband verklaard:
De stelling van [ged.1conv./eis.1reconv.] dat wij over zijn inleg van € 16.140,00 zouden hebben afgesproken dat hij dat bedrag terug zou krijgen als het mis zou gaan met de onderneming is volslagen nieuw voor mij en het is ook onjuist. Wij hebben gewoon allebei een bedrag ingelegd en we gingen er op die manier 50/50 in. Ik ken geen [getuige4].
2.28. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft in dit verband verklaard:
Dat bedrag van € 16.140,00 aan inleg heb ik bij mij thuis aan [eis.1conv./ged.1reconv.] gegeven in het bijzijn van [getuige4]. Ik heb hem toen nog gezegd dat het geld was van veertien jaar sparen en dat het spaargeld voor mijn kinderen was en hij heeft toen gezegd, als moslims onder elkaar, dat als er iets zou gebeuren met de kapsalon dat het geld terugkwam, dat het op de bank stond.
2.29. De getuige [getuige4] heeft in dit verband verklaard:
Op nieuwjaarsdag van ongeveer 2007 was ik op bezoek bij [ged.1conv./eis.1reconv.]. Daar was [eis.1conv./ged.1reconv.] ook. Die ken ik trouwens want hij of zijn vader had een levensmiddelenzaak in Wijchen. [eis.1conv./ged.1reconv.] en [ged.1conv./eis.1reconv.] spraken over de nieuwe zaak. Ik zat op de bank en was met zijn kinderen aan het spelen en [ged.1conv./eis.1reconv.] en [eis.1conv./ged.1reconv.] waren verderop in de woonkamer met elkaar in gesprek. De afstand tussen hen en mij was ongeveer dezelfde afstand als tussen u en mij. [eis.1conv./ged.1reconv.] bood werk aan aan [ged.1conv./eis.1reconv.]. [ged.1conv./eis.1reconv.] had het erover of het wel goed zou gaan. [eis.1conv./ged.1reconv.] haalde Allah erbij aan en zei dat er niets zou gebeuren met het geld van [ged.1conv./eis.1reconv.] en dat hij het anders terug zou krijgen. Als u mij vraagt het wat preciezer te maken dan zeg ik u dat ik [ged.1conv./eis.1reconv.] heb horen zeggen dat hij geen verstand van zaken had en dat hij geld zou investeren dat voor zijn kinderen was en dat dat geen gevaar mocht lopen. [eis.1conv./ged.1reconv.] zei dat het zo veilig was alsof het op de bank zou staan en dat er niets met dat geld zou gebeuren. Dat leg ik zo uit alsof je het dan terug krijgt. Dit is het enige gesprek dat ik tussen [eis.1conv./ged.1reconv.] en [ged.1conv./eis.1reconv.] heb gehoord.
2.30. De andere getuigen hebben hierover niets verklaard.
2.31. De partijgetuigenverklaring van [ged.1conv./eis.1reconv.], die onderhevig is aan de beperking van artikel 164 lid 2 Rv., houdt niet in dat [eis.1conv./ged.1reconv.] heeft gezegd dat het bedrag zou worden terugbetaald. Ook [getuige4] heeft dat niet verklaard. Hij heeft alleen verklaard dat hij de woorden van [eis.1conv./ged.1reconv.], door hem weergegeven zoals hierboven geciteerd, zo heeft uitgelegd. Die woorden van [eis.1conv./ged.1reconv.] zoals door [getuige4] weergegeven houden geen uitdrukkelijke toezegging tot terugbetaling in. [eis.1conv./ged.1reconv.] heeft verklaard dat hij niet heeft toegezegd dat het bedrag zou worden terugbetaald. De conclusie is dat [ged.1conv./eis.1reconv.] niet in deze bewijsopdracht is geslaagd. De reconventionele vordering tot terugbetaling van € 16.140,- zal daarom worden afgewezen.
kosten van juridische bijstand
2.32. [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] hebben vergoeding van € 357,- aan kosten van juridische bijstand gevorderd. Zij hebben ter toelichting op die vordering niet meer gesteld dan dat zij een sommatie hebben doen uitgaan op 21 december 2009 (gericht aan ‘Mevr. S. [ged.1conv./eis.1reconv.]’, productie 9 bij dagvaarding). Deze enkele sommatie komt niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking, zodat deze vordering wordt afgewezen.
verstek tegen [ged.2conv.]
2.33. Voor zover de vordering van [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] is ingesteld tegen [ged.2conv.], is deze gebaseerd op de stelling dat de koopovereenkomst van 19 oktober 2007 is ‘aangegaan met [ged.1conv./eis.1reconv.], namens gedaagden’. Voor het overige zijn de stellingen over de rol van [ged.2conv.] vaag. [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] hebben bij dagvaarding gesteld dat ‘Morovat en/of [ged.1conv./eis.1reconv.] de vennootschap onder firma van eisers [hebben] gekocht op 1 januari 2008, gelijk eisers de vennootschap heeft verkocht aan [ged.1conv./eis.1reconv.] dan wel gedaagden op 1 januari 2008’ (dagvaarding onder 4; cursivering rechtbank). Op de als productie in het geding gebrachte overeenkomst, waarnaar op de aangehaalde plaats wordt verwezen, komt [ged.2conv.] niet voor (noch als verkoper, noch als koper). Uit die overeenkomst kan niet worden afgeleid dat [ged.1conv./eis.1reconv.] mede namens [ged.2conv.] heeft gehandeld. Voor zover de vordering van [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] is ingesteld tegen [ged.2conv.], komt deze de rechtbank daarom ongegrond voor. Deze vordering zal daarom tegen haar worden afgewezen. [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] zullen in zoverre worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [ged.2conv.] begroot op nihil.
slotsom
2.34. De conclusie is als volgt. De in conventie ingestelde vordering van [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] tegen [ged.1conv./eis.1reconv.] is toewijsbaar tot een bedrag van € 8.300,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2008, met dien verstande dat het voorgerekende bedrag als zodanig niet wordt toegewezen, nu [ged.1conv./eis.1reconv.] niet tot betaling van het volledige gevorderde bedrag wordt veroordeeld. De vordering in conventie wordt afgewezen voor zover deze tegen [ged.2conv.] is ingesteld. De in reconventie door [ged.1conv./eis.1reconv.] ingestelde vordering is toewijsbaar tot een bedrag van € 6.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 juli 2010.
proceskosten
2.35. De proceskosten in conventie en in reconventie betreffende de procedure tussen [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] enerzijds en [ged.1conv./eis.1reconv.] anderzijds worden gecompenseerd omdat deze partijen zowel in conventie als in reconventie over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld. [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] worden veroordeeld in de proceskosten van de procedure tegen [ged.2conv.].
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
veroordeelt [ged.1conv./eis.1reconv.] tot betaling aan [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] van € 8.300,- (zegge: achtduizend driehonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 1 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in de procedure tussen [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] enerzijds en [ged.1conv./eis.1reconv.] anderzijds zo dat beide partijen de eigen kosten dragen;
veroordeelt [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] in de proceskosten in de procedure tegen [ged.2conv.], aan de zijde van [ged.2conv.] tot aan dit vonnis begroot op nihil,
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
veroordeelt [eis.1conv./ged.1reconv.] en [eis.2conv./ged.2reconv.] tot betaling aan [ged.1conv./eis.1reconv.] van € 6.000,- (zegge: zesduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2010;
compenseert de proceskosten zo dat de partijen de eigen kosten dragen;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op
17 augustus 2011.