RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummers: AWB 10/4487 en 10/3853
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 26 juli 2011.
[Eiseres], eiseres,
wonende te [woonplaats],
de voorzitter van het bestuur van de ring Arnhem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluiten
Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar (registratienummer 10/3853) en het besluit van verweerder van 4 december 2010 (registratienummer 10/4487).
Bij besluit van 14 juli 2009 heeft verweerder betreffende een declaratiegeschil tussen eiseres en [naam kandidaat-notaris], kandidaat-notaris te Kerkdriel (hierna: de notaris), beslist dat de declaratie opnieuw door de notaris moet worden vastgesteld waarbij in overweging is gegeven de declaratie met een derde deel te verminderen.
Bij besluit van 18 september 2009 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 14 juli 2009 herroepen en beslist dat de declaratie opnieuw door de notaris moet worden vastgesteld waarbij in overweging is gegeven de declaratie met een vijfde deel te verminderen.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 11 mei 2010 het tegen het besluit van 18 september 2009 ingestelde beroep gegrond verklaard en dit besluit vernietigd (registratienummer 09/4066).
Eiseres heeft op 27 oktober 2010 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuwe beslissing op haar bezwaar (registratienummer 10/3853).
Bij besluit van 4 december 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw gegrond verklaard en het besluit van 14 juli 2009 herroepen. Daarbij heeft verweerder het volgende beslist: “Al het vorenstaande in aanmerking nemende, beslis ik dat de declaratie van de notaris in die zin moet worden aangepast dat:
- de besprekingen met advocaat [naam advocaat] voor een tijdsduur van 3 uur en 25 minuten in rekening worden gebracht; en
- het voor de (overige) advieswerkzaamheden in rekening gebrachte tarief moet worden gehalveerd.”
Tegen dit besluit is eveneens beroep ingesteld (registratienummer 10/4487). Naar de door partijen ingebrachte stukken, waaronder een door verweerder ingediend verweerschrift, wordt hier kortheidshalve verwezen.
De beroepen zijn behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 8 juni 2011. Eiseres en verweerder zijn niet verschenen.
Ten aanzien van het bestreden besluit van 4 december 2010
Ingevolge artikel 55, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) is de notaris verplicht om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan – voor zover hier van belang – indien over de in het eerste lid bedoelde rekening geschil ontstaat, de meest gerede partij bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek aan de voorzitter van het bestuur van de ring in het arrondissement waar de notaris gevestigd is, een beslissing vragen.
Ingevolge artikel 61, tweede lid, van de Wna – voor zover hier van belang – worden bij verordening beroeps- en gedragsregels van de leden van de KNB vastgesteld.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Verordening beroeps- en gedragsregels (hierna: de Verordening) licht de notaris cliënten tijdig en duidelijk voor over de financiële consequenties van zijn inschakeling. De notaris mag de kosten van zijn werkzaamheden niet brengen ten laste van een ander(e) (deel van de) opdracht of een andere opdrachtgever.
Op de factuur van de notaris van 15 juli 2008 staat vermeld dat het bedrag van € 833 in rekening wordt gebracht:
“Wegens diverse telefoongesprekken en persoonlijke gesprekken met U gedurende de looptijd van de zaak (in totaal 2,5 uur), alsmede gesprekken met uw advocaat [naam advocaat] op met name 18 april, 13 mei en 27 juni 2008 (in totaal 4,5 uur),…”
Volgens verweerder is niet in geschil dat er telefoongesprekken zijn geweest tussen eiseres en de notaris. Verweerder stelt echter niet meer te kunnen vaststellen of eiseres daarbij om advies heeft gevraagd en hoeveel uren de notaris aan deze advieswerkzaamheden heeft besteed. Verweerder acht de rekening van de notaris evenwel deels gerechtvaardigd. De besprekingen tussen de notaris en de advocaat staan volgens verweerder vast, zodat het redelijk en billijk is dat de notaris de daarmee samenhangende werkzaamheden bij eiseres declareert. Voor de hoeveelheid uren heeft verweerder aansluiting gezocht bij het urenoverzicht van de advocaat, die de besprekingen voor 3 uren en 25 minuten in zijn urenoverzicht heeft opgenomen.
Eiseres heeft betwist dat de telefoongesprekken in totaal 2,5 uur hebben geduurd en dat de notaris bij die gelegenheid advieswerkzaamheden heeft verricht. Eiseres heeft zich verder op het standpunt gesteld dat er geen noodzaak aanwezig was voor de besprekingen tussen de notaris en de advocaat nu deze volgens verweerder de opheffing van het conservatoir beslag betroffen en het beslag reeds was opgeheven ten tijde van de besprekingen. De in verband met genoemde werkzaamheden gedeclareerde kosten zijn dan ook ten onrechte in rekening gebracht, aldus eiseres.
Naar het oordeel van de rechtbank geeft het bestreden besluit er geen blijk van dat verweerder de hem voorgelegde declaratie in volle omvang op juistheid heeft beoordeeld, terwijl verweerder daartoe wel gehouden is. De rechtbank verwijst hiervoor naar rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), onder meer de uitspraak van de ABRvS van 23 april 2003, LJN: AF7629). Verweerder heeft slechts volstaan met de constatering dat de aard en de omvang van de (advies)werkzaamheden ten behoeve van eiseres onduidelijk zijn en heeft op basis van aannames een aantal uren declarabel geacht. Ook over de noodzaak van de besprekingen met de advocaat heeft verweerder zich, anders dan van hem verwacht mocht worden, niet uitgelaten. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit dan ook in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit van 4 december 2010 vernietigen.
De rechtbank acht het op grond van de gedingstukken en bij gebreke van nadere onderbouwing van de zijde van de notaris niet aannemelijk dat er mogelijkheden zijn de declaratie alsnog nader te specificeren en/of te onderbouwen. Mede gelet op de lange duur van de reeds gevoerde procedure en teneinde tot een definitieve beslissing inzake het geschil tussen partijen te komen, ziet de rechtbank daarom aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat de declaratie op nihil wordt gesteld en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. In verband hiermee zal tevens het besluit van 14 juli 2009 worden herroepen.
Ten aanzien van het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft eiseres geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van haar beroep tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. Dit beroep dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de proceskosten
Inzake het beroep tegen het besluit van 4 december 2010 ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte en aangetoonde reiskosten om de hoorzitting bij verweerder te kunnen bijwonen. Deze kosten bedragen in totaal € 16,56.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
I. verklaart het beroep tegen het besluit van 4 december 2010 gegrond;
II. vernietigt het besluit van 4 december 2010;
III. herroept het besluit van 14 juli 2009;
IV. bepaalt dat de declaratie van de notaris wordt vastgesteld op nihil;
V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VI. verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
VII. veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 16,56;
VIII. bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 150
aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, voorzitter, en mr. J.J. Penning en mr. D.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 26 juli 2011.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 26 juli 2011.