ECLI:NL:RBARN:2011:BR6731

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/175
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding rioleringswerkzaamheden en procesuele connexiteit

In deze zaak heeft eiser, exploitant van een snackbar en partyservice, schadevergoeding gevraagd voor omzetderving als gevolg van rioleringswerkzaamheden nabij zijn onderneming. De rechtbank Arnhem heeft op 6 juli 2011 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, dat zijn verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk had verklaard. Dit besluit was gebaseerd op een advies van de Adviescommissie voor de behandeling van bezwaarschriften Zevenaar.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de vraag behandeld of de reactie van verweerder op het verzoek om schadevergoeding een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de vereisten van materiële connexiteit is voldaan, omdat de schade is veroorzaakt binnen het kader van de uitoefening van de bevoegdheid van het bestuursorgaan. Echter, de eis van processuele connexiteit is niet vervuld, omdat er geen besluit is genomen door verweerder met betrekking tot de tijdelijke afsluitingen van het kruispunt, waartegen beroep kan worden ingesteld.

De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat eiser zich tot de civiele rechter moet wenden voor zijn schadevergoeding. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/175
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juli 2011 in de zaak tussen
[Eiser], eiser, te [woonplaats],
(gemachtigde: mr. J.A.J.M. van Houtum),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, verweerder.
Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Gronden van de beslissing
1. Eiser exploiteert een snackbar & partyservice ([naam snackbar & partyservice]) aan [adres]. Eiser heeft verzocht om vergoeding van schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van rioleringswerkzaamheden nabij de [laan] waardoor hij omzet heeft gederfd.
2. Bij besluit van 30 november 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiser tegen de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding gemaakte bezwaar, conform het advies van de Adviescommissie voor de behandeling van bezwaarschriften Zevenaar, Algemene Kamer, van 17 november 2010, niet-ontvankelijk verklaard. Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.
3. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de reactie van verweerder, bij brief van 1 april 2010, op het verzoek om schadevergoeding een besluit bevat als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, waartegen bezwaar openstaat bij verweerder en vervolgens beroep bij de bestuursrechter. Bij de beantwoording van die vraag is volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), zie onder meer de uitspraak van 1 april 2009 in zaak nr. 200809036/1, in schadezaken van belang of is voldaan aan de vereisten van de zogenoemde materiële en processuele connexiteit.
4. Aan het vereiste van materiële connexiteit is voldaan, indien de beweerdelijk geleden schade is veroorzaakt binnen het kader van de uitoefening door het bestuursorgaan, dat de schadebeslissing neemt, van een door dat orgaan aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid. Alleen in een dergelijk geval levert een schriftelijke beslissing omtrent schade die niet is gebaseerd op een in een wet of een beleidsregel voorziene specifieke schadevergoedingsregeling, in beginsel een zogenoemd zelfstandig of zuiver schadebesluit op. Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan het materiële connexiteitsvereiste.
5. De eis van processuele connexiteit houdt in dat een bestuursrechter slechts bevoegd is tot kennisneming van een beroep tegen een zuiver schadebesluit, indien die rechter ook bevoegd is te oordelen over een beroep tegen de beweerdelijk schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf. Derhalve is de bestuursrechter slechts bevoegd kennis te nemen van een beroep inzake een dergelijk zuiver schadebesluit, indien de gestelde schadeoorzaak een besluit is waartegen bij die rechter beroep kan worden ingesteld. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Afdeling van 26 januari 2011 in zaak nr. 201002702/1, 26 juli 2010 in zaak nr. 200600648/1, 14 juli 2010 in zaak nr. 200908654/1, 20 augustus 2008 in zaak nr. 200801442/1, 22 november 2006 in zaak nr. 200601926/1 en 6 mei 1997 in zaak H01.96.0578/Q1 (AB 1997/229). Niet is gebleken dat verweerder ten aanzien van de tijdelijke afsluitingen van het kruispunt [kruispunt] een (verkeers)besluit heeft genomen, waartoe hij ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 en het daarop gebaseerde Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer overigens ook niet was gehouden. In zoverre is geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Aldus is aan het vereiste van processuele connexiteit niet voldaan. Verweerder heeft het bezwaar van eiser derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard. Eiser zal zich ter zake tot de civiele rechter moeten wenden.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
De uitspraak is ter openbare zitting van 6 juli 2011 gegeven door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, voorzitter, en mr. H.J. Klein Egelink en mr. J.A. van Schagen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. van der Stroom, griffier.
Waarvan proces-verbaal,
De griffier, De voorzitter,
Afschrift verzonden op: 22 juli 2011.