ECLI:NL:RBARN:2011:BR6292

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-163
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het Terrassenbeleid en de vergunningverlening voor een terras aan een café in Arnhem

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 14 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de vergunningverlening voor een terras aan een café. Eiser, de eigenaar van een naastgelegen pand, heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende terrasvergunning aan het café, omdat hij vreesde voor overlast en hinder van het terras voor zijn pand. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Terrassenbeleid, dat voorschrijft dat terrassen alleen voor het horecapand zelf zijn toegestaan, niet in alle gevallen onevenredig nadeel voor omwonenden kan uitsluiten. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de omwonenden, in dit geval de eiser, zwaarder wegen dan de belangen van het café, omdat de beleidsregel niet voldoende rekening houdt met de specifieke situatie van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 11/163
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 14 juli 2011.
inzake
[Eiser], eiser,
wonende te [woonplaats],
tegen
de Burgemeester van de gemeente Arnhem, verweerder,
alsmede
[v.o.f. café], partij ex artikel 8:26 van de Awb,
gevestigd te Arnhem.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 7 december 2010.
2. Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2010 heeft verweerder op grond van artikel 2.3.1.13 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) en het terrassenbeleid 2009 aan [v.o.f. café] (hierna: [café]) een terrasvergunning verleend voor de duur van een jaar, gerekend vanaf de dagtekening van het besluit.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Bij schrijven van 25 januari 2011 heeft de heer [naam], namens [café], zich gesteld als partij in het geding.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 26 mei 2011. Eiser is aldaar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. E.E.H. van Noordenburg. De partij ex artikel 8:26 van de Awb heeft zich doen vertegenwoordigen door de heer [naam].
3. Overwegingen
In artikel 2.3.1.13 van de APV is onder meer bepaald dat het verboden is zonder vergunning van de burgemeester de weg of een weggedeelte te gebruiken voor het plaatsen van een bij een horeca-inrichting behorend terras.
In aanvulling op de APV hebben burgemeester en wethouders op grond van artikel 2.3.1.13 van de APV op 11 maart 2010 het Terrassenbeleid 2009 vastgesteld. In dit beleid worden vooral voorwaarden gesteld aan de grootte van het terras en de inrichting, maar ook aan de plaats van het terras.
In het Terrassenbeleid 2009 is onder “e” onder meer bepaald dat het terras direct aansluitend aan de gevel van de horeca-inrichting moet worden geplaatst, waarbij het terras niet langer mag zijn dan de totale lengte van de horeca-inrichting waarvoor het is gesitueerd.
In artikel 4:84 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Op 20 juli 2010 is ten behoeve van [café] te Arnhem een aanvraag ingediend voor een terrasvergunning. De aanvraag betrof het verkrijgen van een vergunning voor het hebben van een terras voor het pand van het café en de mogelijkheid om terras te hebben voor het naastliggende pand, [adres]. Bij besluit van 26 augustus 2010 heeft verweerder, onder diverse voorwaarden, de terrasvergunning verleend. Eiser heeft hiertegen op 30 september 2010 bezwaar gemaakt. De bezwaren van eiser richten zich tegen het terrasgedeelte voor zijn pand.
Onder verwijzing naar en overneming van het advies van de Algemene bezwaarschriftencommissie heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat onder afweging van alle belangen op grond van artikel 4:84 van de Awb afgeweken kon worden van hetgeen is bepaald in de APV en het Terrassenbeleid. De belangen van [café] bij het exploiteren van een terras dat zich uitstrekt tot voor het naastgelegen pand wegen volgens verweerder zwaarder dan die van eiser te meer nu geen overmatig nadelige effecten voor de woon-, werk- en leefomgeving zijn gebleken.
Eiser heeft de juistheid van het bestreden besluit beargumenteerd bestreden, waarop hieronder, voor zover noodzakelijk, nader wordt ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
In artikel 4:84 van de Awb is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor verweerder om van zijn beleid af te wijken. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ziet de in voornoemd artikel opgenomen inherente afwijkingsbevoegdheid op bijzondere gevallen waarmee bij het opstellen van de beleidsregels geen rekening kon worden gehouden.
Ter zitting is namens verweerder bevestigd dat het gevraagde terras niet voldoet aan de in het Terrassenbeleid gestelde voorwaarden. De vergunning is verleend onder toepassing van artikel 4:84 van de Awb, waarbij ter zitting namens verweerder is aangegeven dat de bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder afwijkt van het Terrassenbeleid zijn gelegen in de attractieve waarde van het café voor de stad, in het bijzonder de wijk waarin deze is gelegen, en het feit dat aan het betreffende café al sinds 2005 jaarlijks een terrasvergunning is verleend voor het mogen voeren van een terras van een gelijke grootte eveneens gelegen voor het pand dat in eigendom is van eiser.
Ten aanzien van de attractieve waarde wordt betoogd dat het hier gaat om een café met een specifieke situering in de stad. Het café met terras op deze plek geeft de stad Arnhem een uniek aangezicht. Mede door deze unieke ligging in de stad is het een populair café en bovendien heeft het café een sociale functie voor de wijk. Al deze omstandigheden in ogenschouw nemend levert een bijzondere omstandigheid op die afwijking van de beleidsregels rechtvaardigt.
Naar kan worden aangenomen is met de in het Terrassenbeleid gemaakte keuze om terrassen alleen toe te staan voor het horecapand zelf, en niet voor naastgelegen percelen, beoogd onevenredig nadeel voor de eigenaren en bewoners van die naastgelegen panden te voorkomen. Bij het opstellen van die beleidsregel moet onder ogen zijn gezien dat dit voor alle kleine cafés ook een klein terras impliceert, maar dat dat gevolg niet opweegt tegen het belang van omwonenden van kleine cafés om te gevrijwaard blijven van terrassen voor hun pand.
In zoverre is de situatie bij [café] derhalve niet een omstandigheid die niet is verdisconteerd in het opstellen van de beleidsregel. Gelet daarop en gezien het zwaarwegende belang van eiser, als eigenaar van het naastgelegen pand, om geen terras voor zijn pand te hoeven dulden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat het beslissen overeenkomstig de beleidsregel voor vergunninghoudster gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Voor zover verweerder betoogt dat aan [café] al sinds 2005 terrasvergunningen zijn verleend, die ook betrekking hebben op het naastgelegen perceel, overweegt de rechtbank dat dit eveneens geen bijzondere omstandigheid is als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb. Weliswaar is aan [café] jaarlijks vanaf 2005 een terrasvergunning verleend, maar in die vergunningen was bepaald dat het terras voor het naastgelegen pand alleen in gebruik kon worden genomen als de eigenaar van dat pand daarvoor toestemming had gegeven. Vast staat dat die toestemming nooit is gegeven, zodat [café] aan die vergunningen ook geen rechten heeft kunnen ontlenen.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd op grond van welke bijzondere omstandigheden de gevolgen voor [café] onevenredig zijn in verhouding tot de met het Terrassenbeleid te dienen doelen, zodat verweerder gehouden was overeenkomstig de beleidsregel te handelen. De rechtbank zal het beroep derhalve gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen.
Nu niet gebleken is van door eiser gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder binnen zes weken na deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar moet te nemen;
bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 150 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Besselink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M.M.B. van Eeten, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2011.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 14 juli 2011.