ECLI:NL:RBARN:2011:BR6041

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
217288
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executierecht onroerende zaken: geschil over de door de hypotheekhouder bepaalde dag voor de openbare verkoop

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 21 juni 2011, betreft het een verzoek tot verplaatsing van de openbare verkoop van een onroerende zaak, die oorspronkelijk was gepland op 21 juni 2011. De verzoekster, die samen met haar partner hoofdelijk aansprakelijk is voor een lening, betwistte de naleving van wettelijke voorschriften met betrekking tot de executie, met name de aanplakking en publicatie van de veiling. De verzoekster stelde dat er geen aanplakking had plaatsgevonden, zoals vereist door artikel 516 Rv, en dat de veilingvoorwaarden niet tijdig waren neergelegd of verzonden aan de betrokkenen. De verweersters, waaronder CMIS Nederland B.V., stelden echter dat aanplakking in de regio Gelderland niet gebruikelijk is en dat de veiling op de gebruikelijke manier via internet was aangekondigd, wat een groter publiek zou bereiken dan aanplakking.

De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel aanplakking niet had plaatsgevonden, dit niet leidde tot een schending van artikel 516 Rv, aangezien de internetpublicatie een effectievere manier was om potentiële kopers te bereiken. De rechter concludeerde dat de verzoekster niet voldoende had aangetoond dat haar belangen bij de executieopbrengst geschaad zouden worden door het ontbreken van aanplakking. Bovendien werd vastgesteld dat de veilingvoorwaarden tijdig waren verzonden en ter inzage lagen bij de notaris, wat voldeed aan de eisen van artikel 517 Rv.

Uiteindelijk werd het verzoek van de verzoekster afgewezen, en werd zij veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat de indiening van het verzoekschrift op de dag vóór de veiling geen misbruik van recht opleverde, gezien de omstandigheden van de zaak. De beschikking werd gegeven door mr. F.J. de Vries en openbaar uitgesproken op 21 juni 2011.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 217288 / KV RK 11-634
Beschikking van de voorzieningenrechter van 21 juni 2011
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam,
tegen
1. [verweerster],
kandidaat-notaris te [woonplaats],
als waarnemer van mr. [betrokkene] notaris te [woonplaats],
verweerster,
2. CMIS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. J.L. Snijders te Rotterdam,
verweerster.
De partijen worden verder [verzoekster], [verweerster sub 1] en CMIS genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift ex artikel 518 Rv d.d. 20 juni 2011
- de brief met bijlagen van de zijde van [verzoekster] voornoemd van 21 juni 2011
- de brief met bijlagen van de zijde van CMIS Nederland B.V. van 21 juni 2011
- de mondelinge behandeling. Verschenen zijn [verzoekster] voornoemd, vergezeld van mr. Loonstein voornoemd, mr. J.L. Snijders voornoemd, en mrs. [betrokkene] voornoemd en [betrokkene 2], kandidaat-notaris, namens mr. [verweerster sub 1] voornoemd.
1.2. Ten slotte is in verband met de spoedeisendheid van de zaak op 21 juni 2011 beschikking gegeven. De feiten en de motivering waarop de beslissing steunt worden hieronder vastgelegd.
2. De feiten, het geschil en de beoordeling
2.1. [ ] [betrokkene 3] is eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats]. [betrokkene 3] is buiten gemeenschap van goederen gehuwd met [verzoekster]. Tot zekerheid van verhaal van een geldlening aan [betrokkene 3] en [verzoekster] is ten gunste van CMIS een recht van eerste hypotheek gevestigd op de hiervoor bedoelde onroerende zaak. [verzoekster] is met [betrokkene 3] voor de nakoming van de lening hoofdelijk aansprakelijk. [ ] [betrokkene 4] heeft executoriaal beslag gelegd op deze zaak. CMIS heeft de executie van [betrokkene 4] overgeno¬men. De openbare verkoop is bepaald op 21 juni 2011, om 14.00 uur.
2.2. Op 9 juni 2011 heeft [verweerster sub 1], als waarnemer van [betrokkene] voornoemd, een notariële akte gepasseerd getiteld “Rectificatie vaststelling voorwaarden hypotheekveiling [adres] te [woonplaats]”.
2.3. Het verzoek strekt ertoe op de voet van artikel 518 Rv te bepalen dat de hiervoor bedoelde openbare verkoop niet op 21 juni 2011 plaatsvindt, maar op een later moment. [verzoekster] stelt daartoe dat meerdere wettelijke voorschriften betreffende de executie niet zijn nagekomen. Er heeft geen aanplakking of publicatie plaatsgevonden zoals bedoeld in artikel 516 Rv. En de veilingvoorwaarden zijn in strijd met artikel 517 Rv niet (volledig, althans tijdig) neergelegd ten kantore van de notaris en/of verzonden aan de betrokkenen. Het niet naleven van deze voorschriften schaadt haar belang bij een zo hoog mogelijke executie¬op¬brengst, aldus [verzoekster].
Het verweer van [verweerster sub 1] en CMIS komt voor zover van belang hierna aan de orde.
2.4. In artikel 516 lid 1 Rv is voorgeschreven dat de openbare verkoop bekend moet worden ge¬maakt door aanplakking volgens plaatselijk gebruik en door aankondiging in een plaatselijk verspreid dagblad.
Tijdens de behandeling zijn van de zijde van [verweerster sub 1] bewijsstukken overgelegd van de aankondiging van de veiling in de Gelderlander van 20 mei 2011. Voor zover [verzoekster] heeft betwist dat publicatie heeft plaatsgevonden kan zij derhalve niet worden gevolgd.
Vast staat dat aanplakking niet heeft plaatsgevonden. Namens [verweerster sub 1] is echter gesteld dat aanplakking in de regio Gelderland niet gebruikelijk is. Nu [verzoekster] dat niet gemotiveerd heeft betwist dient daarvan te worden uitgegaan. Verder staat vast dat de openbare verkoop op de gebruikelijke manier is aangekondigd op internet (www.veilingbiljet.nl). Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een schending van artikel 516 Rv (die tot verplaatsing van de veilingdatum dient te leiden). Daartoe is het volgende redenge¬vend. Ten tijde van de totstandkoming van artikel 516 Rv, de jaren tachtig van de vorige eeuw, bestond internet nog niet en was aankondiging via deze weg dus niet mogelijk. Dat de veiling op internet wordt aangekondigd is in artikel 516 Rv derhalve niet verdisconteerd. Verder is van belang dat met aankondiging op internet een groter koperspubliek wordt bereikt dan door middel van aanplakking. Adverteren op internet kan derhalve meer bijdragen aan het maximaliseren van de veilingopbrengst dan aanplakking. Onder deze omstandigheden is het achterwege laten van aanplakking, zoals in de regio Gelderland gebruikelijk, niet strijdig met (doel en strekking van) artikel 516 Rv.
2.5. Het arrest van het Hof Amsterdam van 18 december 1997 waarop [verzoekster] nog heeft gewezen, leidt niet tot een ander oordeel. Deze uitspraak dateert uit een periode waarin internet nog niet wijd verbreid was. De uitspraak van de notariskamer van het Hof Amsterdam van 13 december 2007 noopt evenmin tot een andere beslissing. Dit betreft een tuchtrechtelijke zaak die met een verzoekschriftprocedure als de onderhavige niet vergelijkbaar is.
2.6. In artikel 517 lid 1 Rv is onder meer bepaald dat de notaris een exemplaar van de veilingvoorwaarden ten minste acht dagen voor de veiling toezendt aan, kort gezegd, de belanghebbenden bij de veiling, en voorts dat hij een exemplaar ter inzage legt op zijn kantoor.
2.7. Namens [verweerster sub 1] is onbetwist gesteld dat een exemplaar van de veilingvoorwaar¬den op het kantoor van de notaris ter inzage ligt. Dat staat dan vast. Anders dan waarvan [verzoekster] lijkt uit te gaan, is overigens niet vereist dat deze ter inzage legging wordt aangekondigd.
Ter zake van de toezending van de veilingvoorwaarden aan belanghebbenden is het vol¬gen¬de van belang. Namens [verweerster sub 1] is gesteld dat toezending heeft plaatsgevonden op 9 juni 2011. [verzoekster] betwist dat en werpt op dat de directeur van Exploitatiemaatschappij Horewa B.V., tweede hypotheekhouder, heeft aangegeven dat hij de veilingvoorwaarden eerst op 17 juni 2011 heeft ontvangen. Dit betreft echter slechts een verklaring van horen zeggen. Bovendien heeft mr. C.W. Reintjes, advocaat van [betrokkene 4] en tijdens de mondelinge behan¬deling als toehoorder aan¬wezig, tijdens de zitting verklaard dat hij de veilingvoorwaarden op 10 of 11 juni 2011 heeft ontvangen. Dat de toezending op 9 juni 2011 heeft plaatsgevon¬den vindt verdere bevestiging erin dat de brief van [verweerster sub 1] waarmee de veilingvoorwaar¬den aan [verzoekster] zijn toegezonden dateert van 9 juni 2011. Niet aannemelijk is dan dat de veilingvoorwaarden niet tijdig (aan de tweede hypotheekhouder) zijn toege¬zonden. Gelet op de spoedeisende aard van deze procedure is voor bewijslevering geen plaats (artikel 284 lid 1 Rv).
2.8. Ter zake van de vraag of de volledige veilingvoorwaarden zijn toegezonden en neergelegd geldt het volgende. In de door [verweerster sub 1] vastgestelde veilingvoorwaarden die zijn toegezon¬den en neergelegd is onder II bepaald dat op de openbare verkoop van toepassing zijn de Algemene Veilingvoorwaarden voor Executieveilingen 2006, vastgesteld bij akte op 31 januari 2006 verleden voor mr. R.W.T. Salomons, destijds notaris te Andel, voor zover daarvan bij de door [verweerster sub 1] gepasseerde akte niet wordt afgeweken. Als door [verzoekster] onbetwist gesteld moet worden aangenomen dat deze Algemene Veilingvoorwaarden niet zijn toegezonden en neergelegd. Dat brengt echter niet mee dat sprake is van een schending van artikel 517 Rv die tot ver¬plaat¬sing van de veilingdatum dient te leiden. De door [verweerster sub 1] gepasseerde akte vermeldt tevens dat en waar een afschrift van de Algemene Veilingvoorwaarden in de openbare registers van het kadaster te [woonplaats] is ingeschreven. Belangstellenden kunnen zich derhalve desgewenst een volledig beeld van de veiling¬voor¬waarden verschaffen. Dit brengt mee dat ook indien het niet meezenden en ter inzage leggen van de Algemene Veilingvoorwaarden strijdig zou worden geacht met artikel 517 Rv, daarin geen grond voor uitstel van de veiling is gelegen.
2.9. Het verzoek dient gelet op het voorgaande te worden afgewezen. De andere ver¬weren behoeven derhalve geen bespreking. [verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, tot op heden aan de zijde van [verweerster sub 1] begroot op nihil, en aan de zijde van CMIS op € 452,00 (1 punt, tarief II, onbepaalde waarde). Voor een volledige kostenveroordeling, als door CMIS gevraag is geen plaats. Aannemelijk is dat [verzoekster] eerst bij haar verzoek belang kreeg na vernietiging op 20 juni 2011 van de door de rechter-commissaris in het faillissement van [betrokkene 3] gelaste afkoelingsperiode. Onder deze omstandigheden levert de indiening van het verzoekschrift op de dag vóór de veiling geen misbruik van recht op.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af,
veroordeelt verzoekster in de proceskosten, aan de zijde van verweerster sub 1 tot op heden begroot op nihil en aan de zijde van verweerster sub 2 tot op heden begroot op € 452,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2011. De feiten en de motivering zijn afzonderlijk vastgelegd op 4 juli 2011.