ECLI:NL:RBARN:2011:BR5808

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
746419 CV Expl. 11-1655
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 17 augustus 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonstede en een gedaagde partij, die sinds 21 mei 1977 een woning huurde op basis van een schriftelijke huurovereenkomst. De huurovereenkomst was onderworpen aan de 'Algemene huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte', waarin onder andere is bepaald dat het verboden is om in het gehuurde hennep te kweken. Woonstede vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning, omdat de gedaagde partij een hennepplantage had aangelegd met ten minste 160 planten. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming van de gedaagde partij, door het aanwezig hebben van de hennepplantage, evident was en dat deze tekortkoming niet als gering of van bijzondere aard kon worden aangemerkt. De kantonrechter wees de vordering van Woonstede toe, omdat de omstandigheden die door de gedaagde partij werden aangevoerd niet voldoende waren om de ontbinding van de huurovereenkomst te weerleggen. De rechter stelde een termijn van veertien dagen voor ontruiming na betekening van het vonnis en wees de gevorderde machtiging om politiehulp in te roepen af, omdat dit niet nodig was. De gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter werden begroot op een totaal van € 501,81.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Wageningen
zaakgegevens 746419 \ CV EXPL 11-1655 \ MB\392\mvl
uitspraak van 17 augustus 2011
vonnis
in de zaak van
de stichting Stichting Woonstede
gevestigd te Ede
eisende partij
gemachtigde mr. R. Boekhoff
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. M.L.E. Storm van ’s Gravesande
toevoegingsnummer [nummer]
Partijen worden hierna Woonstede en [gedaagde partij] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 mei 2011
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 12 juli 2011.
2. De feiten
2.1. Woonstede verhuurt sinds 21 mei 1977 aan [gedaagde partij] op grond van een schriftelijke huurovereenkomst de woning aan het [straat en nummer] in [woonplaats].
2.2. Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte’ (hierna: ‘de algemene voorwaarden’) van toepassing. Artikel 6.5 van de algemene voorwaarden bepaalt:
Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
2.3. Op 3 maart 2011 is in de door [gedaagde partij] gehuurde woning door de politie een hennepplantage aangetroffen met een grootte van (tenminste) 160 planten. In de woning waren lampen, kabels en een afzuiginstallatie aangebracht ten behoeve van de plantage.
3. De vordering en het verweer
3.1. Woonstede vordert de ontbinding van de huurovereenkomst, alsmede de ontruiming door [gedaagde partij] van het gehuurde. Voorts vordert Woonstede veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van deze procedure.
3.2. Woonstede legt aan de vordering ten grondslag dat het aanwezig hebben door [gedaagde partij] van de hennepplantage een tekortkoming inhoudt die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Woonstede wijst onder meer op het bepaalde in de algemene voorwaarden.
3.3. [gedaagde partij] voert gemotiveerd verweer. [gedaagde partij] voert aan dat de belangen van Woonstede moeten worden afgewogen tegen zijn belangen. [gedaagde partij] wijst erop dat hij reeds 34 jaar een goed huurder is. [gedaagde partij] voert voorts aan dat de hennepplantage geen gevaar veroorzaakte. Tenslotte voert [gedaagde partij] aan dat hij in verband met zijn zwakke gezondheid een groot belang bij een woning, heeft. Indien ontruiming wordt toegewezen, komt [gedaagde partij] op straat te staan.
4. De beoordeling
4.1. Met Woonstede, en anders dan [gedaagde partij], is de kantonrechter van oordeel dat de vordering tot ontbinding aan de hand van artikel 6:265 BW dient te worden beoordeeld en niet aan de hand van een afweging van de betrokken belangen. Nu [gedaagde partij] de aanwezigheid van de hennepplantage alsmede de omvang daarvan heeft erkend, is - mede op grond van de algemene voorwaarden - evident sprake van een tekortkoming van [gedaagde partij]. Iedere tekortkoming rechtvaardigt in beginsel de ontbinding van een overeenkomst.
4.2. Beoordeeld dient dan te worden of de tekortkoming zodanig gering is of van zodanig bijzondere aard is dat deze de ontbinding niet rechtvaardigt. De kantonrechter zal de door [gedaagde partij] aangevoerde omstandigheden in die zin beoordelen.
4.3. De kantonrechter is van oordeel dat de omstandigheid dat niet is aangetoond dat concreet brandgevaar is ontstaan door de hennepplantage niet afdoet aan de ernst van de tekortkoming. Zou al geen sprake zijn geweest van brandgevaar of beschadiging van de woning, zoals door [gedaagde partij] aangevoerd en door Woonstede betwist, dan nog is het aanwezig hebben van (tenminste) 160 hennepplanten een ernstige tekortkoming.
Daarbij komt dat [gedaagde partij] zelf heeft aangevoerd dat hij zogenaamde ‘moederplanten’ teelde, die geregeld door derden in zijn woning werden geknipt. Die – voor Woonstede ongewenste – toeloop van bij de hennepteelt betrokken personen is een ‘verzwarende’ omstandigheid die tegenover de door [gedaagde partij] aangevoerde ‘verlichtende’ omstandigheden staat, wat er verder ook zij van die omstandigheden. Overigens is in artikel 6.5 van de algemene voorwaarden iedere vorm van hennepteelt verboden, zonder dat daarin iets over bijkomende omstandigheden wordt gesteld.
4.4. Ook het huurverleden en de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde partij] maken niet dat de tekortkoming, in het licht daarvan, als gering moet worden aangeduid of van een zodanige bijzondere aard dat ontbinding niet gerechtvaardigd zou zijn. [gedaagde partij] heeft willens en wetens het risico genomen dat hij, bij ontdekking van de plantage, de thans gevorderde consequenties zou moeten ondergaan. Onweersproken is immers dat hij op de hoogte was van het beleid aangaande hennepteelt van woningcorporaties in het algemeen en Woonstede in het bijzonder dat inhoudt dat bij hennepteelt de ontbinding van de huurovereenkomst wordt nagestreefd. De kantonrechter merkt nog op dat het verleden als goed huurder geen ‘bonus’ oplevert die maakt dat Woonstede meer moet tolereren van [gedaagde partij].
4.5. [gedaagde partij] heeft nog gesteld dat uitzonderingen mogelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer zes hennepplanten worden aangetroffen waar vijf zijn toegestaan. Die stelling kan onbesproken blijven omdat van een dergelijke situatie geen sprake is nu in de woning van [gedaagde partij] tenminste 160 planten (Woonstede gaat uit van hoger aantal, 200) zijn aangetroffen.
4.6. De vordering tot ontbinding en ontruiming wordt toegewezen, nu op grond van het vorenstaande wordt geoordeeld dat geen sprake is van een zodanige tekortkoming dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. De termijn van ontruiming wordt op veertien dagen na betekening van dit vonnis gesteld. De gevorderde machtiging om de hulp van de politie in te roepen wordt afgewezen, omdat deze, gelet op het bepaalde in artikel 2 Politiewet, niet nodig is.
4.7. [gedaagde partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1. ontbindt de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan het [straat en nummer] in [woonplaats];
5.2. veroordeelt [gedaagde partij] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning met alles wat van [gedaagde partij] is en ieder die bij [gedaagde partij] hoort, te verlaten en te ontruimen en de sleutels af te geven aan Woonstede;
5.3. machtigt Woonstede om, als [gedaagde partij] niet tot ontruiming overgaat, die ontruiming zelf te laten uitvoeren;
5.4. veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Woonstede begroot op € 95,81 aan dagvaardingskosten, € 106,00 aan griffierecht en € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.5. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2011.