ECLI:NL:RBARN:2011:BR5772

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
742337 MP VERZ 11-34
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Huidekoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van een mentor ten behoeve van een rechthebbende met tegenstrijdige belangen van de kinderen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 13 juli 2011 uitspraak gedaan over het verzoek tot ontslag van de huidige mentor en de benoeming van een nieuwe mentor voor een rechthebbende, mevrouw [betrokkene]. De huidige mentor, de heer [huidige mentor], had op 15 maart 2011 verzocht om ontslag, omdat hij van mening was dat mevrouw [betrokkene] niet wilsbekwaam was om zich uit te spreken over de wisseling van het mentorschap. De zoon van mevrouw [betrokkene] had een opvolgend mentor voorgesteld, terwijl de dochter niet akkoord ging met deze benoeming. De kantonrechter heeft de zaak mondeling behandeld op 7 juli 2011, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren, waaronder de huidige mentor, de zoon, de dochter en de voorgestelde opvolgend mentor.

De kantonrechter heeft overwogen dat er een grote tegenstrijdigheid bestaat tussen de belangen van de zoon en de dochter van mevrouw [betrokkene]. Dit heeft geleid tot de conclusie dat een nieuwe mentor goed voorbereid moet zijn en een goede overdracht van informatie van de huidige mentor moet plaatsvinden. De kantonrechter heeft de gedachtegang van de directeur van de Stichting Mentorschap Gelderland verworpen, die stelde dat een overdracht alleen objectief kon plaatsvinden via een logboek. De kantonrechter benadrukte dat de inhoud van de boodschap bepalend is voor de objectiviteit, niet de manier van overbrengen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om de huidige mentor te ontslaan en de voorgestelde opvolgend mentor, de heer [naam opvolgend bewindvoerder], te benoemen. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van mevrouw [betrokkene], waarbij de kantonrechter heeft benadrukt dat de gebruikelijke levensstandaard van de rechthebbende de maatstaf is voor de mentor. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de belangen van de kinderen niet door de mentor worden behartigd, maar dat de mentor de immateriële belangen van de rechthebbende voorop moet stellen. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten bij het Gerechtshof te Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 742337 MP VERZ 11-34 / PH/105/nl
uitspraak van 13 juli 2011
beschikking tot ontslag en benoeming van een mentor
op verzoek van
[huidige mentor],
wonende te [adres]
geboren te [plaats en geboortedatum]
hierna ook te noemen verzoeker
Het verzoek strekt tot ontslag van verzoeker en benoeming van een nieuwe mentor ten behoeve van:
[naam betrokkene]
wonende te [adres]
geboren te [plaats en geboortedatum]
hierna te noemen betrokkene
Overwegingen
De motivering van deze beslissing is opgenomen in een afzonderlijke bijlage die wordt geacht hier te zijn ingelast.
Deze beschikking dient om aan derden de beslissing van de kantonrechter kenbaar te maken, zonder dat privacygevoelige gegevens van rechthebbende en belanghebbenden nodeloos worden verspreid.
De beslissing
De kantonrechter
ontslaat op eigen verzoek [huidige mentor] met ingang van heden als mentor van betrokkene;
wijst af het verzoek tot benoeming van de [voorgestelde mentor] als mentor;
benoemt met ingang van heden tot opvolgend mentor ten behoeve van betrokkene: [opvolgend mentor], geboren te [geboorteplaats en datum], [woonplaats en adres]
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.
Tegen deze beslissing kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem
a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
[--]
BIJLAGE BEHORENDE BIJ DE BESCHIKKING VAN DE KANTONRECHTER TE ARNHEM dd. < datum > INZAKE ONTSLAG EN BENOEMING VAN EEN MENTOR TEN BEHOEVE VAN [betrokkene],
ZAAKNR 742337 MP VERZ
De feiten en de procedure
Bij beschikking van 7 juni 2007 is een mentorschap ingesteld ten behoeve van [betrokkene], met benoeming van de [heer A] tot mentor. Op verzoek van deze mentor is hij bij beschikking van 3 juli 2008 als mentor ontslagen en is de heer [huidige mentor] als zijn opvolger benoemd.
[betrokkene] verblijft in een verpleeghuis en heeft twee kinderen, een zoon en een dochter.
Bij brief, ontvangen op 15 maart 2011 heeft de huidige mentor, de heer [huidige mentor], verzocht om ontslag als mentor van mevrouw. De mentor merkte hierbij op dat [betrokkene] zijns inziens zich omtrent de wisseling van het mentorschap niet wilsbekwaam kon uitspreken. Verder zette hij uiteen dat de dochter de Stichting Mentorschap Gelderland bereid had gevonden een vrijwilliger als opvolger te zoeken.
Per mailbericht van 15 maart 2011 berichtte de zoon, dat hij van de mentor had vernomen dat deze ontslag had verzocht. De zoon deelde mede dat hij gesproken had met de bewindvoerster, [mevrouw B]. Hij deelde mede dat haar organisatie bereid was een opvolgend mentor beschikbaar te stellen. Daarnaar ging zijn voorkeur uit.
De zoon vervolgde zijn e-mail met een brief die op 28 april 2011 werd ontvangen. Daarbij was een e-mailwiseling gevoegd tussen huidige mentor en hem en tussen de directeur van de Stichting Mentorschap Gelderland en hem.
Op 29 april 2011 werd per e-mail de bereidverklaring van de [opvolgend mentor ontvangen]
Eveneens op 29 april 2011 schreef de directeur van de Stichting onder meer het volgende aan de kantonrechter.
[In deze beschikking zijn citaten cursief afgedrukt.]
Vanuit onze stichting is de heer [naam vrijwilliger; de kantonrechter] bereid om het mentorschap op zich te nemen. Hij heeft reeds kennis gemaakt met [betrokkene] en het ‘klikt’ tussen hen.
[betrokkene] heeft twee kinderen. Haar zoon en dochter zijn eensgezind in de opvatting dat hun moeder een mentor behoeft. …
Haar dochter … is verheugd met de door ons voorgestelde mentor. …
Haar zoon, … heeft aangegeven enerzijds niet akkoord te gaan met de benoeming van [de vrijwilliger] en anderzijds dat hij zelf een nieuwe mentor aan u heeft voorgesteld. …
Deze persoon is niet bekend bij [betrokkene], haar dochter of de medewerkers van de zorginstelling. Verder kan ik melden dat haar dochter niet akkoord gaat met de beoogde mentor van haar broer.
Voor de goede orde wil ik u nog melden dat de belangrijkste persoon in deze situatie, [betrokkene], zich niet bewust is van deze mentorwisseling en ook niet bij machte om hierover haar mening kenbaar te maken.
Tot slot vraag ik omwille van een soepele overdracht graag ook uw aandacht voor het volgende. De heer [huidige mentor] vraagt in zijn ontslagbrief om een persoonlijk gesprek met de nieuwe mentor. Mocht u de heer [naam vrijwilliger] als nieuwe mentor toewijzen, dan vraag ik u dit verzoek niet te honoreren. Dit is bij mijn weten geen gebruik en acht ik ook niet wenselijk. Gangbaar is, en dat geldt in ieder geval voor mentoren werkzaam via onze Stichting, dat mentoren werken met een logboek en dit bij ontslag afstaan aan de opvolger. Dit geeft een objectieve manier van overdracht, zonder subjectieve inkleuring. Ik heb de heer [huidige mentor] gevraagd of hij zijn logboek wil overdragen maar hij heeft hier niet mee gewerkt. Ik kan u tevens melden dat de beoogde mentor vanuit onze Stichting heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een persoonlijk gesprek met de heer [huidige mentor].
Bij brief van 6 mei 2011 heeft de dochter gereageerd op de brief van haar broer van 15 maart 2011. Zij schreef dat zij geen behoefte had om op die brief in te gaan en zij verwees naar de hiervoor geciteerde brief van de directeur van de stichting. Zij gaat niet alkoord met de door haar broer voorgestelde mentor.
Desgevraagd heeft de heer [huidige mentor] gereageerd op de brief van de zoon van 29 april 2011, betreffende het gedrag van zijn zuster, de onmogelijkheid om telefonisch van gedachten te wisselen met de directeur van de stichting en de vrijwilliger van de stichting. Hij kent de beide voorgestelde opvolgers niet. Vanuit zijn perspectief en ervaringen met de dochter en de bewindvoerder zal hij echter – zo geeft hij aan – een lichte voorkeur aangeven voor zijn opvolging. Hij doet dat uit zijn verantwoordelijkheid om het mentoraat over te dragen aan die mentor die volgens hem het meest geschikt is om de zorgbelangen van [betrokkene] te behartigen. Hij schrijft onder meer:
Ik heb de dochter ervaren als zeer betrokken bij de verzorging van haar moeder; ze komt nagenoeg iedere dag op bezoek en betekent veel voor haar moeder. Wel heb ik gemerkt dat ze zich regelmatig ten onrechte druk maakte om bepaalde zaken en aandacht vroeg bij hulpverleners en mij terwijl daar geen reden voor was.
De heer [huidige mentor] noemt vervolgens drie voorbeelden : blijven aandringen op fysiotherapie, ook nadat de verpleeghuisarts en de verzorgers hadden uitgelegd dat dat niet was geïndiceerd; het aandringen om het middel [naam geneesmiddel] te blijven gebruiken, ook nadat de mentor bij deskundigen buiten het verpleeghuis had nagevraagd en te horen had gekregen dat dat niet geïndiceerd was. Toen de dochter meedeelde dat moeder te veel en hele dagen op bed bleef liggen, heeft de mentor navraag gedaan en kwam hij tot de conclusie dat moeder wel langer dan anders op bed bleef liggen, maar minder dan de dochter stelde en dat dit werd veroorzaakt door vermoeidheid en ziekte van moeder. De mentor schrijft verder:
Met een nieuwe mentor is er kans dat de relatie tussen de mentor en de dochter voor de laatste minder onaangenaam is.
Met betrekking tot de stichting schrijft hij : Wel kan ik me de wrevel van de [zoon] voorstellen. Ik ervaar de contacten met de stichting als afstandelijk en onprofessioneel. Een verzoek van mij om een gesprek werd bruusk afgewezen, ook niet op het moment dat [de directeur van de stichting ] en [de vrijwilliger] op bezoek kwamen in [de zorginstelling waar mevrouw verblijft]. Ik begrijp dat [de vrijwilliger] inmiddels met enige regelmaat [betrokkene] bezoekt terwijl ik (nog steeds) de mentor ben, zonder dat dat met mij is overlegd of aan mij is gevraagd. Nog los van de minachting voor de huidige mentor die uit dit alles spreekt en die ik eigenlijk klachtwaardig acht, lijkt het me voor de nieuwe mentor onverstandig om alleen uit te gaan van de m.i. gekleurde voorstelling van zaken door de dochter en niet kennis te nemen van de beslissingen die de huidige mentor heeft genomen en de redenen daarvoor.
Vervolgens schrijft de mentor dat de regionale stichtingen mentorschap nog pas kort bestaan en bezig zijn een kwaliteitsslag te maken. Verbeteringen, zoals in de omgang met aftredende mentoren zullen ongetwijfeld binnenkort hun beslag krijgen.
De door de zoon voorgestelde mentor, de echtgenoot van de bewindvoerster, zou – zo vreest de mentor – niet de ruimte van zijn echtgenote/bewindvoerster krijgen als het gaat om de zorg en het veraangenamen van het leven van [betrokkene]. Hij illustreert dit met de manier waarop de bewindvoerster is omgegaan met de rekening van de kapster. Voorheen werd deze contant betaald, maar voortaan moest zij declareren op modelfacturen. Toen daar de verleende dienst werd omschreven als “wassen en knippen”, weigerde de bewindvoerster voor het wassen te betalen, omdat dat door de AWBZ werd vergoed en door het personeel van het verpleeghuis behoorde te worden gedaan. Formeel wel juist, maar niet in overeenstemming met de realiteit in het verzorgingshuis. Ook had de bewindvoerster de mentor erop gewezen, dat [betrokkene] meer aan de kapper uitgaf dan zij (de bewindvoerster) zelf deed.
De mentor besluit met uit te spreken dat zijn voorkeur uitgaat naar benoeming van een vrijwilliger van de stichting die dan wel voldoende distantie in acht moet nemen van de opvattingen van de dochter.
In haar brief van 16 juni 2011 heeft bewindvoerster commentaar geleverd op de brief van de mentor. Over de kapster merkt bewindvoerster op dat niemand [betrokkene] het recht kan ontzeggen er goed gekapt uit te willen zien, maar dat het iets anders is om alles maar door haar te laten betalen omdat het goedkoop is en gemakkelijk omdat het tijd scheelt. Voor het overige zij nog vermeld dat ook zij van mening is het overgrote deel van de tijd in dit bewind wordt opgeëist door de dochter.
Tenslotte heeft de zoon bij faxbericht, ontvangen op 23 juni 2011, de vraag opgeworpen waarom zowel de huidige mentor als hijzelf bewust als informatiebron worden uitgesloten door de voorgestelde vrijwilliger. De aanstelling van een bewust eenzijdig geïnformeerde mentor zal opnieuw leiden tot problemen en instabiliteit in de zorg rond moeder, zo stelt hij.
Op 7 juli 2011 is het verzoek mondeling behandeld in aanwezigheid van de zoon, de dochter, de huidige mentor, de bewindvoerster, de directeur van de Stichting Mentorschap Gelderland, de door de stichting voorgestelde vrijwilliger, en de door de zoon voorgestelde opvolgend mentor.
De beoordeling
Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat de zoon en de dochter van rechthebbende over de meest uiteen lopende onderwerpen die het materiële en niet materiële welzijn van hun moeder betreffen, standpunten innemen die diametraal tegenover elkaar staan. Dat komt telkens naar voren bij benoemingen van bewindvoerders (twee maal) en mentoren (nu de derde maal) en bij verzoeken om machtiging voor bepaalde handelingen van de bewindvoerder.
Het is daarom zaak dat een nieuw te benoemen functionaris zich ter dege op een benoeming voorbereidt, onder andere door een goede overdracht te houden met zijn voorganger. Het kan niet zo zijn, dat – zoals de directeur van de Stichting Mentorschap Gelderland heeft betoogd - beter geen overdracht kan worden gehouden als die mondeling moet gebeuren bij ontbreken van een logboek. Een overdracht zou volgens haar verklaring ter zitting alleen objectief kunnen gebeuren door de overdracht van een logboek zonder meer. Mondelinge overdracht zou subjectieve informatieoverdracht betekenen.
De kantonrechter kan deze gedachtegang niet volgen. De objectiviteit of subjectiviteit van een mededeling wordt immers niet bepaald door de manier van overbrengen, maar door de inhoud van de boodschap.
Hierbij overweegt de kantonrechter als eerste, dat voordat – dit voorjaar – het kwaliteitsstatuut van de overkoepelende organisatie waarbij de stichting is aangesloten, is vastgesteld, het geen algemeen gangbare norm in mentorland was dat alle informatie in een logboek zou moeten worden bijgehouden. Op dit moment past het alleen al daarom niet dat deze jonge stichting aldus andere – al langer werkzame mentoren – de maat neemt.
De afwezigheid van een logboek is – althans op dit moment – geen algemeen geldende maatstaf voor kwaliteit of professionaliteit van mentoren.
Omdat de huidige mentor geen logboek heeft bijgehouden, zal de noodzakelijke informatie voor zijn opvolger mondeling moeten worden overgedragen. Nu de stichting en de door haar voorgestelde vrijwilliger weigeren op die wijze informatie bij de huidige mentor in te winnen, diskwalificeren zij zich als serieuze kandidaat-mentor c.q. leverancier van een kandidaat-mentor.
Dit geldt te meer daar de voorgestelde vrijwilliger stelde dat hij wel verscheiden plezierige gesprekken met de dochter had gehouden, maar zei dat hij niet van plan was met de zoon te spreken. Aldus heeft hij zich – bewust - van bij uitstek subjectieve informatie voorzien.
Ter zitting heeft de kantonrechter meer dan eens benadrukt dat voor een mentor het belang van de rechthebbende de enige leidraad voor het handelen is en dat de belangen van kinderen niet door hem worden behartigd of mede worden behartigd.
De mentor is de wettelijk vertegenwoordiger van de rechthebbende op het gebied van de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de rechthebbende. (zie artikel 1:453, lid 2, BW)
Daar voegt de kantonrechter aan toe dat de mentor de immateriële belangen van rechthebbende voorop moet stellen. Waar sprake is van de aanwezigheid van voldoende financiële middelen, geeft het welzijn en welbevinden van rechthebbende de doorslag bij de beslissing of een uitgave wel of niet moet worden gedaan. Pas als sprake is van hoge uitgaven, waardoor de continuïteit van de gevoerde levensstandaard in gevaar komt, kan de bewindvoerder met recht bezwaren opperen.
De gebruikelijke levensstandaard van de rechthebbende is maatstaf, niet de maatstaf die anderen aanleggen.
Ook als de bewindvoerster in theorie wel gelijk heeft, als zij stelt dat bepaalde kosten of diensten onder de AWBZ-financiering vallen, heeft de mentor de afweging te maken of hij de voorkeur geeft aan het achterwege laten van een dienst of het niet aanschaffen van een zaak om deze redenen, dan wel om het welbevinden van rechthebbende voorrang te geven.
Zolang de financiële situatie van rechthebbende het kan velen, geeft naar het oordeel van de kantonrechter dat laatste de doorslag.
Het is dan aan de bewindvoerster om met de AWBZ-instelling de discussie aan te gaan, als wettelijk vertegenwoordigster van rechthebbende op het gebied van haar bevoegdheden (zie artikel 1:441, lid 1, BW). De insteek zou dan kunnen zijn dat geld in rekening wordt gebracht, waarvoor geen diensten zijn geleverd.
Overigens kunnen, bij verschil van inzicht, zowel mentor als bewindvoerster de kwestie aan de kantonrechter voorleggen.
Als de kinderen menen dat hun moeder in materieel of immaterieel opzicht tekort komt, kunnen zij hetzelfde doen.
Omdat de echtgenoot van bewindvoerster – naar de kantonrechter ambtshalve bekend is – reeds enige jaren enkele mentorschappen verzorgt, moet hij als ervaringsdeskundige geacht worden te zijn opgewassen tegen de eisen die dit mentorschap aan hem stelt: in onafhankelijkheid – maar wel met, zo nodig, kennisneming van de opvattingen van de beide kinderen van rechthebbende – het welzijn en welbevinden van rechthebbende te bevorderen.
Daarom zal de heer [naam opvolgend bewindvoerder] als opvolgend mentor worden benoemd.
Beslissing
De kantonrechter
ontslaat op eigen verzoek [huidige mentor] met ingang van heden als mentor van betrokkene;
wijst af het verzoek tot benoeming van de [voorgestelde mentor] als mentor;
benoemt met ingang van heden tot opvolgend mentor ten behoeve van [betrokkene]: [opvolgend mentor], geboren te [geboorteplaats en datum], [woonplaats en adres]
[..]