ECLI:NL:RBARN:2011:BR4787

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
210791
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsgeschil over gestolen sieraden en bewijsopdracht aan verzekeraar

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil tussen Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en de gedaagden, een echtpaar, over de uitbetaling van schadevergoeding na diefstal van sieraden. Delta Lloyd heeft in het verleden uitkeringen gedaan aan de gedaagden, maar stelt nu dat de gedaagden onjuiste informatie hebben verstrekt over de diefstal van sieraden in 2007 en 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden in de periode 2005-2009 meerdere keren aangifte hebben gedaan van diefstal uit hun woning. Delta Lloyd vordert hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot terugbetaling van de uitbetaalde bedragen, evenals vergoeding van expertisekosten en andere kosten. De rechtbank heeft de gedaagden in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren tegen de vorderingen van Delta Lloyd. De kern van het geschil draait om de vraag of de sieraden die in 2010 bij een huiszoeking zijn aangetroffen, dezelfde zijn als de sieraden die in 2007 en 2009 als gestolen zijn opgegeven. Delta Lloyd stelt dat de gedaagden hebben gehandeld in strijd met hun verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst en dat zij toerekenbaar tekortgeschoten zijn. De rechtbank heeft Delta Lloyd opgedragen bewijs te leveren dat de sieraden zich in 2010 nog in de woning van de gedaagden bevonden. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal opnieuw op de rol komen voor uitlating door Delta Lloyd.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 210791 / HA ZA 11-57
Vonnis van 3 augustus 2011
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
1. [[ged.1]
wonende te [woonplaats],
2. [ged.2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.P.J. Botterblom te Barneveld.
Partijen zullen hierna Delta Lloyd, [ged.1] en [ged.2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 maart 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 6 juli 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [ged.1] en [ged.2] zijn echtelieden.
2.2. [ged.1] sluit met ingang van 5 februari 2001 een pakketverzekering af bij Delta Lloyd. Bij deze verzekering wordt onder meer de inboedel gedekt, waarbij lijfsieraden boven de standaarddekking tot € 15.000,00 werden meeverzekerd.
2.3. [ged.1] en [ged.2] doen in de periode 2005-2009 drie maal aangifte van diefstal uit hun woning, [adres].
2.4. Delta Lloyd keert € 27.500,00 uit in verband met een op of omstreeks 7 januari 2005 gepleegde diefstal.
2.5. Op 7 februari 2007 taxeert juwelier Helldorfer Presikhaaf in opdracht van [ged.1] sieraden tot een totaalbedrag van € 53.100,00. De taxatie wordt uitgevoerd door [taxateur1]
2.6. Met ingang van 9 februari 2007 sluit [ged.1] een afzonderlijke lijfsieradenverzekering bij Delta Lloyd. Het verzekerde bedrag is € 34.980,00.
2.7. Delta Lloyd doet twee uitkeringen in verband met een volgens de aangifte van [ged.1] op of omstreeks 31 juli 2007 gepleegde diefstal. De eerste, op 7 november 2007, beloopt € 34.980,00, de tweede, op 18 december 2007, € 31.449,00.
2.8. De onder 2.2 bedoelde, dekking in het kader van de pakketverzekering wordt hierna beëindigd.
2.9. Op 5 mei 2009 worden in opdracht van [ged.2] sieraden getaxeerd door [taxateur2] tot een totaalbedrag van € 34.020,00. De taxatie wordt uitgevoerd door [taxateur2]].
2.10. Op 26 mei 2009 vragen [ged.1] en [ged.2] via Rabobank een kostbaarheden- en inboedelverzekering aan bij Interpolis. Een verzekeringsovereenkomst komt op 16 juni 2009 met terugwerkende kracht tot stand op 26 mei 2009.
2.11. [ged.1] doet aangifte van een inbraak in de woning van [ged.1] en [ged.2] die zou hebben plaatsgevonden op of omstreeks 13 juni 2009. Er zouden onder meer sieraden zijn gestolen.
2.12. In verband met de diefstal op of omstreeks 13 juni 2009 doen [ged.1] en [ged.2] op zowel Delta Lloyd als Interpolis als verzekeraar een beroep. Delta Lloyd laat een expertise uitvoeren, maar keert niet uit omdat de verzekering bij haar niet meer loopt.
2.13. Op 2 november 2010 wordt huiszoeking gedaan bij [ged.1] en [ged.2]. Hierbij worden onder meer sieraden in beslag genomen.
2.14. De hierboven genoemde taxateurs [taxateur2] en [taxateur1] leggen verklaringen af tegenover de politie Gelderland-Midden op respectievelijk 12 november 2010 en 12 januari 2011.
2.15. Op 16 december 2010 doet Delta Lloyd ([betrokkene1]) aangifte van valsheid in geschrift, het opzettelijk verstrekken van onjuiste gegevens en/of oplichting dan wel poging tot oplichting tegen [ged.1] en [ged.2].
2.16. Delta Lloyd laat conservatoir beslag beslag leggen op de auto van [ged.1] en [ged.2], onder ING Bank op de rekeningen van [ged.1] en [ged.2] en op een aantal sieraden.
3. Het geschil
3.1. Delta Lloyd vordert samengevat
- hoofdelijke veroordeling van [ged.1] en [ged.2] tot betaling aan haar van € 66.429,00, het totaal van de in 2007 uitbetaalde bedragen, vermeerderd met rente vanaf de dagen van betaling, subsidiair vanaf de datum van dagvaarding,
- hoofdelijke veroordeling van [ged.1] en [ged.2] tot betaling aan haar van € 4.932,55 ter vergoeding van gemaakte expertisekosten, vermeerderd met rente vanaf de dag van betaling hiervan, subsidiair vanaf de datum van dagvaarding,
- hoofdelijke veroordeling van [ged.1] en [ged.2] tot betaling aan haar van € 11.359,13 ter vergoeding van gemaakte onderzoekskosten, vermeerderd met rente vanaf de dag van betaling hiervan, subsidiair vanaf de datum van dagvaarding,
- hoofdelijke veroordeling van [ged.1] en [ged.2] tot betaling aan haar van € 1.200,00 ter vergoeding van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente vanaf de datum van dagvaarding,
- hoofdelijke veroordeling van [ged.1] en [ged.2] tot vergoeding van de beslag- en proceskosten.
3.2. Delta Lloyd stelt dat bij de huiszoeking op 2 november 2010 sieraden zijn aangetroffen die in 2007 en 2009 als gestolen waren opgegeven. Dat het om dezelfde sieraden gaat blijkt uit verklaringen van de beide hierboven genoemde taxateurs tegenover de politie. Delta Lloyd stelt schade te hebben geleden ten gevolge van het onrechtmatig handelen van [ged.1] en [ged.2] zoals dat omschreven is in de onder 2.15 bedoelde aangifte.
3.3. Delta Lloyd stelt primair dat nu onjuiste informatie over de inbraak in 2007 is verschaft, niet vaststaat dat die inbraak is gepleegd.
Subsidiair betoogt Delta Lloyd dat onjuiste informatie is verschaft om haar te misleiden. [ged.1] en [ged.2] hebben gehandeld in strijd met hun in art. 7:941 lid 2 BW bedoelde verplichting. Op die grond vordert Delta Lloyd terugbetaling van de in 2007 gedane uitkeringen op grond van art. 6:203 BW jo. art. 7:941 lid 5 BW en art. 7 lid 2 van de polisvoorwaarden van de inboedelverzekering en art. 7 lid 2 van de polisvoorwaarden van de kostbaarhedenverzekering.
Meer subsidiair betoogt Delta Lloyd dat [ged.1] en [ged.2] jegens haar toerekenbaar zijn tekortgeschoten danwel onrechtmatig hebben gehandeld.
3.4. [ged.1] en [ged.2] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Kern van het betoog van Delta Lloyd is dat de beide taxateurs onder de bij de huiszoeking aangetroffen zaken sieraden zouden hebben herkend die eerder als gestolen waren gemeld. Hieraan verbindt Delta Lloyd de conclusie dat de diefstallen die volgens [ged.1] en [ged.2] in 2007 en 2009 hadden plaatsgevonden, nooit plaatsgevonden hebben. De door [ged.1] en [ged.2] als gestolen opgegeven sieraden, althans een substantieel gedeelte daarvan, vervolgt Delta Lloyd, bevonden zich immers in hun toenmalige woning.
4.2. Dit leidt allereerst tot de vraag om welke sieraden dit gaat. Welke sieraden zijn in 2007 en 2009 als gestolen opgegeven, in 2010 aangetroffen bij de huiszoeking en herkend door de taxateurs? De informatie die Delta Lloyd hierover verschaft is, hoewel het haar stelplicht betreft, moeilijk in het dossier te vinden. In ieder geval zijn er de hierna onder 4.3-4.7 te noemen stukken.
4.3. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [taxateur2] door de politie (zie 2.14 hierboven) houdt als verklaring van [taxateur2] onder meer in:
U toont mij nu een doosje met sieraden (A 01.03.002). Deze sieraden heb ik wel eens gezien. U toont mij ook een doosje (A 01.03.003). Deze sieraden heb ik ook eerder gezien. Ook de inhoud van de doosjes A 01.03.003, A 01.03.007, A 01.03.004 en A 01.03.005 heb ik allemaal eerder gezien in verband met een taxatie. Ik herinner me dat het een buitenlands gezin was dat in [woonplaats] woont (…). U toont mij nu het taxatierapport van 5-5-2009. Dit rapport heeft inderdaad betrekking op een groot deel van de sieraden die ik nu hier zie. Ik zal er een aantal specifiek aangeven. Uit de doos A 01.03.006 herken ik de volgende nummers uit het taxatierapport;
- nr 13 is een armband uit A 01.03.006
- nr 14 zijn de gouden oorhangers uit A 01.03.006
- nr 15 is de choker uit A 01.03.006
- nr 16 is de ring uit A 01.03.006
- Uit A 01.03.001, de gouden slaven- en ringelarmbanden herken ik de nummers 2 t/m 6 uit het taxatierapport.
- Uit A 01.03.008 herken ik duidelijk de gouden slavenarmband als nr. 1 in de lijst.
- Uit A 01.03.007 herken ik duidelijk de bijzondere ring met de nagel maar deze kan ik zo niet in de lijst terug vinden.
- Uit de lijst A 01.03.004 herken ik de armband, deze staat op nr. 101 op de lijst. Ook de andere sieraden waren er toen bij.
- uit A 01.03.002 herken ik de choker, deze staat vermeld op nr. 22 op de taxatielijst. De oorhangers staan op de lijst onder nr. 23. Ook de andere sieraden herken ik van de taxatie destijds (…).
Nu laat u me een ander taxatierapport zien. Hierop staat 2007 vermeld. Op deze lijst met kopieën denk ik te herkennen dat de choker met smaragd parels en robijn, afkomstig uit A 01.03.007 daarop voorkomt. De choker past ook precies op de kopie die achter de lijst zit. De kopieën zijn genummerd als nr. 6 en 7. De choker zou kunnen zijn omschreven onder 54/58. Dit kan ik niet zeker zeggen (…).
4.4. In de onder 4.3 geciteerde verklaring verwijst [taxateur2] naar de volgende zaken uit zijn taxatierapport.
- nr 1 een 20 krt gouden armband met zirconia en turkoois, ca 50 gram
- nr 2 zes 20 krt gouden rinkelbanden, 6 x ca. 16 gram
- nr 3 zes 20 krt gouden rinkelbanden, 6 x ca. 15 gram
- nr 4 vijf 20 krt gouden rinkelbanden, 5 x ca. 11 gram
- nr 5 zes 20 krt bi-colour gouden rinkelbanden, 6 x ca. 10 gram
- nr 6 zes 20 krt gouden rinkelbanden, 6 x ca. 10 gram
- nr 13 een 22 krt gouden entourage armband met parel en turkoois, ca. 20 gram
- nr 14 een paar 22 krt gouden entourage oorhangers met parel en turkoois, ca. 25 gram
- nr 15 een 22 krt gouden entourage choker met parel en turkoois, ca. 41 gram
- nr 16 een 22 krt gouden entourage ring met parel en turkoois, ca. 5 gram
- nr 22 een 22 krt gouden choker met robijn, ca. 71 gram
- nr 101 een 14 krt gouden bi-colour armband met zirconia, ca. 15 gram
4.5. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [taxateur1] door de politie houdt als verklaring van [taxateur1] onder meer in:
U kwam destijds met een doos vol sieraden en ik herkende op het eerste gezicht inderdaad de collier en oorbellen (…).
Nu , nadat wij de sieraden opnieuw minutieus hebben bekeken, kan ik u zeggen dat ik voor 80% à 85% denk dat dit dezelfde sieraden zijn als destijds. Ik zal dit toelichten. Ik doe dat aan de hand van de kopieën en aantekeningen die ik destijds heb gemaakt (…), het taxatierapport (…) en het sieraad (…) wat u toont.
Ik zie dat het collier en de oorbellen gietwerk zijn. Dat is dus niet uniek en er zouden er dus meerdere van gemaakt kunnen zijn (…).
De omschrijving van het collier (…) komt grotendeels overeen met dit sieraad, maar er zitten ook enkele verschillen in. Ik meet nu een breedte van 2,3 mm in plaats van 2,1 mm (…). Ik weeg nu 37,4 gram in plaats van 38 gram als totaalgewicht. De lengte van ca. 8 cm van dit fantasiecollier klopt wel aardig, maar het is maar net hoe je deze ‘uitlegt’. Als ik nu naar mijn kopie kijk, lijkt het alsof de sluiting (…) nu aan de andere kant zit (…). Ik vind het wel raar dat ik het collier niet volledig op het door mij gemaakte kopie kan leggen (…).
De omschrijving die ik heb gegeven voor de oorbellen komt ook wel grotendeels overeen, maar ook daar zie ik nu enkele verschillen. Op het taxatierapport staat vermeld dat er 4 peervormige robijnen inzaten en 41 smaragden. In dit sieraad zitten ze echter andersom, 4 peervormige smaragden en 41 robijnen. Het zou kunnen dat ik dit per ongeluk omgewisseld heb. De set leek destijds bij elkaar te horen en aangezien de collier peervormige smaragden heeft lijkt mij dat de oorbellen dat ook hadden, maar dat weet ik niet zeker (…).
Als ik ze nu tel zijn het ook geen 41 robijnen, maar 43 robijnen (…).
Qua gewicht van de oorbellen kom ik nu op 19,4 gram uit, terwijl op het taxatierapport 18,9 gram staat (…). Ik meet meestal heel nauwkeurig en dan vind ik een halve gram wel veel.
4.6. In het taxatierapport van [taxateur1] staat over de in de verklaring genoemde sieraden:
54/58 Een geelgouden parure oosters, fleuralistisch (…). Breedte collier 2.1 mm. haaksluiting. Het applique gedeelte bestaat grotendeels uit pavé zettingen (waarin cultivé pareltjes) en chaton zettingen als entourage om 7 x peervormige smaragd, grootste steen 7 x 4 mm. smaragd slijpsel En 23 x rond slijpsel van ca. 2.2 mm. mist een steen. Als entourage robijntjes van ca. 2 mm. totaal 86 robijntjes. E. diverse kwaliteit. Totaal gewicht 86 gr.
Oorbellen met schroef, 41 x smaragd ca. 1.5 mm. entourage om 4 x robijn
Peer slijpsel grootste steen 6x4 mm totaal ronde robijntjes ca. 2 mm. E. (mist 2 x steen) en 63 x cultivé parel gemiddeld 2.2 mm. rond wit. Gewicht 18,9 gr
4.7. De aangiftes van de diefstallen in 2007 en 2009 bevinden zich bij de stukken. Daaruit is ten aanzien van de hierboven onder 4.3-4.6 genoemde en bedoelde sieraden mogelijk af te leiden dat zij genoemd zijn, althans een aantal ervan genoemd is door [ged.1] en/of [ged.2] bij de aangifte van 2009.
4.8. Onweersproken is dat hoewel de sieraden van [ged.1] en [ged.2] ten tijde van de door hen gemelde diefstal in 2009 niet meer bij Delta Lloyd verzekerd waren, de schade van de diefstal in dat jaar wel bij Delta Lloyd is geclaimd. Het is de vraag of dit wil zeggen dat er sprake geweest kan zijn van misleiding van Delta Lloyd. Zij was immers op dat moment niet meer de sieradenverzekeraar van [ged.1] en [ged.2]. Delta Lloyd zal zich hierover nader moeten uitlaten.
4.9. Het onder 4.7 overwogene leidt voorts tot de vraag waarom Delta Lloyd in 2009, nadat de diefstal van 13 juni 2009 gemeld was, expertisekosten ter vaststelling van de schade heeft moeten maken. Delta Lloyd moet toch zelf geweten hebben dat de verzekering niet meer liep. Ook hierover zal zij zich nader moeten uitlaten.
4.10. Delta Lloyd krijgt de gelegenheid de onder 4.8 en 4.9 bedoelde nadere toelichtingen bij akte te geven. In het dictum van dit vonnis is onder 5.4 aangegeven wanneer zij dat kan doen en wanneer [ged.1] en [ged.2] daarop kunnen reageren zonder onnodige complicaties in de procesgang te veroorzaken.
4.11. Terugkomend op de onder 4.2 bedoelde vragen stelt de rechtbank vast dat er hooguit ten aanzien van de gestelde inbraak in 2009 sprake lijkt te zijn van aangifte van diefstal van later bij de huiszoeking aangetroffen sieraden. In grote lijnen betreft dit een aantal door [taxateur2] getaxeerde sieraden die hij later zegt te herkennen en een deel van een door [taxateur1] getaxeerde parure, waarover hij echter in zijn politieverklaring twijfelt.
4.12. De tot nu toe vaststaande feiten kunnen gelet op het voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank de conclusie van Delta Lloyd niet dragen dat de diefstallen die volgens [ged.1] en [ged.2] in 2007 en 2009 hadden plaatsgevonden, nooit plaatsgevonden hebben en dat de door [ged.1] en [ged.2] als gestolen opgegeven sieraden, althans een substantieel gedeelte daarvan zich in 2010 nog in hun woning bevond. Het is gelet op de hoofdregel van bewijsrecht, thans aan Delta Lloyd om te bewijzen dat de door [ged.1] en [ged.2] in 2007 en/of 2009 als gestolen opgegeven sieraden, althans een substantieel gedeelte daarvan, zich in 2010 nog in hun toenmalige woning bevonden. Dit betreft dus het betoog dat erop neerkomt dat een aantal sieraden anders dan door [ged.1] en [ged.2] aangegeven, niet gestolen was. In de loop van deze procedure kan ook het bewijs van de diefstal(len) nog aan de orde komen. Dat bewijs ligt op de weg van [ged.1] en [ged.2].
4.13. Het voorgaande betekent dat de rechtbank onderzoekt of het uitgangspunt van Delta Lloyd dat er valse aangifte is gedaan, juist is (4.12) en nagaat of dit dan gevolgen heeft voor de positie van [ged.1] en [ged.2] tegenover Delta Lloyd als verzekeraar (4.8 en 4.9). Hiertoe zal bewijs worden opgedragen en zal Delta Lloyd een akte kunnen nemen. Uit proceseconomische overwegingen zal de rechtbank het vooralsnog hierbij laten en iedere verdere beslissing aanhouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt Delta Lloyd op te bewijzen dat de door [ged.1] en [ged.2] in 2007 en/of 2009 als gestolen opgegeven sieraden, althans een substantieel gedeelte daarvan, zich in 2010 nog in hun toenmalige woning bevonden,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 september 2011 voor uitlating door Delta Lloyd of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat Delta Lloyd, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat Delta Lloyd de gelegenheid heeft op de rol van 7 september 2011 bij akte de onder 4.10 bedoelde, nadere toelichting te geven en dat [ged.1] en [ged.2] hierop bij akte, ter gelegenheid van het eerste getuigenverhoor – twee weken tevoren aan de wederpartij en de rechtbank toe te zenden – kan reageren,
5.5. bepaalt dat Delta Lloyd, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen in de maanden oktober tot en met december 2011 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.6. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.D.A. den Tonkelaar in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.7. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.8. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2011.