ECLI:NL:RBARN:2011:BR4772

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
215985
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigeningszaak tussen Gemeente Barneveld en Westeneng Vastgoed B.V. met betrekking tot schadeloosstelling

In deze onteigeningszaak vordert de Gemeente Barneveld de onteigening van bepaalde percelen ten algemenen nutte, met een verzoek om bepaling van de schadeloosstelling. De Gemeente heeft de procedure gestart op basis van de Onteigeningswet, na een Koninklijk Besluit waarin Westeneng Vastgoed B.V. als eigenaar van de onteigening percelen is aangewezen. De Gemeente heeft geprobeerd om de grond minnelijk te verwerven, maar Westeneng heeft niet gereageerd op de laatste biedingen van de Gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Gemeente voldoende serieuze pogingen heeft ondernomen om tot een minnelijke overeenkomst te komen, en dat het verweer van Westeneng, dat de Gemeente niet serieus heeft onderhandeld, niet houdbaar is. De rechtbank heeft de vordering van de Gemeente toegewezen en de onteigening uitgesproken, waarbij de hoogte van de schadeloosstelling is vastgesteld op € 461.655,--. De deskundigen zijn aangesteld om hun rapport voor 1 februari 2012 in te dienen. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 27 juli 2011.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 215985 / HA ZA 11-780 ON
Vonnis van 27 juli 2011
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BARNEVELD,
zetelend te Barneveld,
eiseres,
advocaat mr. P.L.G. Haccou te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WESTENENG VASTGOED B.V.,
gevestigd te Barneveld,
gedaagde,
advocaat mr. A. Hofman te Barneveld.
Partijen zullen hierna de Gemeente en Westeneng genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de nadere conclusie van de Gemeente.
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald.
2. De overwegingen
2.1 De Gemeente vordert met toepassing van titel IV van de Onteigeningswet de onteigening ten algemenen nutte en ten name van de Gemeente, bij vervroegde uitspraak, van de in de dagvaarding omschreven percelen en het in de dagvaarding pmschreven perceelsgedeelte, waarvan bij Koninklijk Besluit van 23 november 2010, nr. 10.003201, gepubliceerd in de Staatscourant van 17 januari 2011, nr. 5, Westeneng als eigenaar is aangewezen en voorts dat de rechtbank het bedrag van de schadeloosstelling zal bepalen.
2.2 Ten aanzien van dezelfde percelen en hetzelfde perceelsgedeelte heeft de Gemeente een verzoekschrift als bedoeld in afdeling I van hoofdstuk IIIa van titel 1 van de Onteigeningswet ingediend, waarop door deze rechtbank bij beschikkingen van 28 maart 2011 en 5 april 2011 een rechter-commissaris en drie deskundigen zijn benoemd, de laatsten om de gesteldheid van de te onteigenen zaken op te nemen. De opneming door de deskundigen is bij de beschikking van 28 maart 2011 bepaald en heeft inmiddels ook plaatsgevonden op 21 april 2011. Van de opneming is een proces-verbaal opgemaakt.
2.3 Westeneng voert verweer tegen de gevorderde onteigening en verzoekt de Gemeente niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans haar deze te ontzeggen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de Gemeente geen serieuze onderhandelingen heeft gevoerd zoals bedoeld in art. 17 OW en geen adequaat aanbod heeft gedaan ter minnelijke verkrijging. Eén van de vereisten daarbij is, volgens Westeneng, dat de pogingen om hetgeen moet worden onteigend bij minnelijke overeenkomst te verkrijgen, moeten worden ondernomen in de periode tussen het definitief worden van het Koninklijk Besluit tot onteigening en het uitbrengen van de dagvaarding. De Gemeente heeft volstaan met een aanbod van € 45,-- per m2, welk aanbod zonder nadere motivering of toelichting is herhaald in een brief van 21 maart 2011, alsmede vervolgens in de dagvaarding.
2.4 De Gemeente heeft het verweer van Westeneng gemotiveerd weersproken. Zij heeft daartoe een resumé gegeven van het vanaf oktober 2006 tot en met 5 juli 2010 namens haar met Westeneng gevoerde minnelijke overleg. Het laatste aanbod van de zijde van Westeneng was dat hij akkoord kon gaan met een bieding van € 65,-- per m2. Na publicatie van het Koninklijk Besluit heeft Westeneng niet gereageerd op het bij brief van 8 februari 2011 door de Gemeente gedane aanbod
en ook niet op het laatste aanbod van de Gemeente bij brief van 21 maart 2011.
2.5 Het feit dat de Gemeente en de Westeneng kennelijk zeer van mening verschillen
over de waarde van de te onteigenen zaken leidt op zichzelf niet tot de
conclusie dat de Gemeente geen serieus minnelijk overleg met Westeneng heeft
gevoerd zoals bedoeld in art. 17 OW. Vaststaat dat de Gemeente bij brief van haar
advocaat van 21maart 2011 aan Westeneng een (laatste) bod ter voorkoming van
onteigening heeft gedaan. De Gemeente heeft de genoemde brief overgelegd.
Vaststaat dat de Gemeente voordien bij brief van 8 februari 2011 een bod had
uitgebracht van € 461.655,-- en dat daaraan voorafgaand ook al onderhandelingen
met Westeneng hadden plaatsgevonden. Westeneng heeft het aanbod van de
Gemeente niet aanvaard. Vaststaat eveneens dat Westeneng na het verschijnen van
het Koninklijk Besluit en de publicatie daarvan, ook na ontvangst van het aanbod
van de Gemeente bij de brieven van 8 februari 2011 en 21 maart 2011, niet naar de
Gemeente heeft gereageerd en derhalve niet (opnieuw) tot minnelijk overleg me de
Gemeente is overgegaan en zij de Gemeente daartoe derhalve ook niet de
gelegenheid heeft geboden. Westeneng heeft evenmin gereageerd op de
bijkomende aanbieding die bij die brieven is gedaan. Tegen die achtergrond kan
niet worden geconcludeerd dat de Gemeente onvoldoende serieus heeft geprobeerd
de grond langs minnelijke weg te verwerven. Het verweer van Westeneng dient op
grond daarvan te worden gepasseerd.
2.6 De Gemeente heeft op grond van het vorenstaande terecht kunnen besluiten om tot
dagvaarding over te gaan.
2.7 De gevorderde onteigening komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of
ongegrond voor, zij kan vervroegd worden uitgesproken.
2.8 Er is geen overeenstemming bereikt over de hoogte van de aan Westeneng toe te
kennen schadeloosstelling.
2.9 Niet is gebleken dat tussen de Gemeente en Westeneng over het aan Westeneng
toekomende voorschot op de schadeloosstelling overeenstemming is bereikt.
Het voorschot op de schadeloosstelling zal worden bepaald op 100% van de bij
dagvaarding aangeboden schadeloosstelling, zoals door de Gemeente is
aangeboden.
3.0 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
spreekt uit, bij vervroeging, de onteigening ten algemene nutte en ten name van de Gemeente van
- het perceel kadastraal bekend Gemeente Voorthuizen, sectie H, nummer 40, groot
00.48.30 ha, terrein (grasland), grondplan nr. 1.,
- het gedeelte groot 00.06.54 ha van het perceel kadastraal bekend Gemeente Voorthuizen,
sectie H, nummer 1503, groot 00.07.75 ha, terrein (grasland), grondplan nr. 2.,
- het perceel kadastraal bekend Gemeente Voorthuizen, sectie H, nummer 2368, groot
00.47.75 ha, terrein (grasland), grondplan nr. 7.,
bepaalt het bedrag van het voorschot op de schadeloosstelling ten behoeve van Westeneng voor de onteigening van voornoemd perceelsgedeelte op € 461.655,--, (vierhonderdéénen- zestigduizend zeshonderdvijfenvijftig euro),
en alvorens verder te beslissen
bepaalt dat de deskundigen hun rapport zullen deponeren ter griffie van deze rechtbank vóór
1 februari 2012,
wijst aan als nieuwsblad in de zin van artikel 54j van de Onteigeningswet:
de Barneveldse Krant,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht, mr. H.C.A Walda en mr. J. Berkvens en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2011 en bij afwezigheid van de oudste rechter getekend door mr. H.C.A. Walda.