ECLI:NL:RBARN:2011:BR4471

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700724-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en betrouwbaarheid van herkenning door verbalisanten

In deze zaak, uitgesproken op 9 augustus 2011 door de Rechtbank Arnhem, werd de verdachte beschuldigd van diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 20 februari 2011, toen de aangever, M. [slachtoffer], werd overvallen bij een geldautomaat aan het Velperplein in Arnhem. De rechtbank behandelde de zaak in een meervoudige kamer en oordeelde over de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door verbalisanten op basis van camerabeelden. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de herkenning onbetrouwbaar was, en achtte de herkenning door de verbalisanten betrouwbaar, gezien hun eerdere negatieve ervaringen met de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met een ander de aangever had overvallen, waarbij geweld werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangever meerdere keren had getrapt en zijn ringen had afgenomen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, rekening houdend met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De beslissing was gebaseerd op de artikelen 10, 27, 45, 47, 55, 56, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Promis II
Parketnummer : 05/700724-11
Datum zitting : 26 juli 2011
Datum uitspraak : 9 augustus 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum en -plaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in : PI Flevoland - HvB Almere Binnen, Caissonweg 2
Almere.
raadsman : mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
officier van justitie : mr. K. Hermans.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en/of één of meer
siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan M. [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader (terwijl die [slachtoffer] bezig was met een pintransactie en/of
saldo check) die [slachtoffer] (onverhoeds) van achteren heeft/hebben
vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden, in elk geval (middels een
wurggreep) bij de keel heeft/hebben gepakt en/of gehouden en/of (vervolgens)
onverhoeds die portemonnee uit de handen heeft/hebben gegrist en/of gepakt
en/of (vervolgens) meerdere, althans één schop(pen) tegen het gezicht en/of
hoofd heeft/hebben gegeven en/of (vervolgens) één of meer ringe(en) van de
vinger(s) heeft/hebben gepakt;
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2011 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende
aan M. [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s),
althans alleen, (terwijl die [slachtoffer] bezig was met een pintransactie
en/of saldo check) die [slachtoffer] onverhoeds van achteren (bij de keel)
heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) de portemonnee
van die [slachtoffer] heeft/hebben afgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of in het gezicht
heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] om
zijn pincode heeft/hebben gevraagd, in elk geval tegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd: "geef mij je code", althans woorden van gelijke aard of
strekking en/of (vervolgens) die [slachtoffer] over straat heeft/hebben
getrokken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (nogmaals) meerdere keren
in/tegen het gezicht heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 26 juli 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. K. Hermans.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van feit 1 en 2
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 februari 2011 is M. [slachtoffer] door twee daders aangevallen bij de pinautomaat aan het Velperplein te Arnhem. Terwijl hij bezig was zijn saldo te controleren bij de automaat werd hij onverhoeds van achteren bij zijn keel vastgepakt en vastgehouden door dader 1. Vervolgens is zijn portemonnee door dader 2 uit zijn handen gegrist. Daarop zegt dader 2: ‘Geef mij je code’.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen. In zijn bewijsconstructie heeft hij met name gewezen op de aangifte van [slachtoffer] en de daaropvolgende herkenning van verdachte door een drietal verbalisanten van de politie op basis van beelden van de beveiligingscamera van de geldautomaat.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat de herkenning door de verbalisanten van verdachte - als enige connectie met het strafbare feit – onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De verdediging heeft aangevoerd dat het algemeen bekend is dat getuigenherkenningen niet objectief zijn en de foutmarge groot. Dit zou eens te meer voor deze zaak hebben te gelden omdat achteraf niet gereconstrueerd kan worden welke foto’s er voorafgaand aan de herkenning door verbalisanten aan hen zijn getoond. Evenmin bestaat er duidelijkheid op basis waarvan de agenten verdachte hebben herkend en de wijze waarop die herkenning precies tot stand is gekomen. De herkenning van verdachte door de verbalisanten dient aldus onbetrouwbaar te worden geacht.
Subsidiair is door de verdediging bepleit dat niet kan worden bewezen dat er sprake is van enige geweldsuitoefening door verdachte of diens medeverdachte nu hier geen bewijs voor is in het dossier. Evenmin kan bewezen worden dat er ringen zijn verdwenen omdat daar niets van zou blijken uit de aangifte.
Beoordeling van de standpunten
Dát er sprake is geweest van een incident bij de pinautomaat waarbij [slachtoffer] betrokken is geweest op 20 februari 2011 is niet betwist. De kernvraag is of verdachte kan worden aangemerkt als één van de daders die daarbij betrokken waren en wat er precies is voorgevallen. De belangrijkste vragen die de rechtbank dan ook heeft te beantwoorden is of de verklaring van de aangever en de herkenning door de verbalisanten van verdachte betrouwbaar zijn. Die betrouwbaarheid van de herkenning is op meerdere gronden betwist door de verdediging. De rechtbank verwerpt die betwisting en overweegt daartoe als volgt.
Betrouwbaarheidsverweer herkenning door verbalisanten
Op de camerabeelden van de geldautomaat valt te zien dat 2 mannen voor de automaat staan. Eén van hen heeft een portemonnee en een pinpas in zijn hand. Deze persoon draagt een donkere jas met een capuchon (door de aangever omschreven als dader 2). De andere persoon draagt een donkere gewatteerde jas met aan weerszijden van de borst opvallende logo’s en op borsthoogte een verticale rits op het rechter voorpand (door de aangever omschreven als dader 1). Van beide daders wordt het gezicht vastgelegd door de camera.
Naar aanleiding van de overval op 20 februari 2011 zijn de beelden van die avond, afkomstig van de geldautomaat, aan de aangever getoond. Hij heeft aangegeven dat hij de daarop afgebeelde personen herkende als de personen die hem hebben overvallen. De aangever heeft daarbij de verklaring afgelegd dat de traptechnieken van dader 2 hem opvielen. [slachtoffer] herkende de trappen namelijk omdat hij al 12 jaar aan kungfu doet.
Diezelfde foto’s worden later getoond in een briefing aan de politie. Hoewel de verdediging heeft gesteld dat niet duidelijk is welke foto’s er precies zijn getoond tijdens de briefing twijfelt de rechtbank niet aan het feit dat dit diezelfde foto’s zijn geweest. Eén en ander zoals door de – tijdens de briefing aanwezige – verbalisant [verbalisant1] is verklaard ten overstaan van de rechter-commissaris. Voorts verwijst de rechtbank nog naar de verklaringen van verbalisant [verbalisant2] en [verbalisant3] die aangeven dat er tijdens de briefing foto’s van twee mannen bij een pinautomaat aan het Velperplein werden getoond.
Tijdens/ vlak na die briefing zijn er drie verbalisanten aanwezig die aan de hand van de getoonde foto’s verdachte en diens medeverdachte herkennen. Verbalisant Van [verbalisant2] verklaart daarover dat hij verdachte voor 100% herkent. Zowel verdachte als diens medeverdachte zouden verbalisant Van [verbalisant2] regelmatig op een negatieve manier zijn opgevallen rondom de Korenmarkt, het horecagebied van Arnhem. Eén en ander geldt ook voor de verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant3]. Ook zij herkennen verdachte en zijn medeverdachte op de beelden, onder andere vanwege hun opvallende gedrag op en rondom het horecaconcentratiegebied. [verbalisant3] heeft daarover verklaard dat hij verdachte voor 99% zeker van gezicht herkende.
Verder wordt door verdachte ten overstaan van de politie verklaard dat hij in zijn vrije tijd aan kickboksen doet en dat hij de sport niet alleen voor de sportschool gebruikt maar ook op straat.
Conclusie betrouwbaarheidsverweer herkenning door verbalisanten
Verdachte en zijn medeverdachte zijn verbalisanten Van [verbalisant2], [verbalisant1] en [verbalisant3], als leden van het openbare orde team (OOT), regelmatig in negatieve zin opgevallen. Vanuit het OOT werd dan ook langere tijd aandacht gevraagd voor verdachte en zijn medeverdachte. Dat maakt dat zij, naast de algemene vaardigheid die politiemensen op dit gebied al hebben, ook in dit geval in het bijzonder in staat moeten worden geacht verdachte te herkennen op afbeeldingen.
De rechtbank acht de herkenning door verbalisanten op grond van het vorenstaande betrouwbaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verdachte is geweest die als dader 2 betrokken was bij het incident op 20 februari 2011.
De rechtbank wordt in haar oordeel gesterkt door het feit dat de aangever in dader 2 een beoefenaar van de vechtsport herkende hetgeen correspondeert met de verklaring die verdachte zelf daarover heeft afgelegd, namelijk dat hij aan kickboksen doet en daarin redelijk bedreven is.
Gezien al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander [slachtoffer] heeft overvallen bij de pinautomaat.
Conclusie bewijsverweer
De verdediging heeft subsidiair betoogd dat niet kan worden bewezen dat er bij die overval sprake is geweest van enige geweldsuitoefening. Evenmin zou vast kunnen worden gesteld dat de ringen van [slachtoffer] zouden zijn gestolen. De rechtbank verwerpt ook het subsidiaire standpunt van de verdediging en overweegt als volgt.
De aangever is direct na het incident door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat nadat dader 2 hem om zijn pincode heeft gevraagd, deze hem meerdere malen een trap heeft gegeven, onder meer tegen zijn gezicht. Vervolgens verklaart [slachtoffer] dat dader 2, terwijl hij door dader 1 wordt vastgehouden, heeft geprobeerd met zijn pinpas te pinnen. Als dat mislukt wordt hij door de daders over de straat getrokken en nog meerdere malen in het gezicht getrapt door dader 2. Diezelfde dader heeft vervolgens twee ringen van zijn hand afgehaald en meegenomen.
Door de geweldsuitoefening zou volgens de aangever sprake zijn van een zwelling van de linker oogkas, de slaap en de kaak. Verder zitten er schrammen op zijn elleboog en is zijn stuitje pijnlijk.
Als bijlage bij de aangifte zijn bijgevoegd twee foto’s van de aangever die op de dag van het incident zijn genomen. De rechtbank neemt waar dat de aangever een schaafwond boven de rechter oogkas heeft en een forse zwelling bij de linkerkaak.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aangever meerdere malen heeft getrapt en, samen met de medeverdachte, over straat heeft getrokken en zijn ringen heeft afgenomen. De verdediging heeft geen begin van aannemelijkheid weten te maken voor wat betreft de stelling dat de aangever mogelijk zo dronken zou zijn geweest dat hij niet meer kon weten welk geweld er op hem zou zijn toegepast. Die stelling wordt dus terzijde geschoven.
Conclusie ten aanzien van feit 1 en 2 – bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 20 februari 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan M. [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader (terwijl die [slachtoffer] bezig was met een saldo check) die [slachtoffer] (onverhoeds) van achteren heeft vastgepakt en (vervolgens) vastgehouden, en (vervolgens) onverhoeds die portemonnee uit de handen heeft gegrist en (vervolgens) meerdere, schop(pen) tegen het
gezicht heeft gegeven en (vervolgens) één of meer ring(en) van de vingers heeft/ gepakt.
2.
hij op 20 februari 2011 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan M. [slachtoffer], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld en tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), (terwijl die [slachtoffer] bezig was met een saldo check) die [slachtoffer] onverhoeds van achteren (bij de keel) heeft/hebben vastgepakt en vastgehouden en (vervolgens) de portemonnee van die [slachtoffer] heeft afgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, tegen het gezicht heeft geschopt en (vervolgens) die [slachtoffer]
heeft gezegd: "geef mij je code", en (vervolgens) die [slachtoffer] over straat hebben
getrokken en (vervolgens) die [slachtoffer] (nogmaals) meerdere keren in/tegen het gezicht heeft/hebben geschopt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 de voortgezette handeling van:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
En
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5a. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5b. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel of gedeeltelijk uitsluiten met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigen rapportage.
6. De motivering van de sancties
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden dient te worden opgelegd met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie te hoog is.
Beoordeling van de standpunten
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie, d.d. 2 juli 2011 en een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 28 april 2011 en een tweetal Pro Justitia rapporten, opgemaakt door drs. H.R.J. ter Borg (psycholoog), d.d. 5 juli 2011 en drs. I. Maksimovic (psychiater), d.d. 2 juli 2011, allen betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft samen met zijn mededader in februari 2011 [slachtoffer] overvallen bij de pinautomaat door hem van achteren bij de keel te grijpen en zijn portemonnee af te pakken. Daarop hebben verdachte en zijn mededader geprobeerd te pinnen met de pas van het slachtoffer. Toen het niet lukte om een geldbedrag van zijn rekening te halen – [slachtoffer] had de verkeerde pincode gegeven – was dit voor verdachte aanleiding geweld toe te passen op het slachtoffer waarbij hij meerdere malen in zijn gezicht is getrapt door middel van een zogenaamde high kick en over de grond is getrokken.
Dit soort feiten behoren tot een categorie strafbare feiten die een grove inbreuk maakt op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, meer in het bijzonder bij de directe slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de psychische gevolgen van zo'n traumatische gebeurtenis, één en ander zoals naar voren komt in de verklaringen van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de hoogte en het soort straf hanteert de rechtbank als uitgangspunt dat ten aanzien van dit soort feiten onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Meer dan de officier van justitie zal de rechtbank rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en de impact die langdurige detentie op een jong volwassene heeft. Ten nadele echter houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte al eerder is veroordeeld voor diefstal met geweld door de kinderrechter. Destijds heeft verdachte jeugddetentie opgelegd gekregen, hetgeen kennelijk geen indruk op verdachte heeft gemaakt aangezien hij nu wederom een dergelijk feit heeft gepleegd. Voorts houdt de rechtbank nog ten nadele van verdachte rekening met de rol die verdachte heeft gehad ten opzichte van zijn mededader. Het is verdachte geweest die het leeuwendeel van het geweld heeft uitgeoefend, waarbij het slachtoffer zelfs in het gezicht is getrapt. Al het voorgaande in ogenschouw nemend, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur op leggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 47, 55, 56, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter,
mr. L.C.P. Goossens, rechter,
mr. A.J.H. Steenweg, rechter,
in tegenwoordigheid van Mr. A.F. Hof, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2011.