Parketnummer : 05/700684-11 en 05/701125-11
Datum zitting : 26 juli 2011
Datum uitspraak : 9 augustus 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum en -plaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in : PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
raadsvrouw : mr. C.H.W. Janssen, advocaat te Arnhem.
officier van justitie : mr. K. Hermans.
1. De inhoud van de tenlastelegging
In de zaak met parketnummer 05/700684-11 is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 april 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Nokia 5800), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan R. [slachtoffer1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen R. [slachtoffer1] en/of M. [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader die telefoon onverhoeds uit de handen van die
[slachtoffer1] heeft/hebben gegrist en/of gepakt en/of (vervolgens) met die telefoon
is/zijn weggerend en/of (vervolgens) die [slachtoffer2] in/tegen de rug
heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of (vervolgens) die [slachtoffer1] heeft/hebben
geprobeerd te slaan, in elk geval één of meer zwaaiende en/of slaande
bewegingen in de richting van die [slachtoffer1] heeft/hebben gemaakt en/of (daarbij)
heeft/hebben gezegd dat als ze verder achter hem/ze aan zouden komen dan
klappen zouden krijgen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of
strekking;
hij op of omstreeks 20 februari 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en/of één of meer
siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan M.
[slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer3], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, en/of zijn mededader (terwijl die [slachtoffer3] bezig was
met een pintransactie en/of saldo check) die [slachtoffer3] (onverhoeds) van
achteren heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden, in elk geval
(middels een wurggreep) bij de keel heeft/hebben gepakt en/of gehouden en/of
(vervolgens) onverhoeds die portemonnee uit de handen heeft/hebben gegrist
en/of gepakt en/of (vervolgens) meerdere, althans één schop(pen) tegen het
gezicht en/of hoofd heeft/hebben gegeven en/of (vervolgens) één of meer
ring(en) van de vingers heeft/hebben gepakt;
hij op of omstreeks 20 februari 2011 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende
aan M. [slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer3], te plegen met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s),
althans alleen, (terwijl die [slachtoffer3] bezig was met een pintransactie
en/of saldo check) die [slachtoffer3] onverhoeds van achteren (bij de keel)
heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) de portemonnee
van die [slachtoffer3] heeft/hebben afgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer3] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of in het gezicht
heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens) die [slachtoffer3] om
zijn pincode heeft/hebben gevraagd, in elk geval tegen die [slachtoffer3]
heeft/hebben gezegd: "geef mij je code", althans woorden van gelijke aard of
strekking en/of (vervolgens) die [slachtoffer3] over straat heeft/hebben
getrokken en/of (vervolgens) die [slachtoffer3] (nogmaals) meerdere keren
in/tegen het gezicht heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 17 april 2011 te Arnhem opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 0,824 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
In de zaak met parketnummer 05/701125-11 is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 02 april 2011 te Arnhem,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een (heren)fiets (merk Banger Ranger Avellino, serienummer L669092), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een (tot nu toe) onbekend
gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 26 juli 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.H.W. Janssen, advocaat te Arnhem.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. K. Hermans.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De zaak met parketnummer 05/700684-11
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 17 april 2011 te Arnhem de Nokia 5800 van R. [slachtoffer1] weggenomen. Hij heeft dit gedaan door die telefoon onverhoeds uit de handen van [slachtoffer1] te pakken waarop verdachte met de telefoon is weggerend. Daarbij heeft verdachte gezegd dat als [slachtoffer1] achter hem aan zou komen hij klappen zou krijgen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Voor wat betreft de bewezenverklaring van het medeplegen heeft de officier van justitie verwezen naar de getuigenverklaring van [slachtoffer2], hij heeft immers voorafgaand aan het feit gezien dat verdachte met iemand stond te praten.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend de telefoon uit de hand van de aangever te hebben getrokken en te zijn weggerend. De verdediging heeft echter vrijspraak gevraagd ten aanzien van het medeplegen en – dientengevolge – de geweldscomponent. In dat kader is door de raadsvrouw de stelling betrokken dat verdachte die avond alleen in de stad was en dat verdachte niets te maken had met het geweld dat iemand anders kennelijk heeft uitgeoefend jegens [slachtoffer2].
Beoordeling van de standpunten
Voorafgaand aan het incident bevindt [slachtoffer1] zich samen met zijn vrienden [getuige] en [slachtoffer2] op het Velperplein te Arnhem. De aangever verklaart daarover dat zijn telefoon op enig moment uit zijn hand wordt gegrist waarna er twee mannen wegrennen. Daarop zet hij de achtervolging in samen met [slachtoffer2]. Aangever [slachtoffer1] ziet dat de ene man de telefoon vasthoudt en dat de andere man [slachtoffer2] een trap in de rug geeft. Vervolgens probeert diezelfde man hem, [slachtoffer1], te slaan. Eén en ander wordt bevestigd door de getuigenverklaring van [slachtoffer2] en [getuige]. [slachtoffer2] heeft namelijk verklaard dat hij zag dat een jongen de telefoon van [slachtoffer1] afpakte waarop de andere jongen hem een klap in de rug gaf. [getuige] heeft daarover verklaard dat de ene dader met de telefoon wegrende en een andere dader een karatetrap uitdeelde aan [slachtoffer2]. De rechtbank overweegt dat de persoon die de telefoon uit de handen van [slachtoffer2] heeft gegrist verdachte is, zoals hij ook heeft bekend. De andere dader heeft door zijn gewelddadige gedrag het bezit van de door verdachte meegenomen telefoon verzekerd. Immers, de aangever en zijn vrienden hebben hun achtervolging gestaakt omdat zij bang waren dat de situatie anders zou escaleren, zo hebben zij verklaard. Door aldus te handelen heeft de mededader van verdachte een significante bijdrage geleverd aan het in bezit houden van de weggenomen telefoon, waardoor de diefstal met geweld is voltooid. Aldus acht de rechtbank bewezen dat verdachte de diefstal met geweld samen met een ander heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 en 3
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 februari 2011 is M. [slachtoffer3] door twee daders aangevallen bij de pinautomaat aan het Velperplein te Arnhem. Terwijl hij bezig was zijn saldo te controleren bij de automaat werd hij onverhoeds van achteren bij zijn keel vastgepakt en vastgehouden door dader 1. Vervolgens is zijn portemonnee door dader 2 uit zijn handen gegrist. Daarop zegt dader 2: ‘Geef mij je code’ waarop hij de aangever meerdere malen een trap geeft, onder meer tegen zijn gezicht. Terwijl dader 1 [slachtoffer3] vasthoudt probeert dader 2 te pinnen met de pas van de aangever, hetgeen mislukt. Naar aanleiding daarvan wordt de aangever door de daders over de straat getrokken en nog meerdere malen in het gezicht getrapt door dader 2. Diezelfde dader heeft vervolgens twee ringen van de hand van de aangever afgehaald en meegenomen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen. In zijn bewijsconstructie heeft hij met name gewezen op de aangifte van [slachtoffer3] en de daaropvolgende herkenning van verdachte door een drietal verbalisanten van de politie op basis van beelden van de beveiligingscamera van de geldautomaat.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Ten eerste heeft de raadsvrouw bepleit dat de processen-verbaal van bevindingen met daarin de herkenning van verdachte door de verbalisanten alsmede de inbeslagname van de jas van verdachte dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Deze bewijsmiddelen zouden namelijk een directe vrucht zijn van de bij de Mediamarkt onrechtmatig verkregen camerabeelden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de herkenning van verdachte door de verbalisanten onbetrouwbaar is en derhalve dient te worden uitgesloten van het bewijs. Als belangrijkste argument is daartoe aangevoerd dat de verbalisanten niet duidelijk hebben weten te maken op basis van welke lichaamskenmerken zij verdachte hebben herkend. Ten tweede is daartoe bepleit dat niet meer getoetst kan worden of de confrontatie tijdens de briefing volgens de regelen der kunst is verricht aangezien niet meer achterhaald kan worden welke foto’s er aan de verbalisanten zijn getoond.
Beoordeling van de standpunten
Dát er sprake is geweest van een overval op [slachtoffer3] op 20 februari 2011 is door de verdediging niet betwist. De belangrijkste vraag is dan ook of verdachte kan worden aangemerkt als één van de daders van die overval. Het belangrijkste verband dat er tussen verdachte en de overval in het dossier wordt gelegd is de herkenning van verdachte op de bewakingscamerabeelden van de geldautomaat door een drietal verbalisanten.
Rechtmatigheid van de bewijsgaring
De rechtbank merkt vooraleerst op dat de verklaringen van de agenten niet zullen worden uitgesloten van het bewijs. Eén van de verbalisanten heeft enkele dagen na de briefing waarop de beelden van de bewakingscamera zijn vertoond, verdachte en de medeverdachte in de Mediamarkt gezien en heeft de eigenaar gevraagd de in de Mediamarkt gemaakte beelden te bewaren en hem te overhandigen. Dat is gebeurd zonder de vereiste vordering van de officier van justitie en daarom op zichzelf onregelmatig. Echter, niet valt in te zien op welke wijze de herkenning van verdachte door de verbalisanten daardoor geraakt wordt, nu die herkenning vóór de verstrekking van de beelden uit de Mediamarkt is gedaan door de verbalisanten. Evenmin begrijpelijk acht de rechtbank overigens de stelling van de verdediging dat de inbeslagname van de jas van verdachte uit de onrechtmatige verstrekking van beelden van de Mediamarkt voortvloeit. Immers, verbalisant [verbalisant1] vermeldt aan het slot van zijn proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden van de Mediamarkt dat hij de jas herkende van de beelden van de camera van de pinautomaat. Er is daarom geen sprake van enig causaal verband tussen de -onregelmatige- verkrijging van de camerabeelden van de Mediamarkt en de inbeslagname van de jas van verdachte, zodat ook dit punt gepasseerd wordt.
Beoordeling van het bewijs
De volgende vraag die de rechtbank heeft te beantwoorden is of de herkenning door de verbalisanten van verdachte betrouwbaar kan worden geacht. Dit is op meerdere gronden betwist door de verdediging. De rechtbank verwerpt dat standpunt en overweegt daartoe als volgt.
Op de camerabeelden van de geldautomaat valt te zien dat 2 mannen voor de automaat staan. Eén van hen heeft een portemonnee en een pinpas in zijn hand. Deze persoon draagt een donkere jas met een capuchon (door de aangever omschreven als dader 2). De andere persoon draagt een donkere gewatteerde jas met aan weerzijden van de borst opvallende logo’s en op borsthoogte een verticale rits op het rechter voorpand (door de aangever omschreven als dader 1). Van beide daders wordt het gezicht vastgelegd door de camera.
Naar aanleiding van de overval op 20 februari 2011 zijn de beelden van die avond, afkomstig van de geldautomaat, aan de aangever getoond. Hij heeft aangegeven dat hij de daarop afgebeelde personen herkende als de personen die hem hebben overvallen.
Diezelfde foto’s worden later getoond in een briefing aan de politie. Hoewel de verdediging heeft gesteld dat niet duidelijk is welke foto’s er precies zijn getoond tijdens de briefing twijfelt de rechtbank niet aan het feit dat dit diezelfde foto’s zijn geweest. Eén en ander zoals door de – tijdens de briefing aanwezige – verbalisant [verbalisant2] is verklaard ten overstaan van de rechter-commissaris. Voorts verwijst de rechtbank nog naar de verklaringen van verbalisant [verbalisant3] en [verbalisant1] die aangeven dat er tijdens de briefing foto’s van twee mannen bij een pinautomaat aan het Velperplein werden getoond.
Tijdens/ vlak na die briefing zijn er drie verbalisanten aanwezig die aan de hand van de getoonde foto’s verdachte en diens medeverdachte herkennen. Verbalisant Van [verbalisant3] verklaart daarover dat hij verdachte voor 100% herkent. Zowel verdachte als diens medeverdachte zouden verbalisant Van [verbalisant3] regelmatig op een negatieve manier zijn opgevallen rondom de Korenmarkt, het horecagebied van Arnhem. Eén en ander heeft eveneens te gelden voor de verbalisanten [verbalisant2] en [verbalisant1]. Ook zij herkennen verdachte en zijn medeverdachte op de beelden, onder andere vanwege hun opvallende gedrag op en rondom het horecaconcentratiegebied. [verbalisant1] heeft daarover verklaard dat hij verdachte voor 99% zeker van gezicht herkende.
Verder wordt onder verdachte in het huis van bewaring een bordeauxrode gewatteerde jas in beslaggenomen. Deze jas heeft aan weerszijden opvallende logo’s en een verticale rits op het rechter voorpand.
Conclusie ten aanzien van de feiten 2 en 3 - bewezenverklaring
Verdachte en zijn medeverdachte zijn verbalisanten Van [verbalisant3], [verbalisant2] en [verbalisant1], als leden van het openbare orde team (OOT), regelmatig in negatieve zin opgevallen. Vanuit het OOT werd dan ook langere tijd aandacht gevraagd voor verdachte en zijn medeverdachte. Dat maakt dat zij in staat moeten worden geacht verdachte te herkennen op afbeeldingen. Steekhoudende argumenten van het tegendeel zijn gesteld noch gebleken. De rechtbank acht de herkenning door verbalisanten op grond van het vorenstaande betrouwbaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verdachte is geweest die als dader 1 betrokken was bij het incident op 20 februari 2011.
De rechtbank wordt in haar oordeel gesterkt door het feit dat de onder verdachte inbeslaggenomen jas qua vorm, logo’s en plaatsing van de rits identiek is aan de jas van dader 1 op de beveiligingscamera, zo stelt de rechtbank uit eigen waarneming vast.
Gezien al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander [slachtoffer3] heeft overvallen bij de pinautomaat.
Ten aanzien van feit 4 - vrijspraak
De rechtbank zal verdachte, net als door de officier van justitie is geëist en door de verdediging verzocht, vrijspreken van dit feit. Er bestaat onvoldoende wettig bewijs op grond waarvan vast kan worden gesteld dat verdachte cocaïne voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft het feit ontkend en gesteld dat het witte poeder het medicijn Ritalin betreft, hetgeen niet kan worden uitgesloten nu er zich geen rapport van het NFI of een ander geaccrediteerd laboratorium in het dossier bevindt, waaruit onomstotelijk kan worden afgeleid dat het betreft cocaïne.
In de zaak met parketnummer 05/701125-11
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zijn:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, d.d. 26 juli 2011.
- een proces-verbaal van aanhouding, inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant4] en [verbalisant5], d.d. 2 april 2011.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft begaan met uitzondering van feit 4 in de zaak met parketnummer 05/700684-1. Bewezen kan worden geacht dat:
De zaak met parketnummer 05/700684-11:
1.
hij op 17 april 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Nokia 5800), geheel of ten dele toebehorende aan R. [slachtoffer1], welke diefstal
werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen R. [slachtoffer1] en M. [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die telefoon onverhoeds uit de handen van die [slachtoffer1] heeft gegrist en (vervolgens) met die telefoon zijn weggerend en zijn mededader (vervolgens) die [slachtoffer2] in/tegen de rug heeft getrapt en (vervolgens) die [slachtoffer1] heeft geprobeerd te slaan, en verdachte (daarbij)
heeft gezegd dat als ze verder achter ze aan zouden komen ze dan klappen zouden krijgen.
hij op 20 februari 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan M. [slachtoffer3], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader (terwijl die [slachtoffer3] bezig was met een saldo check) die [slachtoffer3] (onverhoeds) van achteren heeft vastgepakt en (vervolgens) vastgehouden, en (vervolgens) onverhoeds die portemonnee uit de handen heeft gegrist en (vervolgens) meerdere, schop(pen) tegen het
gezicht heeft gegeven en (vervolgens) één of meer
ring(en) van de vingers heeft gepakt.
hij op 20 februari 2011 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan M. [slachtoffer3], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen te doen vergezellen van geweld en tegen die [slachtoffer3], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), (terwijl die [slachtoffer3] bezig was met een saldo check) die [slachtoffer3] onverhoeds van achteren (bij de keel) heeft/hebben vastgepakt en vastgehouden en (vervolgens) de portemonnee van die [slachtoffer3] heeft afgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer3] meermalen, tegen het gezicht heeft geschopt en (vervolgens) die [slachtoffer3] heeft gezegd: "geef mij je code", en (vervolgens) die [slachtoffer3] over straat hebben getrokken en (vervolgens) die [slachtoffer3] (nogmaals) meerdere keren in/tegen het gezicht heeft/hebben geschopt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De zaak met parketnummer 05/701125-11:
hij op 02 april 2011 te Arnhem, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (heren)fiets (merk Banger Ranger Avellino, serienummer L669092), geheel of ten dele toebehorende aan een (tot nu toe) onbekend gebleven persoon;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/700684-11
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 de voortgezette handeling van:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
En
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 05/701125-11
5a. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5b. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel of gedeeltelijk uitsluiten, nu verdachte heeft geweigerd mee te werken aan gedragskundig onderzoek.
6. De motivering van de sanctie
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden dient te worden opgelegd met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de door de officier van justitie geformuleerde strafeis te hoog is en onvoldoende recht doet aan de jeugdige leeftijd van verdachte.
Beoordeling van de standpunten
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 2 juli 2011 en een tweetal voorlichtingsrapporten van Reclassering Nederland, respectievelijk gedateerd 5 juli 2011 en 19 april 2011 en een Pro Justitia rapport, opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk (psycholoog), d.d. 20 juni 2011, allen betreffende verdachte. Verder heeft de rechtbank nog kennis genomen van een afsluitingsrapportage van de Jeugdreclassering, d.d. 13 juli 2011, eveneens betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft samen met zijn mededader in februari 2011 [slachtoffer3] overvallen bij de pinautomaat door hem van achteren bij de keel te grijpen en zijn portemonnee af te pakken. Daarop hebben verdachte en zijn medeverdachte geprobeerd te pinnen met de pas van het slachtoffer. Toen het niet lukte om een geldbedrag van zijn rekening te halen – [slachtoffer3] had de verkeerde pincode gegeven – was dit voor verdachte en zijn medeverdachte aanleiding geweld toe te passen op het slachtoffer waarbij hij meerdere malen in zijn gezicht is getrapt en over de grond is getrokken.
Verder heeft verdachte zich, ook samen met een ander, schuldig gemaakt aan een gewelddadige diefstal van een telefoon in april 2011. Terwijl een nietsvermoedend slachtoffer op straat zijn telefoon in de hand hield, heeft verdachte die weggegrist. Daarop is verdachte en een mededader weggerend. De aangever en zijn vriend hebben het er niet bij willen laten zitten en hebben daarop de achtervolging van de daders ingezet. Dat is voor verdachte en zijn mededader kennelijk aanleiding geweest om de slachtoffers te bedreigen en één van hen in de rug te trappen.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een fietsendiefstal.
Met name eerstgenoemde misdrijven behoren tot een categorie strafbare feiten die een grove inbreuk maakt op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, meer in het bijzonder bij de directe slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de psychische gevolgen van zo'n traumatische gebeurtenis, één en ander zoals naar voren komt in de verklaringen van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de hoogte en het soort straf hanteert de rechtbank als uitgangspunt dat ten aanzien van dit soort feiten onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Meer dan de officier van justitie zal de rechtbank rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en de impact die langdurige detentie op een jong volwassene heeft. Ten nadele houdt de rechtbank voorts rekening met het feit dat verdachte al eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict in 2009. Al het voorgaande in ogenschouw nemend, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur op leggen.
6a. De beslissing ten aanzien van het beslag
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven jas van het merk Tommy Hilfiger toebehoort aan de verdachte en aan verdachte zal moeten worden teruggegeven.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 47, 55, 56, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het in de zaak met parketnummer 05/700684-11 onder 4 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een jas merk Tommy Hilfiger, aan de veroordeelde.
mr. F.J.H. Hovens, rechter als voorzitter,
mr. L.C.P. Goossens, rechter,
mr. A.J.H. Steenweg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hof, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2011.