ECLI:NL:RBARN:2011:BR4464

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-700704-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor diefstallen en opzetheling met bewijsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 9 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en opzetheling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die al eerder was veroordeeld voor inbraken, onvoorwaardelijk gevangenisstraf van 14 maanden moest ondergaan. De zaak kwam ter terechtzitting op 26 juli 2011, waar de officier van justitie een gevangenisstraf van 11 maanden eiste, maar de rechtbank besloot tot een zwaardere straf vanwege de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte.

De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de diefstallen, waaronder het aantreffen van gestolen goederen in zijn woning. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die ontkende de feiten te hebben gepleegd, en oordeelde dat de getuigenverklaringen en het bewijs uit de woning van de verdachte voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op verschillende data in 2009 en 2011 woninginbraken had gepleegd en goederen had gestolen, waaronder sieraden en telefoons.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lichte zwakzinnigheid en verslavingsproblematiek, maar oordeelde dat deze omstandigheden niet konden afdoen aan de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen van enkele benadeelden werden toegewezen en andere werden afgewezen. De beslissing werd genomen in het belang van de slachtoffers van de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
Parketnummer : 05/700704-11
Datum zitting : 26 juli 2011
Datum uitspraak : 9 augustus 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in Maastricht PPC, Willem Alexanderweg 21
Maastricht.
raadsman : mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
officier van justitie : mr. K. Hermans.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 april 2011 te Doesburg met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres1])
heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en/of een sieradendoos(je) (met
inhooud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door deze woning
binnen te gaan en/of (vervolgens) deze goederen weg te nemen);
2.
hij op of omstreeks 07 april 2011 te Giesbeek, gemeente Zevenaar, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de
[adres2]) heeft weggenomen een portemonnee en/of diverse sieraden, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij3], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming (door deze woning binnen te gaan en/of (vervolgens) deze
goederen weg te nemen);
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 07 april 2011 tot en met 20 april 2011 te
Giesbeek, gemeente Zevenaar en/of Doesburg, althans in Nederland, heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en / of heeft overgedragen een gouden
medaille en/of een bankpas (t.n.v. [benadeelde partij3]), terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren)
wist dat dit/deze door diefstal in elk geval door enig misdrijf was/waren
verkregen;
3.
hij op of omstreeks 22 juli 2009 te Ellecom, gemeente Rheden, met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres3]) heeft weggenomen diverse sieraden en/of één of meer laptop(s) en/of een
fotocamera en/of een videocamera en/of een USB-stick, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij4] en/of [benadeelde partij5], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming (door het openbreken van een raam en/of (vervolgens) door het
inklimmen van de woning door dit raam);
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2009 tot en met 20 april 2011 te
Ellecom, gemeente Rheden en/of Doesburg, althans in Nederland, heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en / of heeft overgedragen een USB-Stick,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
voormeld(e) goed(eren) wist dat dit/deze door diefstal in elk geval door enig
misdrijf was/waren verkregen;
4.
hij op of omstreeks 12 september 2010 te Doesburg met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan [adres4])
heeft weggenomen diverse sieraden en/of geld en/of één of meer computer(s)
en/of een (sport)tas (met inhoud) en/of één of meer telefoon(s), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij6] en/of [benadeelde partij7],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg
te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming (door het keukenraam te forceren en/of te
verbreken en/of (vervolgens) het inklimmen van de woning door dit raam);
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2010 tot en met 20 april 2011
te Doesburg, althans in Nederland, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en
/ of heeft overgedragen een telefoon (nokia N73), terwijl hij ten tijde van
het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren) wist dat
dit/deze door diefstal in elk geval door enig misdrijf was/waren verkregen;
5.
hij in of omstreeks de periode van 02 juli 2009 tot en met 20 april 2011 te
Arnhem en/of Doesburg, althans in Nederland, heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en / of heeft overgedragen een telefoon (Nokia N70), terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren)
wist dat dit/deze door diefstal in elk geval door enig misdrijf was/waren
verkregen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 26 juli 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door zijn raadsman voornoemd.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
[benadeelde partij3] en
[benadeelde partij2].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de offcier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen dienen te worden teruggeven aan de rechthebbenden met uitzondering van de hamer en de schoenen die aan verdachte dienen te worden teruggegeven.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie gevorderd tenuitvoerlegging van 5 weken gevangenisstraf die door het gerechtshof Arnhem op 20 december 2010 is opgelegd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van feit 1
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 april 2011 werd uit een woning aan de [adres1] te Doesburg weggenomen een portemonnee met inhoud en een sieradendoosje met inhoud toebehorende aan [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij2].
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met inklimming zoals is tenlastegelegde onder feit 1.
Standpunt van de verdediging
De raadman heeft vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde feit betoogd. Verdachte heeft ontkend het feit te hebben gepleegd. Het is niet uit te sluiten dat verdachte niet de persoon was die aangever uit zijn tuin zag rennen. Immers het signalement van verdachte was algemeen van aard en aangever is verdachte tijdens de achtervolging op enig moment uit het oog is verloren.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier blijkt het volgende.
Aangever [benadeelde partij2] heeft verklaard dat hij en zijn vrouw en getuige [getuige1] die avond in de tuin voor de woning zaten. Aangever hoorde een deur dichtslaan. De vrouw van aangever zag een man de tuin uit vluchten en aangever en [getuige1] zagen hem wegfietsen. [getuige1] sprak de bestuurder van een voorbijrijdende trekker aan, vertelde het verhaal en gaf het signalement. De bestuurder van de trekker reed in de richting waar hij een jongeman had zien fietsen.
Aangever en [getuige1], zo verklaren zij, reden vervolgens in de auto achter de dief aan. De dief reed een boerenweggetje op waar aangever niet met de auto kon rijden. Aangever reed toen om en kwam uit voor een camping. Daar kwamen aangever en [getuige1] de bestuurder van de trekker tegen. Deze heeft verklaard dat de dief een doosje tegen de trekker had gegooid, waarbij de inhoud op de grond was gevallen. De dief was ontkomen, aldus de verklaring van [bestuurder trekker]. Aangever heeft dit doosje herkend als zijn eigendom, afkomstig uit de slaapkamer van zijn woning.
[getuige1] heeft vervolgens de campingbaas aangesproken en deze heeft allerlei mensen op de hoogte gebracht van de situatie. Aangever en [getuige1] zochten verder naar de dief en kwamen uiteindelijk terecht in Olburgen. Daar was verdachte tot stoppen gedwongen door buurtbewoners. Aangever en [getuige1] hebben verklaard verdachte te hebben herkend als de man die bij de woning was weggefietst. Hij had een kistje bij zich uit de woning van aangever.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die uit de tuin van aangever vluchtte na de inbraak, ondanks dat aangever en [getuige1] hem tijdens de achtervolging enige tijd uit het oog zijn verloren. Redengevend hiertoe is dat zowel aangever als [getuige1] verdachte herkenden als degene die bij de woning was weggefietst. Ook het feit dat de fietser op zijn vlucht (eindigend met de aanhouding van verdachte) het uit de woning van aangever gestolen doosje weggooide, is redengevend voor de conclusie dat verdachte de dief is. De bewijsketen is zo sluitend. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
De rechtbank acht daarmee gelet op het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woning van aangever is binnengegaan en de tenlastegelegde voorwerpen heeft weggenomen, echter niet dat dit middels inklimming is gebeurd zoals de officier van justitie heeft betoogd. Uit het proces-verbaal aangifte blijkt immers dat verdachte via de deur naar binnen is gegaan.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Feit 2:
Op 7 april 2011 werd uit een woning aan de [adres2] te Giesbeek weggenomen een portemonnee en diverse sieraden toebehorende aan [benadeelde partij3]. Daarbij is de dief door een open raam naar binnen geklommen.
Bij de fouillering van verdachte in verband met de aanhouding ter zake van feit 1 werd aangetroffen een Rabo WereldPas op naam van [benadeelde partij3] en [benadeelde partij9] met bank-rekeningnummer [x]. Dit is het bankrekeningnummer van aangeefster.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 27 april 2011 is een goudkleurige medaille "St Gregorius" inbeslaggenomen.
Feit 3:
Op 22 juli 2009 werden uit een woning aan de [adres3] 1 te Ellecom weggenomen diverse sieraden, laptops, een fotocamera, een videocamera, toebehorende aan [benadeelde partij4] en/of [benadeelde partij5]. Een raam was naar binnen toe opengebroken.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 27 april 2011 is een usb-stick in beslag genomen. Aangever herkende deze als zijn eigendom, gestolen bij de woninginbraak.
Feit 4:
Op 12 september 2010 werden uit een woning aan [adres4] te Doesburg weggenomen diverse sieraden, geld, computers en een sporttas met inhoud en telefoons, toebehorende aan [benadeelde partij6] en/of [benadeelde partij7]. Het keukenraam was geforceerd en via dit raam was men binnengekomen.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 27 april 2011 is een Nokia N73 in beslag genomen.[benadeelde partij7] herkende deze als zijn eigendom en als zijnde gestolen bij de woninginbraak.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 primair tenlastegelegde feit te weten diefstal met inklimming. Redengevend hiervoor is dat verdachte de bankpas van aangeefster bij de fouillering onder zich had niet lang na de inbraak bij aangeefster zonder aannemelijke verklaring hiervoor te geven.
Voorts acht de officier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder de feiten 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde, dit gelet op het langere tijdsverloop. Verdachte had meerdere gestolen goederen onder zich en geeft hiervoor geen verklaring.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder de feiten 2 tot en met 4 tenlastegelegde betoogd omdat er geen bewijs is.
Voorts is wat betreft feit 2 en 3 niet bewezen dat de betreffende goederen van diefstal afkomstig zijn. De medaillon inzake feit 2 herkende aangeefster in eerste instantie niet en van de usb-stick inzake feit 3 is geen aangifte van diefstal gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat de medaille, gevonden bij de doorzoeking van de woning van verdachte, van de aangeefster van feit 2 was.
Dat zij de medaille in eerste instantie niet herkende en een dag later wel, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de herkenning niet af omdat ze hiervoor een aannemelijke verklaring heeft gegeven. Haar zus had namelijk dezelfde medaille maar dan zilverkleurig en nadat aangeefster die had gezien, realiseerde ze zich dat de door de verbalisant getoonde goudkleurige medaille wel van haar was.
Voor het overige kunnen de verweren van de raadsman evenmin slagen.
Bij verdachte zijn goederen aangetroffen die te linken zijn aan meerdere woninginbraken. Gelet hierop en mede gelet op het feit dat verdachte reeds meerdere malen is veroordeeld voor inbraken en de goederen voorts werden aangetroffen nadat hij was aangehouden voor wederom een inbraak (feit 1, dat de rechtbank bewezen acht), is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van prima facie bewijs, dat een veroordeling kan dragen en moet het ervoor worden gehouden dat verdachte de goederen zelf heeft gestolen. Een alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van de gestolen spullen in verdachtes woning, kan alleen verdachte aandragen. De geconstateerde belastende omstandigheden vragen om een uitleg van verdachte. Verdachte zwijgt echter. Het enige wat hij heeft verklaard, bij de rechter-commissaris, is dat hij de bankpas (feit 2) in de trein heeft gevonden, zonder dit nader te concretiseren. Dit is onaannemelijk. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat hij het primair tenlastegelegde onder de feiten 2 tot en met 4 heeft gepleegd.
Feit 5
Op 2 juli 2009 heeft aangeefster [benadeelde partij8] in Arnhem haar schooltas met inhoud, waaronder een Nokia N70, van de bagagedrager van haar fiets verloren.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 27 april 2011 is een Nokia N70 in beslag genomen. Aangeefster herkende deze als zijnde haar eigendom.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak betoogd van het tenlastegelegde feit omdat niet bewezen kan worden dat verdachte de telefoon de hele tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat zich in de woning van verdachte een Nokia-telefoon bevond, die toebehoorde aan aangeefster. Zij is deze kwijt geraakt en de vinder heeft zich klaarblijkelijk deze telefoon wederrechtelijk toegeëigend. Het dossier bevat geen aanknopingspunt voor het verwijt dat dit verdachte was. Op enigerlei wijze is deze telefoon in het bezit gekomen van verdachte, hoe is niet duidelijk. Verdachte moet echter geweten hebben dat deze telefoon aan de rechthebbende is ontvreemd door middel van een misdrijf. De telefoon bevatte allerlei gegevens van de eigenaar. Het is niet aannemelijk dat de eigenaar de telefoon zo maar zou weggooien. Nu verdachte de telefoon heeft behouden en geen pogingen in het werk heeft gesteld deze terug te geven aan de rechthebbende, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van heling.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 20 april 2011 te Doesburg met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aa[adres1])
heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en een sieradendoos(je) (met
inhoud), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2]
2. primair
hij op 07 april 2011 te Giesbeek, gemeente Zevenaar, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de
[adres2]) heeft weggenomen een portemonnee en diverse sieraden geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij3], waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen
goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming door deze woning binnen te gaan en (vervolgens) deze
goederen weg te nemen);
3. primair
hij op 22 juli 2009 te Ellecom, gemeente Rheden, met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan [adres3]) heeft weggenomen diverse sieraden en meer laptops en een
fotocamera en een videocamera en een USB-stick, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij4] en/of [benadeelde partij5], waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen
goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, en inklimming (door het openbreken van een raam en (vervolgens) door het
inklimmen van de woning door dit raam);
4. primair
hij op 12 september 2010 te Doesburg met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan [adres4])
heeft weggenomen diverse sieraden en geld en meer computers
en een (sport)tas (met inhoud) en meer telefoons, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij6] en/of [benadeelde partij7],
waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg
te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
en inklimming (door het keukenraam te forceren en (vervolgens) het inklimmen van de woning door dit raam);
5.
hij op 20 april 2011 te
Arnhem en/of Doesburg, althans in Nederland, heeft verworven, voorhanden heeft
een telefoon (Nokia N70), terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld goed
wist dat dit door diefstal in elk geval door enig misdrijf was
verkregen;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal
Ten aanzien van feit 2 primair:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Ten aanzien van feit 3 primair:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van feit 4 primair:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van feit 5:
Opzetheling.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel of gedeeltelijk uitsluiten, met name niet omdat verdachte niet wenst mee te werken aan het opmaken van een deskundigenrapportage daaromtrent.
De raadsman heeft verzocht om de zaak bij tussenvonnis aan te houden om onderzoek te laten doen naar de persoon van de verdachte.
De rechtbank wijst dit verzoek af. Ook zij is van oordeel dat meer informatie over de persoon van verdachte zeer wenselijk is. Echter, nu verdachte ter terechtzitting gedecideerd heeft aangegeven niet mee te willen werken aan psychologische en/of psychiatrische rapportage, acht de rechtbank een dergelijk onderzoek zinloos en dus niet noodzakelijk.
Verdachte is dus strafbaar.
6a. De motivering van de sanctie
De officier van justitie heeft in zijn eis mee laten wegen dat verdachte reeds voor meerdere inbraken is veroordeeld.
De raadsman voert aan dat de door de officier van justitie geëiste straf te hoog is.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 2 juli 2011 en een tweetal voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, respectievelijk gedateerd 21 april 2011 (vroeghulp) en 30 mei 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft thans 4 woninginbraken gepleegd en een telefoon geheeld. Hiermee heeft hij de slachtoffers niet alleen schade maar ook veel overlast bezorgd.
Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte meerdere keren ter zake van inbraken en andere vermogensdelicten is veroordeeld. Voorts blijkt dat hij meerdere keren in het kader van voorwaardelijk opgelegde straffen reclasseringstoezicht heeft gehad. Eén en ander heeft hem er echter niet van kunnen weerhouden thans opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit bovengenoemde rapportage van 21 april 2011 blijkt dat er bij verdachte sprake is van lichte zwakzinnigheid, persoonlijkheidsproblematiek, meervoudige verslavingsproblematiek en sociale problematiek. Uit de rapportage van 30 mei 2011 blijkt dat verdachte niet wilde meewerken zodat de reclassering geen advies heeft kunnen geven over de wijze van afdoen van de onderhavige zaak.
Alles overwegende is de rechtbank in navolging van de officier van justitie van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Gezien de afdoening van soortgelijke feiten in andere zaken, zal de rechtbank een gevangenisstraf van langere duur dan door de officier van justitie geëist, namelijk van 14 maanden, opleggen. Nu verdachte consequent iedere medewerking aan gedragskundig onderzoek en begeleiding door de reclassering afwijst, is er geen reden een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen en reclasseringstoezicht voor te schrijven.
6b. Beslissing ten aanzien van het beslag
De rechtbank verwijst naar de aan dit vonnis gehechte beslaglijst en houdt de nummering daarop aan.
Nummer 10 betreft de bankpas inzake feit 2. Deze is reeds teruggegeven aan de rechthebbende (p. 111 bewijs van ontvangst) zodat de rechtbank hierover geen beslissing zal nemen.
Nummer 5 en 7 op de beslaglijst betreffen schoenen van verdachte, deze dienen aan hem te worden teruggegeven. Dit geldt ook voor nummer 8, de hamer, en nummer 11, de beitel nu deze ogenschijnlijk geen verband houden met de bewezen verklaarde feiten.
Van de overige genummerde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen gelast de rechtbank de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden.
6c. Beslissing ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [benadeelde partij2] (ten aanzien van feit 1) en [benadeelde partij3] (ten aanzien van feit 2) vorderen een bedrag van respectievelijk € 71,67 en € 265,-.
De rechtbank zal de vordering van [benadeelde partij2] tot een bedrag van € 59,70 toewijzen. De kosten van de flessen wijn zijn niet toewijsbaar omdat uit de stukken niet blijkt dat deze zijn gestolen. De overige kosten acht de rechtbank wel toewijsbaar nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en zij de kosten aannemelijk acht. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering.
De rechtbank zal de vordering van [benadeelde partij3] tot vergoeding van de immateriële schade afwijzen. Op zichzelf is wel aannemelijk dat het onderhavige feit heel vervelend is omdat de gestolen sieraden erfstukken waren, maar dit kan niet worden beschouwd als een aantasting van de benadeelde in haar persoon, zoals artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek vereist voor vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.
6d. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist.
Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij arrest van het Hof Arnhem d.d. 20 december 2010, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
En voorts
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp onder nummer 5, 7, 8 en 11 van de beslaglijst aan de veroordeelde
Gelast van de overige genummerde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen minus nummer 10 de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij2], te betalen € 59,70 (zegge negenenvijftig euro en zeventig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2011.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 59,70, subsidiair 1 dag hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij2], te betalen € 59,70 (zegge negenenvijftig euro en zeventig euro-cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2011, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3].
- Wijst de vordering van de benadeelde partij af.
DE BESLISSING OP DE VORDERING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) weken voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het hof Arnhem, d.d. 20 december 2010, onder parketnummer 21/002206-10.
Aldus gewezen door:mr. F.J.H. Hovens, rechter, als voorzitter,
mr. L.C.P. Goossens, rechter,
mr. A.J.H. Steenweg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hof, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2011.