ECLI:NL:RBARN:2011:BR4403

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700744-11 en 05/701111-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor openlijke geweldpleging, poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling; veroordeling voor bedreiging met een op een pistool lijkend wapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 10 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging, poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en bedreiging met een op een pistool lijkend wapen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging en de pogingen tot doodslag en zware mishandeling, maar hem wel veroordeeld voor de bedreiging met een wapen. De zaak kwam voort uit een incident op 24 april 2011 in Wijchen, waar de verdachte betrokken was bij een schietincident. Tijdens de zitting op 27 juli 2011 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.F.W. van 't Hullenaar. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht jaar, maar de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte met een vuurwapen had geschoten. De rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte de slachtoffers had bedreigd met een wapen dat leek op een pistool. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij M.L.M. van € 300,-. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder voor geweldsdelicten was veroordeeld en dat er sprake was van een delictpatroon. De rechtbank vond het belangrijk om de verdachte te weerhouden van toekomstige geweldsdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummers : 05/700744-11 en 05/701111-11
Datum zitting : 27 juli 2011
Datum uitspraak : 10 augustus 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsman : mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/700744-11
1.
hij op of omstreeks 24 april 2011 in de gemeente Wijchen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachten rade Chr. [slachtoffer1] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm
beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
meerdere malen, althans eenmaal, (met) een pistool (kaliber 6.35 mm), althans
een (daarop gelijkend) (hand)vuurwapen, heeft gericht op en/of afgevuurd
op/naar/in de richting van die [slachtoffer1], terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 april 2011 in de gemeente Wijchen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan Chr. [slachtoffer1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk meerdere
malen, althans eenmaal, (met) een pistool (kaliber 6.35 mm), althans een
(daarop gelijkend) (hand)vuurwapen, heeft gericht op en/of afgevuurd
op/naar/in de richting van die [slachtoffer1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 24 april 2011 in de gemeente Wijchen Chr. [slachtoffer1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend een pistool
(kaliber 6.35 mm), althans een daarop gelijkend (vuur)wapen op die [slachtoffer1]
heeft gericht (gehouden) en/of heeft getoond en/of voorgehouden en/of
(daarbij) voornoemde [slachtoffer1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "jullie
moeten ophouden, anders krijg je deze" (waarbij hij -verdachte- voornoemd
pistool uit een zakje/tasje haalde) , althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 24 april 2011 in de gemeente Wijchen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk M.L.M.
[slachtoffer2] en/of A. [slachtoffer3] van het leven te beroven, opzettelijk een pistool
(kaliber 6.35 mm), althans een daarop gelijkend (vuur)wapen, meermalen,
althans eenmaal heeft gericht op en/of afgevuurd op/in de richting van die
[slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 april 2011 in de gemeente Wijchen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan M.L.M. [slachtoffer2]
en/of A. [slachtoffer3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk een pistool (kaliber .22), althans een daarop gelijkend
(vuur)wapen, meermalen, althans eenmaal heeft gericht op en/of afgevuurd op/in
de richting van die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 24 april 2011 in de gemeente Wijchen M.L.M. [slachtoffer2]
en/of A. [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend een pistool (kaliber
.22), althans een daarop gelijkend (vuur)wapen heeft gericht en/of getoond,
althans voorgehouden aan die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of daarbij meerdere
malen, althans eenmaal, voornoemd (vuur)wapen al dan niet (schuin) in de lucht
heeft afgevuurd;
3.
hij op of omstreeks 24 april 2011 in de gemeente Wijchen een of meer wapens
van categorie II, te weten een pistool (kaliber .25), althans een daarop
gelijkend (vuur)wapen, en/of munitie van categorie II onder 1 en/of categorie III onder 1, te weten meerdere , althans 1 (één), patro(o)n(en) (kaliber 6.35 mm) geschikt voor
bovengenoemd (vuur)wapen, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van parketnummer 05/701111-11
hij op of omstreeks 09 april 2011 te Wijchen met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, de Tunnelweg, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen M. [slachtoffer4], welk geweld
bestond uit het eenmaal en/of meermalen slaan en/of stompen in/op/tegen het
gezicht en/of op/tegen hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer4] en/of, terwijl
die [slachtoffer4] op de grond lag, het eenmaal of meermalen schoppen en/of trappen
op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer4];
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 27 juli 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem.
Ter terechtzitting van 27 juli 2011 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
M.L.M. [slachtoffer2] (ten aanzien van parketnummer 05/700744-11 feit 1).
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder parketnummer 05/700744-11 onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Ter zake van het onder parketnummer 05/700744-11 tenlastegelegde feit 1 meer subsidiair, feit 2 primair en feit 3 en het onder parketnummer 05/701111-11 tenlastegelegde feit, heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij M.L.M. [slachtoffer2] tot een bedrag van € 1.550,- wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van parketnummer 05/700744-11
De feiten
Op 24 april 2011 in de gemeente Wijchen was verdachte betrokken bij incident, waarbij verdachte met een wapen heeft geschoten.
Feiten 1 en 2, primair en subsidiair
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat door de verdachte met een vuurwapen en met scherpe munitie is geschoten. Er is namelijk scherpe munitie op de plaats delict gevonden en om die af te kunnen vuren is een vuurwapen nodig.
Aangezien niet bewezen kan worden dat verdachte gericht op [slachtoffer1] heeft geschoten verzoekt de officier van justitie vrijspraak voor het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij met een alarmpistool heeft geschoten. Dat verdachte een alarmpistool had, wordt bevestigd door de 112 melding dat iemand met een alarmpistool stond te zwaaien. Aangever [slachtoffer3] heeft bovendien, direct nadat er was geschoten, tegen [slachtoffer2] gezegd dat het een alarmpistool was. [slachtoffer2] bevestigt dit en geeft bovendien aan dat er op hem geschoten is. Als er met scherpe munitie zou zijn geschoten zou hij het niet na hebben kunnen vertellen. Technisch onderzoek ontbreekt en er is geen bewijs dat de gevonden huls afkomstig is van een door verdachte gehanteerd wapen. Verdachte moet van de feiten 1 en 2 primair en subsidiair worden vrijgesproken
Beoordeling
Voor beantwoording van de vraag of verdachte bij het delict een vuurwapen of een alarmpistool heeft gehanteerd, is van betekenis dat geen wapen is aangetroffen. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat uit het aantreffen van scherpe munitie (een kogel en huls) op de plaats delict niet zonder meer kan worden afgeleid dat verdachte een vuurwapen heeft gehanteerd. Door het ontbreken van technisch onderzoek zijn er immers geen bewijsmiddelen die de gevonden kogel en huls in verband met de verdachte of het door hem gebruikte wapen brengen.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat door de verdachte met een vuurwapen is geschoten. Dit betekent dat de verdachte van de feiten 1 en 2, primair en subsidiair moet worden vrijgesproken.
Feiten 1 en 2, meer subsidiair
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Standpunt verdediging
De verdediging concludeert tot vrijspraak, aangezien niet bewezen kan worden dat het door de verdachte gebruikte wapen leek op een “pistool (kaliber .22)”.
Beoordeling
Bij de bespreking van de feiten 1 en 2, primair en subsidiar is reeds geoordeeld dat niet kan worden bewezen dat verdachte een vuurwapen heeft gehanteerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een alarmpistool had dat was voorzien van een loop.
[getuige1] heeft bij de politie verklaard dat ze zag dat de jongen die bij [slachtoffer1] stond een zilver glinsterend ding in zijn handen had. Ze zag dat hij wild om zich heen aan het draaien was. Ze verklaarde dat ze zag dat hij dat ding richtte naar iedereen die om hem heen stond en dat iedereen een stapje achteruit deed. Ze hoorde dat er 1 keer geschoten werd.
[slachtoffer1] heeft bij de politie verklaard dat zijn maten A. [slachtoffer3] en M.L.M. [slachtoffer2] op een gegeven moment op hem en de verdachte af kwamen lopen en dat verdachte, toen hij hen zag, heeft geschoten.
[slachtoffer2] heeft bij politie verklaard dat [slachtoffer3] tegen hem zei: ‘kijk uit hij heeft een pistool’. Hij zag daarop dat een van de jongens, die om [slachtoffer1] heen stonden, een pistool in zijn handen had en lopend hun kant op kwam. [slachtoffer2] heeft voorts bij de politie verklaard dat het wapen een loop had en dat hij in die loop kon kijken.
[getuige2] heeft bij de politie verklaard dat één van de aanwezige jongens, terwijl die jongen een pistool uit een zakje tevoorschijn haalde, zei: ‘jullie moeten ophouden anders krijg je deze’.
Verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij verhaal ging halen bij [slachtoffer1] en woorden met hem kreeg. Hij haalde een alarmpistool tevoorschijn toen twee mannen aan kwamen rennen en heeft vervolgens in de lucht geschoten om hen ‘af te bluffen’.Voorts heeft verdachte verklaard dat het voor omstanders niet zichtbaar was of het om een vuurwapen ging of om een alarmpistool.
De rechtbank acht, gezien bovenstaande getuigenverklaringen, bewezen dat het door verdachte gehanteerde wapen leek op een pistool.
De rechtbank acht gezien het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feiten 1 en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
meer subsidiair:
hij op 24 april 2011 in de gemeente Wijchen Chr. [slachtoffer1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend een pistool
althans een daarop gelijkend wapen die [slachtoffer1] heeft getoond en voorgehouden en
(daarbij) voornoemde [slachtoffer1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "jullie
moeten ophouden, anders krijg je deze" (waarbij hij -verdachte- voornoemd
pistool uit een zakje/tasje haalde),
2.
meer subsidiair:
hij op 24 april 2011 in de gemeente Wijchen M.L.M. [slachtoffer2]
en A. [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door opzettelijk dreigend een pistool althans een daarop gelijkend wapen heeft getoond,
voorgehouden aan die [slachtoffer2] en [slachtoffer3] en eenmaal, voornoemd (vuur)wapen al dan niet (schuin) in de lucht
heeft afgevuurd;
Feit 3
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om vrijspraak, aangezien niet precies te achterhalen valt wat voor soort wapen het was en tot welke categorie dit behoorde. Het zou immers ook een wapen kunnen zijn dat in categorie I valt en deze categorie is niet tenlastegelegd.
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor bij de bespreking van de feiten 1 en 2 reeds overwogen dat niet kan worden bewezen dat het door verdachte gehanteerde wapen een vuurwapen is.
Er is geen bewijs dat verdachte de op de plaats delict aangetroffen scherpe munitie (patroon en huls) voorhanden heeft gehad.
Verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij een alarmpistool had dat hij met een gaspatroon had geladen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet kan worden bewezen dat het door verdachte gehanteerde wapen een wapen is als bedoeld in artikel 2 onder lid 1 categorie II van de Wet Wapens en Munitie zoals tenlastegelegd.
Evenmin kan worden bewezen dat het door de verdachte in het alarmpistool gebruikte gaspatroon, munitie is in de zin van artikel 2 tweede lid categorie II onder 1 of categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder 3 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt zij de verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van parketnummer 05/701111-11
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder tenlastegelegde feit heeft begaan. Er kan weliswaar niet bewezen worden dat verdachte zelf geweld heeft gepleegd, maar verdachte maakte deel uit van de groep, heeft de groep niet tegengehouden en heeft zich niet gedistantieerd.
Standpunt verdediging
De verdediging concludeert tot vrijspraak. De maatstaf voor openlijke geweldpleging is niet ‘het zich niet distantiëren’, verdachte moet daarvoor meer hebben gedaan. Uit de bewijsmiddelen blijkt dit niet.
Beoordeling
Strafbaarheid ter zake van het openlijk en in vereniging geweld plegen kan slechts intreden indien sprake is van bewuste samenwerking. Aan die samenwerking, resulterend in een gezamenlijk bewerkstelligde openlijke geweldpleging moet een voldoende wezenlijke bijdrage zijn geleverd. Deze bijdrage hoeft zelf niet van gewelddadige aard te zijn.
De enkele omstandigheid dat verdachte in de groep aanwezig was en zich niet distantieerde is onvoldoende en kan niet worden aangemerkt als een wezenlijke bijdrage. Dat verdachte zelf geweld heeft gepleegd of op een andere wijze heeft bijgedragen aan de openlijke geweldpleging is niet vast komen te staan.
De rechtbank is derhalve, met de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/700744-11
Ten aanzien van feit 1:
‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’
Ten aanzien van feit 2:
‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 17 juni 2011; en
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland Adviesunit Arhem-Nijmegen, gedateerd 4 juli 2011, betreffende verdachte.
Standpunt officier van justitie
Ter zake van het onder parketnummer 05/700744-11 feit 1 meer subsidiair, feit 2 primair en feit 3 en het onder parketnummer 05/701111-11 tenlastegelegde feit, heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft om vrijspraak verzocht, aangezien niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Beoordeling
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft drie mannen bedreigd met de dood. Hij heeft hen met een op een vuurwapen gelijkend wapen bedreigd, waarvan zij aanvankelijk wisten, noch konden weten dat dit wapen niet echt was. Dat verdachte in deze situatie terecht is gekomen valt alleen hem zelf te verwijten, hij ging immers verhaal ging halen. Van bedreiging met een pistool ondervinden de slachtoffers, naar de ervaring leert, vaak nog lang psychische last. Hij heeft dit wapen bovendien ’s nachts afgevuurd terwijl hij zich in een woonwijk bevond. Een dergelijk gewelddadig optreden op straat is schokkend voor ooggetuigen en versterkt de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid. Dit is een ernstig feit en de rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die deze feiten voor zijn slachtoffers zouden kunnen hebben.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt voorts dat verdachte al eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Verdachte heeft voor een geweldsdelict in het verleden een PIJ-maatregel opgelegd gekregen. Verdachte heeft zich, ondanks deze maatregel, wederom schuldig gemaakt aan een geweldsdelict. In het reclasseringsrapport staat beschreven dat er bij verdachte sprake is van een delictpatroon en van het ernstiger worden van het delictgedrag. De rechtbank acht het van belang de verdachte middels een voorwaarlijke straf ervan te weerhouden om in de toekomst (gewelds)delicten te plegen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels voorwaardelijke gevangenisstraf geboden is.
Gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de voorlopige hechtenis opheffen met ingang van de dag waarop deze straf gelijk is aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij M.L.M. [slachtoffer2] (ten aanzien van parketnummer 05/700744-11 feit 2) vordert een bedrag van € 1.550,- aan immateriële schadevergoeding.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij M.L.M. [slachtoffer2] tot een bedrag van € 1.550,- en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij. De vordering gaat er immers van uit dat er met scherpe munitie is geschoten. Daarnaast is er geen nader onderzoek naar de immateriële schade van de benadeelde partij geweest.
Beoordeling
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vordering van M.L.M. [slachtoffer2] als volgt. [slachtoffer2] stelt dat hij door het delict slecht slaapt en concentratie problemen heeft. Hij vordert een immateriële schadevergoeding van € 1.550,- op basis van een zijns inziens vergelijkbare uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank acht deze uitspraak niet vergelijkbaar met onderhavige zaak. Niet bewezen is dat met scherpe munitie is geschoten en evenmin dat gericht is geschoten. Dat [slachtoffer2] geschrokken is acht de rechtbank aannemelijk, [slachtoffer2] wist aanvankelijk immers niet dat het pistool niet echt was. Bovendien leert de ervaring dat slachtoffers van een dergelijke bedreiging psychische last daarvan kunnen hebben.
Aan de benadeelde partij is door het (ten aanzien van parketnummer 05/700744-11 onder feit 2 meer subsidiair) bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet uit vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burger¬lijk Wetboek, is voldaan. De recht¬bank stelt de schade naar maatstaven van billijkheid vast op € 300,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Het overige deel van de vordering ter zake vergoeding van immateriële schade zal de rechtbank afwijzen, omdat niet is gebleken dat de benadeelde meer dan het toe te wijzen bedrag aan schade heeft geleden.
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Voor de toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van ten aanzien van de onder parketnummer 05/700744-11 de onder 1 en 2 primair en subsidiair en 3 tenlastegelegde feiten en ten aanzien van het onder parketnummer 05/701111-11 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 4 (vier) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij M.L.M. [slachtoffer2] (ten aanzien van parketnummer 05/700744-11 feit 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan M.L.M. [slachtoffer2], wonende te Wijchen, te betalen € 300,- (zegge driehonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Maatregel van schadevergoeding ad € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer M.L.M. [slachtoffer2], wonende te Wijchen, te betalen € 300,-, (zegge driehonderd euro), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 (zes) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door mrs. H.P.M. Kester-Bik, voorzitter, N.K. van den Dungen-Dijkstra, en J.M.J.M. Doon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C.E. Marechal, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 augustus 2011.